Brabantse Turfmarkt 95-97 www.achterdegevelsvandelft.nl
Het achterhuis van De Grote Spiegel van 1598 tot 1728

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

In 1598 verkocht de toenmalige eigenaar, Nicolaes Pietersz Outgelt, het voorste gedeelte van De Grote Spiegel. Outgelt en zijn vrouw, Martijntje Victor Bloemendochter, hadden geen kinderen en bleven zelf tot hun dood (1609) in het achterhuis wonen. Er bleef nog een ruim onderkomen over met vijf vuurplaatsen, een erf en tuin en een “vrije eigen gang” naar de Jacob Gerritstraat. Het strekte zich uit van de straat tot aan de tuin van Toucheijn Dircxz, die in de Cromstraetsteech woonde (huidig nummer 33). Dit achterste gedeelte van De Grote Spiegel heeft 130 jaar een zelfstandig bestaan geleid.

Nog meer scheidingsperikelen 
In 1610 kocht Pieter van Bleijswijck het achterhuis van de erfgenamen van Outgelt. In de koopakte wordt in detail ingegaan hoe het pand moest worden afgescheiden van het huis de Gekroonde Spiegel voor aan de straat, het huidige Jacob Gerritstraat 1, dat notaris Van Bolgerstein kort te voren had gekocht. Zo moest er voor gezamenlijk kosten een afscheiding getimmerd worden tussen de trap van dit achterhuis en de achterkeuken van De Gekroonde Spiegel en zou er ten allen tijde een goot vanaf het achterhuis over de turfzolder van dat huis blijven lopen, waarvan het water in een gezamenlijk regenbak zou uitmonden.

Stadsstraetmaker
Pieter van Bleijswijck was stadstimmerman: iemand die in opdracht of in dienst van de stad bouwactiviteiten verrichtte. De stadstimmerwerf bevond zich op het erf bij het stadsvondelingenhuis tussen de huidige Burgwal (toen Broerhuislaan) en Molslaan. Pieters vader Dirck Jansz en zijn schoonvader Cornelis Dircxz Muijs waren eveneens stadstimmerman. 
Delft had nog andere stadsmeesters in dienst, met soms wonderlijke functiebenamingen, zoals ‘stadsfabriek’ (stadsarchitect) en ’stadsdoorenbreyer’: met als taak de hagedoorn onder aan de stadswal om palen te leiden en ineen te vlechten tot een ondoordringbare heg ter verdediging van Delft.
Verder had je nog de stadsstratenmaker. Dat was de functie van de volgende bewoner, Willem Bartelmeesz van Gils. Zijn vader en broer Jan waren eveneens stratenmaker. Willem was getrouwd met Magdaleentge Jacobs. Kort na haar dood deed Van Gils het achterhuis over aan Jan Isaacksz van der Wel.


Dr Jan van der Wel staat links van de stadsanatoom, de centrale figuur, afgebeeld op deze anatomische les, geschilderd door Pieter en Michiel van Mierevelt, 1617. Zijn zwager Assuerus van Moerkercken is in de linkerbovenhoek te zien als derde van links. Jans broer Dirck van der Well, chirurgijn aan het gasthuis, staat op de achterste rij als tweede van rechts. Collectie Museum Het Prinsenhof.
Stadsgeneesheer
Van der Wel kwam uit een brouwersfamilie en was zelf stadsgeneesheer. Voor honderd gulden per jaar en vrijstelling van belastingen en inkwartiering verplichtte hij zich “den schamele burgers en inwoners, zoowel als den rijken en vermogenden behulpelijk (te) wezen en dienen met hun kunst en experience in de medicijnen”. Per visite kreeg hij van stadswege zes stuivers. Onvermogende patiënten kregen gratis behandeling. Van der Wel trouwde in 1621 met de burgemeestersdochter Petronella Jacobs van Moerkercken, zijn achternicht. Zij was ‘moeder’ van het Oude Mannen- en Vrouwenhuis en overleefde haar man en enig kind.

Turftonsters op de Brabantse Turfmarkt afgebeeld op de prent ‘Hael turf’ van de Delftse schilder Leonard Bramer, ca. 1650. Prentenkabinet Universiteit Leiden.


De hoofdingang van de stadstimmerwerf was een poort aan de Broerhuislaan tussen de Stadsleenbank en het huis waar vanaf 1646 de stadsfabriek woonde. Gravure van Leon Schenk. Stadsarchief Delft.


Gevelsteen met het jaartal 1665 die mogelijk hoorde bij de stadstimmerwerf. Nu ingemetseld in de tuinmuur van Oude Delft 132
Lakenbereider
Petronella’s erfgenamen verkochten het achterhuis aan lakenbereider (lakenreder, drapier) Hendrick Florisz Gouwerack, alias Goutdracht. In 1623 was Hendricks vrouw Adriaentgen Aelbrechts overleden. Haar puberdochters Maria en Hester erfden toen elk tweehonderd carolusgulden, die zouden worden uitbetaald bij meerderjarigheid of huwelijk. Hendrick hertrouwde met Elijsabeth Robbrechts van Schilperoort, weduwe van lakenbereider Cornelis Cornelisz van Moerkercken de jonge (een neef van de eerder genoemde Petronella van Moerkercken). Elijsabeth trok met haar twee kinderen in bij Hendrick en zijn dochters Maria en Hester Gouwerack. Toen Hendrick stierf (1638) verkocht Elijsabeth het achterhuis.


Notariskantoor, geschilderd door Jan Wouters Stap, 1629. Rijksmuseum.
Notaris
De nieuwe eigenaar, Guilliaem (Guillaume) de Graeff, kwam uit Gent en was in 1605 als poorter van Delft beëdigd. Zijn gelijknamige vader was brouwer in De Roode Leeuw aan de westzijde van de Oude Delft. Zelf was Guilliaem lange tijd notaris; twee maanden voor zijn dood (1648) vierde hij het 25-jarig ambtsjubileum. Zijn vrouw Annetgen kwam van bij de Zuidpoort, waar haar vader, Adriaen Clementsz Overschie, bakker annex korenkoper was. Annetgen overleed in het kraambed, na de geboorte van Volckgen, hun derde kind.
Guilliaem hertrouwde met Elisabeth Joris Roscam. Zij was opgegroeid in ‘De Roscam’ aan de Oude Delft (nr 74, nu hotel), de brouwerij die de schilder/brouwer Jan Steen later met weinig succes zou uitbaten. Elisabeth Roscam was weduwe van zilversmid Hans Jaspersz Mesch, telg uit een Zuid-Nederlandse migrantenfamilie die veel edelsmeden en plateelschilders voortbracht.

Een lakenbereider in zijn werkplaats. Uit 100 verbeeldingen van ambachten door Johannes en Caspar Luycken, 1694. De lakenbereider deed de eindbewerkingen van de wollen stoffen om ze zo fraai mogelijk in de markt te kunnen zetten.
Doctor in de medicine
Elisabeth Roscam en mede-erfgenamen van notaris De Graeff verkochten het achterhuis in 1655 aan haar schoondochter Barbara Cornelisz Rotteveel, die kort tevoren weduwe was geworden van Elisabeths zoon, notaris Sijmon Mesch. Barbara deed het achterhuis al na drie maanden met een kleine winst van de hand. Zij zou later op de hoek Korte Geer/Breestraat plateelbakkerij De Drie Klokken gaan bestieren, die haar zwager plateelbakker Joris Mesch voor haar had gekocht.
De volgende eigenaar, Jacob Thierens, was vernoemd naar zijn grootvader die “om der religie wille” uit Gent naar Delft was gevlucht. Thierens zelf was als arts door de Westindische Compagnie naar Brazilië gezonden en schepen van Mauritsstad (deel van het tegenwoordige Recife) geweest. Terug in Delft en voor de tweede keer weduwnaar trouwde hij in 1656 met de bemiddelde weduwe Catharina Arents van Lodesteijn. Zij betrokken het achterhuis, waar hij in 1664 overleed.
Thierens zoon uit zijn eerste huwelijk, Jan, was tot zijn trouwen (1663) in het achterhuis blijven wonen. In 1687 zou er een arrestatiebevel naar hem uitgaan wegens verdenking van fraude in zijn functie van veertigraad. Hij sloeg op de vlucht en raakte zijn baan kwijt.
Catharina van Lodesteijn verkocht het achterhuis in 1668 aan Levina van der Hulst, weduwe van Wilhem Claesz Brughman, zilversmid in De Crabbe op het Marktveld hoek Bonten Ossteegje. Bleef Levina daar wonen?


Portret van dr Jacob Jansz Thierens (1610-1664). Collectie Museum Het Prinsenhof, particuliere bruikleen.

Afbeelding van de van fraude verdachte Jan Jacobsz Thierens (1639-1708). Collectie Museum Prinsenhof.
Beiaardier-organist
In 1675 werd Dirck Scholl bewoner-eigenaar. Hij was in 1641 geboren in Den Briel, waar zijn vader, de klokkenist Jan Scholl, hem opleidde. Al op negentienjarige leeftijd werd Dirck organist en klokkenist in Arnhem. In 1664 kreeg Dirck in Delft een aanstelling als tweede klokkenist (naast Hendrick van Stroombergh, de organist van de Oude Kerk) en organist van de Nieuwe kerk. Hij verhuisde naar Delft en trouwde in Amsterdam met Johanna van Noordt, een dochter van Jacob van Noordt, die organist van de Oude kerk van Amsterdam was. Johanna van Noordt overleed zomer 1666, achttien jaar oud, bij haar schoonouders in Den Briel aan de pest.
Omdat daarna de herberg van Jan Scholl gemeden werd als de gelijknamige ziekte eiste hij van zijn zoon Dirck een schadevergoeding van honderd gulden. In 1678 hertrouwde Scholl in Den Haag met Jacoba van der Hek, die hem vier kinderen schonk. Als welgestelde Delftenaar betaalde hij zestien gulden familiegeld in 1679 en tien gulden in 1716.

Een vergeten Delftse musicus
Klokkenist Scholl speelde daarnaast viool, klavecimbel, bas, fluit, schalmei, staafspellen en leidde zangers. Hij was ook componist, genoot meer dan plaatselijke bekendheid en gaf advies over nieuwe orgels en carillons. Pas in 1687, na het overlijden van zijn collega Hendrik van Stroomberg, werd Dirck Scholl eerste klokkenist.
Zijn broer Cornelis Scholl, organist in Den Haag, werd nu in Delft benoemd als organist van de Oude Kerk en als tweede klokkenist. Als organist en klokkenist had Dirck Scholl een jaarinkomen van zevenhonderd gulden en als muziekmeester van het Fraterhuis veertig gulden. Daarbij kwam nog zo’n honderd gulden uit privélessen. Scholl bezat veel muziekinstrumenten, vier clavecimbels en twee ‘klokklavieren’, oefeninstrumenten voor het klokkenspel.
In 1722 kocht Scholl voor 3100 gulden het linkerbuurhuis (De Cleijne Spiegel) erbij. Mogelijk om ruimte te scheppen voor zijn oudste zuster Meijna, die weduwe was van notaris Reijnier de Neeff uit Den Briel. Meijna bracht bij haar broer haar laatste jaren door en overleed in 1728 op hoge leeftijd, een jaar na haar eveneens bejaarde broer. Dircks zoon Hubertus verkocht het achterhuis van De Grote Spiegel aan Bartholomeus Verbrugge en hield zelf De Cleijne Spiegel aan. Hij wordt gerekend tot de kennissenkring van de dichter Hubert Poot, die in zijn nadagen op de oosthoek van de Jacob Gerritstraat met de Oude Langendijk woonde. Poot maakte een lofdicht vol klassieke verwijzingen Op de Muzykoefening van Dirk Scholl.
In 1728 kocht Verbrugge ook het voorhuis en kwam De Grote Spiegel weer in éen hand.

Portret van Dirk Scholl (1641-1727) op 58-jarige leeftijd door stadgenoot Thomas van der Wilt, 1699. Rijksmuseum.



Het klokkenspel van de Nieuwe Kerk. Fragment van een gravure uit 1743 naar een tekening van A. de Haan. Beeldbank TU.
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van het achterhuis
>> Terug naar Brabantse Turfmarkt 95-97
Geplaatst: 13 maaart 2020  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft