Van
vader op zoon
In 1883 vestigde Gerards grootvader melkboer/veehouder
Willebrordus
Gerardus van Leeuwen (1857- 1936) zich in dit pand als
melkslijter.
Diens vader dreef destijds reeds een melkveebedrijf aan de
Gasthuislaan
(nr 150, zie daar).
In 1889 had Willebrordus 22 koeien op stal. Hij kreeg toen
vergunning
hooi op zolder te bergen en in 1895 om mest uit zijn stal
naar een
schuit in de gracht te rijden. Een paar jaar eerder, najaar
1892, had
hij een groot drama toen zeven van zijn koeien getroffen
werden door
mond- en klauwzeer en zijn stal ontsmet moest worden.
In het begin huurde hij het pand van Maria Haket, die eerder
vanuit dit
pand melk had gesleten. Na haar dood in 1902 kwam het pand te
koop,
maar Van Leeuwen nam pas in 1911 het huis, koestal en winkel
van haar
familie over.
In 1906 had hij een koe met tuberculose. Die werd in beslag
genomen.
Daarvoor kreeg hij een schadevergoeding van fl. 135.
Machinaal zuivelbedrijf
Daarna ging Van Leeuwen het in 1914 modern aanpakken. Hij
kreeg toen
vergunning voor het oprichten van een machinaal
zuivelbedrijf. In 1921
stond hier aan het Achterom geen vee meer. In de veetelling
van dat
jaar is hij althans niet te vinden. De melk betrok hij
vermoedelijk
onder maar bij zijn broer G.W. van Leeuwen die boerde langs
de Schie en
wellicht ook bij zijn broer Adriaan op de Gasthuislaan.
De oprichter vertrok volgens het bevolkingsregister in 1925
naar
Simonstraat 70, maar een jaar later was hij weer terug op
Achterom 157.
De winkel bleef echter op Achterom 143. Hij werd sindsdien
onder de
naam ‘Melkhandel Van Leeuwen’ gedreven door zijn
zoon Cornelis J.J. van Leeuwen, die volgens het kadaster nog
steeds het
beroep van ‘bouwman’ (=boer) had en in zijn jonge
jaren een mooi certificaat had behaald bij een Wintercursus
Landbouwkunde.
Bij de veetelling van 1930 had deze Cornelis weer 15 koeien.
In 1937
kreeg hij vergunning zijn 'melkinrichting' uit te breiden.
Dat jaar
liepen er 16 koeien en 7 schapen met mond- en klauwzeer in
zijn weide
in Delfgauw. Daarnaast had hij toen ook een bok en een geit.
Filiaal op
Verwersdijk
Blijkens een advertentie uit de Delftsche Courant in de
oorlogstijd had
de zaak destijds een filiaal op de Verwersdijk, nr 10. In
1943 werd de
regeling van kracht dat melk niet langer zo van de koe mocht
worden
geconsumeerd, maar alleen nog na pasteurisatie in de fabriek.
Sindsdien
is het bedrijf noodgedwongen een verkooppunt van de Haagse
fabriek Van
Grieken geworden.
In 1946 werd het pand door het kadaster opnieuw opgemeten en
destijds
nog omschreven als een 'huis, met melkhuis, schuur en stal'.
In 1953
nam Gerard van Leeuwen hier de melkhandel over. Het pand had
omstreeks
1960 volgens de omschrijving van het kadaster geen stal meer.
"
Cornelis van Leeuwen met handkar bij klant in de Vlouw,
1922. |
Voorloper(s)
Op dezelfde plek overleed hier in 1857 de 64-jarige
melkverkoper
Johannes Haket (1792- 1857). Hij was op op dit adres wijk
1-330 al
melkverkoper in 1822 bij de geboorte van zijn zoon Johannes.
Bij het
begin van de kadasteradministratie in 1832 blijkt hij ook
eigenaar van
het pand met als beroep 'melkboer'. Zijn dochters Maria Haket
(1819-1901) en Engelina Haket (1830-, beiden
melkverkoopsters, erfden
het bedrijf uiteindelijk in 1872 na het overlijden van hun
moeder
Margaretha Noordijk. Er waren toen maar drie koeien aanwezig,
die naar
Engelina gingen. Ook bij een inventarisatie in 1865 en 1867
waren er
drie koeien. Sinds 1873 hadden zij verder vergunning voor het
houden
van twee varkens.
Bij de
verdeling van de nalatenschap ging het huis naar Maria.
Beiden stapten
vervolgens na het overlijden van hun vader in het
huwelijksbootje.
Maria op 54-jarige leeftijd met de 56- jarige boer Dirk
Koelewijn en
Engelina op 43-jarige leeftijd met machinemaker J.P. Loomans.
Maria
zette de melkzaak nog even voort met haar nieuwe echtgenoot,
maar toen
deze negen jaar later in 1882 overleed, ging zij het bedrijf
verpachten.
[In de jaren 1812-1825 woonde in het pand ernaast, de
voorganger van
het huidige Achterom 145, ook een melkverkoper: Cornelis
Duinstee. Hij
verkocht dat pand aan Joris van der Drift, bouwman uit
Vrijenban. Dit
pand werd echter in 1853 omgebouwd tot een bakkerij. (zie
consenten)]
Gerard van Leeuwen met zijn melkwagen in 1952, met
naast hem op de bok
hulpje Piet van der Kruk. |
Kaashandel
In 1749 woonde in dit pand plateelbakker Cornelis Storij,
wiens vrouw
een winkeltje in boter en kaas dreef. Hun zoon Christiaan
Storij komen
wij tegen als kaaskoopman op het Achterom, waar hij en zijn
vrouw
Johanna Houtman in 1792 beiden overleden. Daarna werd het
pand eigendom
van hun dochter Sophia Storij en schoonzoon Izak van der
Schats.Hij was
plateelbakkersknecht en zij dreef in het pand een winkeltje
in zout en
zeep.
Twee Halve Maentjes
en de Vergulde Ballen
In de zeventiende eeuw en begin achttiende eeuw droeg het
huis op deze
plek de naam ’In de Twee Halve Maentjes’. Het werd
sinds 1636 zestig jaar lang bewoond door de familie Stolck,
van beroep
ballenmakers. Eenmaal gaan ze vreemd in 1697 en gebruiken ze
de naam
‘In de Vergulden Ballen’ voor het huis. Het poortje
naast het huis heette destijds de Hoornspoort en gaf toegang
tot twee
huisjes erachter. Begin 1600 woonden er schoenlappers.
De locatie op de Kaart Figuratief van circa 1675 naast
de Hoornpoort
(48). |
|
Willebrordus
Gerardus van Leeuwen (1857-1936)
en zijn vrouw Cornelia Meijer (1862-1921)
Oprichting
zuivelfabriek, Delftsche Courant 8 mei 1914.
Cornelis
Johannes Josephus van Leeuwen (1885-1981)
Getuigschrift
van de Wintercursus Landbouwkunde in 1908.
Gezin van Cornelis van Leeuwen en Marie Bol in 1925.
Trots
op 50-jarig bestaan.
Delftsche Courant 19 juni 1933.
Delftsche
Courant, 26 nov 1936.
Delftsche Courant, 16
sept 1943.
De
kinderen Mary en Corry van Leeuwen (in de teil) en een
nichtje met
(rechts) de grotere Beppie en Gretha van der Kruk op het
plaatsje voor
de staldeur, 1953.
De
etalageruit in de jaren 1950.
|