Brabantse Turfmarkt 95-97 www.achterdegevelsvandelft.nl

Vanouds genaamd De Grote Spiegel

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

In 1860 is de Brabantse Turfmarkt gedempt en de brug op de overgang naar de Burgwal afgebroken. Deze brug heette eeuwenlang ‘Spiegels Brugge’ en was vernoemd naar het oorspronkelijke huis ertegenover, genaamd De Grote Spiegel, ook wel De Grote Gekroonde Spiegel. Ernaast aan de linkerzijde stond het huis De Kleine Spiegel en aan de andere zijde het huis De Gekroonde Spiegel of kortweg Spiegel. Ooit waren die drie huizen samen een groot spiegel-paleis.
Het huidige pand Brabantse Turfmarkt 95-97, waarin nu een drogisterij en een uitzendbureau zijn gevestigd, werd vroeger ook wel beschouwd als het eind van de Jacob Gerritstraat. De winkel werd in de negentiende eeuw ‘Het Scheepje’ genoemd. Nog steeds prijkt er een in houtsnijwerk uitgevoerd schip boven de winkelingang. In 1598 is van De Grote Spiegel het achterhuis afgesplitst, maar later in 1728 werd dit weer met het pand samengevoegd.


De Spiegelbrug op de Kaart Figuratief van circa 1675. Wie goed kijkt ziet bij het huis daartegenover twee zijvleugeltjes aan de voorzijde van het dak.

Het huis op de oudste kadasterkaart van 1825, genummerd D 281. Kort daarna zou het een hele nieuwe gevel krijgen.

De tabakwerkplaats op het achtererf in de Kromstraat bij de kadasteropmeting in 1866. Een gevelsteen geeft overigens als bouwjaar van het nieuwe pand 1876.

In 1925 wordt zowel een stuk van de achteraanbouw van het buurhuis als het achterste deel van de werkplaats aan de Kromstraat gesloopt zodat er een overzichtelijker achtererf ontstaat.

Verdwaald kapspant
Dit Rijksmonument is in 1831 verhoogd, blijkt uit een gevelsteen in de voorgevel. Het huis kreeg toen zijn huidige lijstgevel met vlakke pilasters en fraaie kapitelen. De onderpui heeft een kleine roedeverdeling en gesneden bovenlicht. Bij de verhoging is de oorspronkelijke kap verdwenen maar in de linker zijgevel werd een ingemetselde kapspant aangetroffen. Dat moet bij een dwarskap hebben behoord die op de Kaart Figuratief hier nog te zien is. Die kapspant deed bouwhistoricus Wim Weve vermoeden dat het huis oorspronkelijk een kap heeft gehad evenwijdig aan de straat, die een geheel was met de kap boven het huis “De Kleine Spiegel” ernaast. Dat lijkt bevestigd te worden door de afbeelding van het huis op een andere, niet helder gedateerde, 17e-eeuwse stadsplattegrond uit de stedenatlassen van Blaeu en De Wit. Inderdaad blijken de Kleine en Grote Spiegel in de eerste helft van de 16e eeuw samen ooit een geheel geweest. Ook Jacob Gerritstraat 1, destijds De Gekroonde Spiegel, heeft tot 1608 nog deel uitgemaakt van dit uitzonderlijk grote pand.

Dubbele balkconsole
In dit huis is op de verdieping achter een verlaagd plafond een dubbele balkconsole uit de 16e eeuw aangetroffen dat alle verbouwingen overleefde. Het bestaat uit een natuurstenen console en daarop een tweede, houten console waarop zware eiken balken rusten. Natuursteen beschermt de balk tegen optrekkend vocht, maar was in ons land kostbaar.

Zevengetijdenmeester
Het oorspronkelijke grote huis dateert waarschijnlijk nog van voor de stadsbrand van 1536. De oudst bekende bewoners zijn meester Cornelis Arentsz en zijn eerste vrouw, Margaretha Sasbouts Sasbout. Zij overlijdt in 1520 in De Grote Spiegel. Boitet vermeldt mr Cornelis vanaf 1526 als schepen “in De Spiegel”. Bij de heffing van de tiende penning in 1543 (een huizenbelasting) moet mr Cornelis drie pond betalen, in die tijd een forse aanslag. In 1598 telt het huis wel negen haardsteden. Mr Cornelis heeft een licentiaat in beide rechten en trouwt driemaal, steeds met een burgemeestersdochter. Hij is onder meer stadssecretaris van Delft en meester van de Zevengetijden in de Nieuwe Kerk: beheerder van kerkelijke goederen. Hij stamt uit het regentengeslacht Sasbout maar gaat de naam Van der Dussen van zijn eerste schoonmoeder Machteld voeren. In 1559 verkoopt de familie Van der Dussen het grote huis in twee delen: de Grote en de Kleine Spiegel. Dat laatste deel staat bij de heffing van de Tiende Penning in 1556 al genoteerd als apart verhuurd.


Cornelis Aerentsz van der Dussen (1481-1556), afgebeeld als stadssecretaris, zoals te zien is aan de inscriptie op de brief in zijn hand. Copie naar Jan van Scorel, ca.1555 – 1570. (Rijksmuseum)

Maria van der Dussen (1536-1591) is hier 24 jaar. (Museum Prinsenhof, bruikleen van de familie Van der Goes van Naters)

Huidig aangezicht Brabantse Turfmarkt 95-97.


Op dit recente bovenaanzicht is te zien hoe diep het pand is ten opzichte van de buurhuizen. Ook is achter bij de boom de vroeger bijbehorende voormalige sigarenfabriek/tabakspakhuis aan de Kromstraat zichtbaar.


De eerste steen gelegd voor de nieuwe gevel in 1831.


Op de plattegrond uit de Stedenatlas van Blaeu heeft het huis een heel andere vorm dan op de Kaart Figuratief. Het lijkt de situatie weer te geven voordat het huis in drie of vier delen werd opgesplitst. De atlas is uitgegeven in 1652, maar wanneer de kaart getekend is, is onbekend.










Dubbele, deels afgehakte, hardstenen console uit de 16e eeuw die een van de zware eiken moerbalken op de eerste verdieping ondersteunt, provisorisch versterkt met stalen balken. (Foto Gertjan van der Harst)
Rekenmeester bij de Rekenkamer
De Grote Spiegel komt vervolgens in handen van zijn schoonzoon Pieter Adriaensz van der Goes, baljuw-dijkgraaf van Delfland. Van der Goes schopt het tot raadsheer en rekenmeester bij de Rekenkamer van Holland. Hij verhuist naar Den Haag en verkoopt het huis in 1559. 
Van der Goes zamelt in 1572 op last van Willem van Oranje geld in voor de Opstand tegen Spanje. Opmerkelijk, want zijn broer Christiaen staat bekend als ketterjager en liet als schout op 23 juli 1568 de uitgever mr Herman Schinkel onthoofden. En Pieters echtgenote, Maria van der Dussen, komt uit een familie die katholiek blijft. 
De nieuwe eigenaar, Maerten Barthelmeesz, verkoopt De Grote Spiegel in 1566 door aan zijn broer Barthelmees van der Swan. Barthelmees is brouwer in brouwerij ‘t Hoeffijsser (zie Voorstraat 22). Hij is getrouwd met Aeltgen, dochter van Aem Heyndriksz van der Burgh, een succesvol koopman in graan, kaas en wijn. 
In 1569 heeft Maerten nog steeds 1300 gulden niet afgelost aan Van der Goes. Die laat het er niet bij zitten. Van der Goes legt beslag op De Grote Spiegel en laat het veilen.

Gecommitteerde voor de victualie
Koper wordt Adriaen Fyck, een aangetrouwde neef van Van der Goes. Fijck is getrouwd met Geertgen van der Burgh, zuster van de zojuist genoemde Aeltgen. De huwelijksvoorwaarden vermelden dat Fijck 2200 carolusgulden inbrengt en Geertgen 1900. Hij is pachter van de impost. “Overmidts de groote sterfte” tijdens de pestepidemie van 1557 schiet Fijck er bij het innen van de accijns zeshonderd gulden bij in, die de Staten van Holland hem kwijtschelden.
In 1572, tijdens de Opstand, stellen de Staten een soort distributiesysteem in. Fijck wordt aangesteld als “gecommitteerde voor de victualie in Delft” om boter, kaas, haring en zoute vis op grote schaal op te kopen. Later stelt de stad Fijck aan als collecteur van de wijnimpost. In 1579 is zijn vrouw Geertgen mede-erfgenaam van haar grootvader Laurens Pietersz van Spangen, een rijke kaashandelaar uit ’t Woudt.

Raad van de prins van Oranje
De nieuwe eigenaar annex bewoner in 1576, mr Cornelis Coninck, komt uit Dordrecht en legde in 1565 de poortereed af in Delft. Bij zijn huwelijk brengt hij 10.000 carolusgulden in en zijn bruid, jonkvrouwe Elisabeth Dircks Scheveling, ruim 8.200 carolusgulden. Coninck wordt hier regent van het weeshuis, burgemeester en raadsheer van de prins van Oranje. De Staten van Holland benoemen hem in 1574 tot curator van de op te richten Leidse Hogeschool.
Kort na zijn aankoop krijgt Coninck gedoe met zijn buurman korendrager Gerrit Cornelisz. die zijn huis heeft uitgebouwd. Het gerecht bepaalt dat Gerrit de goot van Coninck moet openen om het water van zijn bottelrie te kunnen afvoeren en Gerrit wordt veroordeeld in de kosten van de erfscheiding.
Kort na Conincks dood in 1583 verkoopt de schatrijke Elisabeth (met haar voogd) De Grote Spiegel en koopt zij een groot zaalhuis aan de Oude Delft (zie Oude Delft 197) om daar te gaan wonen.

Pieter van der Goes (1533-1590) op 27-jarige leeftijd. Schilder onbekend. Museum Prinsenhof, Delft , bruikleen Familiearchief Van der Goes van Naters


Adriaen Fijck had tijdens de Opstand tot taak om te zorgen voor de voedselvoorziening in oorlogstijd. Op deze gravure gemaakt in Antwerpen en uitgegeven door Willem van Haecht zijn boeren druk bezig de oogst in veiligheid te brengen voor de troepen eraan komen. (Rijksmuseum)



Diplomaat
De nieuwe eigenaar, mr Nicolaes Bruyninck (Brunynck) komt uit Tongeren (prinsbisdom Luik), was koopman te La Rochelle en is sinds 1570 eerste secretaris en raadsheer van Willem van Oranje; later van Maurits en diens stiefmoeder Louise de Coligny. Vanaf 1593 woont hij in Den Haag, maar voordien waarschijnlijk in De Grote Spiegel, een pand van redelijke allure voor de entourage van de Prins.
Bruyninck voert diverse diplomatieke missies uit, onder meer naar de beoogde landsheer Anjou en in 1599 naar het Duitse leger bij Emmerik. Op weg daarheen rijdt Van Oldenbarnevelt zelf mee in de koetsen tot de Bommelerwaard, waar nog haastig overlegd wordt met Maurits. Deze missie is de eerste, zij het mislukte poging van de jonge Republiek om de alliantie met Frankrijk en Engeland (1596) uit te breiden met de Duitse buren. De brieven waarin Bruyninck rapporteert aan Maurits, Van Oldenbarnevelt en de Staten-Generaal zijn bewaard gebleven.

Dunbierverkoper
In 1589 koopt Nicolaes Pietersz Outgelt De Grote Spiegel en krijgt hij toestemming om een pothuis aan zijn woning te laten bouwen. Outgelt is dunbierverkoper. Dat is geen topbaan maar Outgelt is niet bepaald arm. Hij woont riant, verhuurt vijf huizen in de Cromstraetsteegh (Kromstraat) en drie huisjes in de Hopstraat en heeft tuinen bij de Buitenwatersloot.

Opdeling
Outgelt verkoopt in 1598 het voorste gedeelte van De Grote Spiegel aan Dirck van Milligen. Outgelt en zijn vrouw, Martijntje Victor Bloemendochter, hebben geen kinderen en blijven in het achterhuis wonen. [Lees wat er tot 1728 met het achterhuis gebeurt.]
Van Milligen is kramer van beroep en zoon van garentwijnder Hendrick van Milligen, die twee huizen terug op de Turfmarkt woont in ‘De Twijnmolen’.
In 1605 koopt Abraham Thuijs van den Spoeij het huis. Hij komt uit Belle in Frans-Vlaanderen en is diamantsnijder, later lakenkoper. De diamantindustrie komt hier op gang na de val van Antwerpen (1585) tijdens de Opstand.
In 1608 koopt notaris Arent van Bolgerstein het rechter deel van het huis, nu Jacob Gerritstraat 1, dat verder door het leven gaat als De Gekroonde Spiegel.

Verzoek van Willem van Oranje om secretaris Brunynck van konvooischepen te voorzien voor zijn reis naar Duitsland via Emden, 27 september 1574. Koninklijk Huisarchief Den Haag.


Aan de binnenzijde van de voorgevel zit nog een 16e eeuwse houten muurstijl met daarboven de resten van een eiken balk die daar ooit op rustte. Het toont dat de gevel uit 1831 slechts een nieuwe façade is van een veel ouder pand. (Foto Gertjan van der Harst)
Toubackvercopers
In 1629 betrekt collega notaris Andries Bogaert met zijn vrouw Agneta van der Buijs en eerste kind het overbleven deel van De Grote Spiegel. Na tien jaar verhuizen zij naar de Markt.
Daarna treffen we hier tabakkoper Georgius (Joris) Turvell uit Leiden en zijn vrouw Maria van der Walle. Benjamin (de) Coo, zoon uit Maria’s eerste huwelijk, erft in 1661 van hen het huis. Ook hij is tabakverkoper.

Manufacturiers
Via meesterplateelbakker Jacob de Lang(u)e komt De Grote Spiegel vervolgens in het einde van de 17e-eeuw aan Leendert van Bijstervelt. In de transportakte (1694) vermeldt notaris Adriaen Leeuwenhoeck dat Van Bijstervelt zeshonderd gulden leent van (de bekende) Anthonij van Leeuwenhouck om een hypotheek van duizend gulden rond te krijgen. Van Bijstervelt drijft met zijn vrouw Annetje Moraert een winkel in De Grote Spiegel. Hun zoon Johannes, winkelier en handelaar in manufacturen, erft als enig kind de zaak. Met Cornelia van Tricht krijgt hij vier kinderen van wie alleen Rusje volwassen wordt. Zij trouwt met een predikant in De Lier en overlijdt kort daarna. 
Zakelijk gaat het beter met Van Bijstervelt. Hij betaalt contant 1600 gulden voor een huis op de zuidwesthoek van de Jacob Gerritstraat en de Kromstraat. Even later koopt hij van zijn zwager Cornelis Rotshoeck nog een huis in de Wijnstraat (Wijnhaven) om daar te gaan wonen. De manufacturenzaak doet hij over aan zijn neef Bartholomeus Verbrugge. Na zijn overlijden (1744) laat Van Bijsterveld een vermogen na van zo’n 114.000 gulden.

Lakenkoopman zoekt het breed
Neef Bartholomeus steekt zich voor 21.000 gulden in de schulden om de winkelwaren van zijn oom over te nemen. Dit belet hem niet om bovendien het achterhuis van De Grote Spiegel te kopen. Zijn moeder Elisabeth van Trigt had daarvoor al in 1720 het naastliggende huis De Gekroonde Spiegel gekocht, wat hij later zou erven. Daarmee komen verschillende delen van het oorspronkelijke huis weer in éen hand, en wordt de huisnaam ook wel ‘De Spiegels’.
Bartholomeus trouwt met Catharina van der Cool. In het impostregister (1749) staat zijn beroep omschreven als: coopman in laken en andere stuk goederen. Zij hebben dan twee dienstbodes, drie thuiswonende kinderen en hij “weijd 6 Ossen”. Zijn moeder dreef in het pand daarnaast met een meid een winkel, waarschijnlijk ook in de textiel. Bartholomeus’ zoon Willem is arts en ontpopt zich tot een fervente oranjeklant. Als burgemeester moet hij tijdens de revolte van 1787 tijdelijk plaatsmaken voor een patriot.

Lakenkoopman Cornelis Verbrugge liet zich in 1773 schilderen door Hieronymus Lapis met zijn vrouw Adriana van Staveren, hond en dochters Catharina en Wilhelmina in een zogenoemde “Oosterse kamer” met Chinese lantaarns op de schoorsteenmantel en porseleine vogels ernaast. De jongste dochter zit achter een spinet, met achter haar een goudleer-behang en spiegels voor de lichtweerkaatsing. Plaats van handeling blijkt de kamer beneden in het achterhuis, nu het winkelmagazijn, waar de groene schouw nog steeds deels aanwezig is, (Collectie Rijks Cultureel Erfgoed)

Een tabakskerver met een vrouw die hem zijn pijp aanreikt, geschilderd door Werner Jacobsz van den Valckert, begin 17e eeuw. Privé collectie.


Bovenin een groot trappenhuis zit een fraaie lichtkoepel, waarin een gebrandschilderde engel waakt over de bewoners. (Foto’s Gertjan van der Harst)

Gouverneur van de saay- en carsaayhal
Cornelis Verbrugge, de jongste zoon, erft bij de boedelscheiding in 1755 De Spiegels. In 1770 koopt Cornelis bovendien van zijn vader voor 650 gulden De Spiegel. Cornelis is kwartiermeester, kapitein van de schutterij en gouverneur van de ‘saay en carsaayhal’. De kwakkelende textielsector leeft wat op door de vraag naar uniformen voor het toenemend aantal militairen in Delft.
Na het overlijden van Cornelis verkoopt zijn weduwe, Adriana van Staveren, De Grote Spiegel (en later ook De Spiegel) aan Arnold Schoncken. De naastliggende Gekroonde Spiegel wordt bij die gelegenheid apart verkocht.

De Saayhal in Delft waar Cornelis Verbrugge eind 18e eeuw gouverneur was, was gevestigd in het
voorgebouw van het Prinsenhof.

Vrijcorpser
Schoncken komt uit Rotterdam, waar hij als adelborst in een burgercompagnie op zaterdag 3 april 1784 een gewelddadig treffen heeft met oranjeklanten. Schoncken is koopman en tijdens de Bataafse Republiek schepen in Delft. Na de uitgifte van voorlopig stadspapiergeld om de soldij van de Franse troepen te betalen wordt hij medio 1795 belast met de inwisseling van het Franse papiergeld (assignaten) in de dorpen rond Delft. Schoncken overlijdt op het eind van de Franse overheersing (1813), als conseiller municipal, gemeenteraadslid dus.
In 1814 vestigen zich in het pand de gebroeders Lippmann uit het (Duitse) Münsterland, kooplieden in manufacturen en winkelier.


Gewelddadig treffen tussen de Negende Burgercompagnie en Orangisten in de Prinsenstraat te Rotterdam in de avond van 3 op 4 april 1784. (Ets, Rijksmuseum)
Het Scheepje
In 1852 komen Cornelis Schilte, Adriana Zeegers en hun eerste drie kinderen hier wonen. Zij openen een winkel, genaamd Het Scheepje, waar tabak, snuif, koffie en thee over de toonbank gaat. Cornelis en zijn zoon Cornelis Johannes richten de firma C. Schilte & Co op. Hun tabaks- en sigarenfabriek zit aanvankelijk naast het winkelpand, in De Spiegel. In 1861 wordt er onder toezicht van de brandmeester een eest geplaatst voor het drogen van tabak. Het erf van het winkelpand grenst aan een perceel in de Kromstraat. Cornelis laat daar het belendende huis afbreken om er een pakhuis te bouwen (huidig Kromstraat 33, zie daar). In 1874 koopt Cornelis nog drie panden in de Kromstraat (nummer 11-15) en vestigt er een sigarenfabriek met pakhuis.

Op- en ondergang van de sigarenhandel
Cornelis en Adriana verhuizen in 1879. Adriana overlijdt in 1884. Bij de boedelscheiding blijkt het gemeenschappelijk vermogen ruim 600.000 gulden te bedragen. Zoon Cornelis Johannes blijft hier wonen. Met zijn broer Marinus zet hij in 1885 de firma C. Schilte & Co voort. Cornelis Johannes krijgt in 1893 de volledige eigendom van het complex Turfmarkt/Kromstraat (380 m2). In 1908 draagt hij de zaak over aan zijn zoon Pieter Josephus. Die laat het pand gedeeltelijk vernieuwen. Er komen een nieuwe onderpui, een toegangsportaal, trappen en een zolderverdieping. In 1925 ziet Schilte kans om een deel van het achterhuis van de kledingzaak ernaast (nr 93) te kopen om de fabriek op het achtererf her in te richten. Tot de Tweede Wereldoorlog blijft de handelsnaam Het Scheepje; later wordt het Clipper. Schilte geeft tussen 1922 en 1932 bekende reclamealbums uit, geschreven door Cas van Son. Daarnaast is Schilte kerkmeester van de St Jozefkerk. In 1937 is de zaak omgezet in een naamloze vennootschap.


Het Scheepje in het bovenlicht boven de voordeur.
De koffietoevoer stagneert in de Tweede Wereldoorlog. Delftsche Courant ,17 mrt 1941.

Electrische Koffiebranderij en Theehandel
Na de oorlog bloeit de verkoop van koffie en thee aan winkeliers en horeca weer op. Herman Schilte is dan eigenaar van de koffiebranderij en theepakkerij. Het kantoor blijft gevestigd aan de Brabantse Turfmarkt Zijn broer Frits is hoofd verkoop en onder meer Piet Kneteman en Jan de Roon zijn vertegenwoordigers van de zaak. In 1980 wordt de zaak opgeheven.

Na een architectenbureau zijn er tegenwoordig een drogisterij en een uitzendbureau op dit adres gevestigd. In 1990 ondergaan pui en interieur van het pand een wijziging en in 1993 wordt het kantoor uitgebreid.


De Brabantse Turfmarkt in 1914.

Sigarenmaker Mokveld haalt gouden jubileum. Haagsche Courant, 7 aug 1900.


Detail van het stucplafond in het interieur. Foto Gerard Drukker, Rijksdienst Cultureel Erfgoed, aug 1971.

Piet Kneteman was vertegenwoordiger van Schilte.

Overlijdensbericht van Adriana van Staveren. Rotterdamsche Courant, 21 april 1804.


Arnoldus Schoncken, vermeld in het Naamregister der leeden van het provinciaal bestuur, en verdere representanten en committés (1796, p.27).


Een assignaat van 15 sol. Met dit soort Frans papiergeld moest Schoncken de legering van Franse troepen zien te betalen bij boeren in de omgeving.


In 1883 krijgt Schilte octrooi voor handelsmerk 'Het Scheepje'. Delftsche Courant, 3 aug 1883.


Zo zag een tabakszak van Schilte er uit.


Het pakhuis dat Schilte in 1876 liet bouwen staat er nog: Kromstraat 33.


Bijna een halve eeuw geleden zat hier een architectenbureau. Het Vrije Volk, 11 mei 1974.
Wim van Veen
(met dank aan Kees van der Wiel)
 
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Brabantse Turfmarkt 95-97
Geplaatst: 13 maart 2020 / Laatste wijziging: 25 februari 2023  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft