Achterom 59 www.achterdegevelsvandelft.nl
Voorheen het Vergulde Aambeeld NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Achterom 59 is nu een van de twee appartementen boven het restaurant ‘The Balkan’ op de hoek van de doorsteek van de Ham. Voorheen stonden hier drie oude huizen waarvan nummer 59 meest rechtse was. In 1935 zijn de oude huisjes nummer 59 en 61 vervangen door het huidige complex Achterom 59, 61 en 63. Het vroegere nummer 63 bij de ingang naar de Ham is ook afgebroken, maar nooit herbouwd.

Het pand E 292 op de eerste kadasterkaart van 1825. De Ham erachter is vrijwel afgebroken.

Het pand E 292 op een kadasterkaart van omstreeks 1930. De Ham erachter is volledig volgebouwd.

De situatie bij de sanering in 1935. De percelen E 295 en E 2954 aan weerszijde van de ingang naar de Ham zijn afgebroken en in plaats van E 292 en E 1489 komt het huidige pand Achterom 59-63.

De situatie in 2017 vanuit de lucht.

Sloop en nieuwbouw in 1935
Op 12 juli 1934 werd het oude winkelhuis Achterom 59 door de gemeenteraad onbewoonbaar verklaard. Nog hetzelfde jaar liet de eigenaresse van de bouwval, weduwe Johanna van Dijk-van Diessen, het pand slopen. Het lukte haar echter niet de financiering voor de nieuwbouw rond te krijgen. Daarop verkocht zij de bouwgrond aan de weduwe Alida de Boo-van der Kooij, die aannemer Jan Rijsterborgh op het Achterom (nr 95/97) opdracht gaf voor de bouw van een tweetal bovenwoningen met een woonwinkel op de begane grond. De nieuwe eigenaresse woonde zelf aan de Hooikade en ging de nieuwe woningen verhuren.
De eerste huurder van het bovenhuis 59 was Arnold van Haaren, machinist bij de gemeentelijke bedrijven. Hij heeft maar kort van zijn nieuwe woning kunnen genieten. Nog binnen een jaar nadat hij met vrouw en dochter de woning had betrokken overleed hij. De weduwe verhuisde vervolgens naar een woning aan de Insulindeweg.
In oktober 1936 werd de bovenwoning betrokken door aannemer en beëdigd makelaar/taxateur Gerrit Mensert en zijn gezin. Zijn weduwe Bertha Mensert-van ’t Woudt bleef er tot 1975 wonen. Zij was zeer aan de woning gehecht. Gerrit zelf overleed al in 1952, nog geen 48 jaar oud. Sinds 1927 had hij samen met zijn broer Piet een metsel- en timmerbedrijf aan de Gasthuislaan 129b. Aanvankelijk woonde hij aan de Nassaulaan, maar volgens zijn dochter Bep besloot hij naar het Achterom te verhuizen, omdat hij zich ergerde aan het vele wachten voor gesloten bruggen over de Schie op weg naar zijn werk.


Gerrit Mensert aan het werk omstreeks 1930. Samen met zijn broer richtte hij het aannemersbedrijf Gebr. Mensert op.

Truus, de oudste dochter van Gerrit Mensert, met haar neefje Jan voor Achterom 59.
Het aanzicht van Achterom 59 in 2017. Het adres bevind zich boven de rechtervoordeur van het samengestelde huis. In 2015 is het nogmaals verhoogd met een extra verdieping.


De oude panden Achterom 57, 59, 61 en 63 omstreeks 1930, van rechts naar links.


Achterom 59 links en 57 rechts in 1942.


Nieuwjaarsgroet van Gebr. Mensert in Delftsche Courant van 31 december 1936

 

Smidse Het Vergulde Aambeeld
Het voormalige pand Achterom 59 had een eeuwen oude geschiedenis en droeg aanvankelijk de naam ‘Het Vergulde Aambeeld’. De begane grond deed vaak dienst als werkplaats of winkel. Er werd onder meer brood, aardewerk, aardappelen, groenten, hout en vis verkocht. Veel bewoners exploiteerden naast hun baan als knecht in het voorhuis een tapperij.
De oude naam van het huis wijst naar een smidse. Dat moet het bedrijf zijn geweest van smid Arjen Huijgensz van t’ Hoff, die in 1632 hier verpondingbelasting (woz-belasting) betaalde. In 1620 kreeg hij al een vergunning om in de buurt een travalje in te richten, een hekwerk om paarden vast te zetten om hun hoeven te beslaan en kocht hij op een boelhuis van een overleden collega een werkbank, aambeeld, slijpsteen en andere gereedschappen. Hij overleed in 1654, zijn weduwe in 1669. Van ’t Hoff bezat indertijd ook het huis ernaast (De Vergulde Baers, nr 61, zie daar) waar hij waarschijnlijk zijn bedrijf in 1620 begonnen was. Later verhuurde hij dat. Het bezit van beide panden gaf hem natuurlijk wel meer mogelijkheden zijn zaak aan de achterzijde naar believen uit te breiden.
Een eeuw eerder woonde hier overigens ook al een smid, Joost Pietersz, die in 1561 de huizenbelasting betaalde voor de Tiende Penning. In 1578 woonde zijn weduwe hier nog. In de tussentijd werd het huis onder andere bewoond door een wiel- en wagenmaker, Claes Maertensz.

Vergunning voor smid Arijen Huijgen om een travalje te mogen oprichten, een hekwerk om paarden vast te zetten bij het beslaan van hun hoeven.

Aankopen van Arijen Huijgens in 1620 op een openbare verkoping. Hij kocht onder meer een slijpsteen, een werkbank en een blok ‘waarop het aambeeld staat. Bij elkaar voor fl. 13,50.

Smid aan het werk. Prent van Gillis van Scheyndel (Rijksmuseum).
Meester broodbakker Van der Spriet
Vanaf 1670 dreef meester bakker Pieter Gijsbrechtsz van der Spriet in ‘Het Vergulde Aambeeld’ een bakkerszaak. Van der Spriet was lidmaat van de Hervormde Kerk en getrouwd met Marij Gerritse van Noortw(e)ijck. Meerdere kinderen moesten zij helaas jong ten grave dragen in de Oude Kerk. Pieter verdiende aardig zijn brood. Daardoor was hij in staat om in en rond het ‘Slop van Den Ham’ achter zijn huis meerdere huisjes en tuingrond op te kopen. In 1675 verbouwde hij achter zijn huis een schuur, waar later zijn oven blijkt te staan. Met zijn buurman smid Jan Mol van het Rode Huis ernaast (nu nr 57) maakte hij afspraken om een raam te mogen maken in de gezamenlijke zuidmuur en een goot die mocht afwateren in het poortje naast het huis van Mol.
De bakker had inwonend personeel en kennelijk ook kostgangers in huis. Bij de notaris vinden we namelijk een verklaring uit 1692 van de weduwe Josie Kopers dat zij ene Johannes Buijs nog 102 gulden schuldig was voor voorgeschoten ‘kost- en slaapgelden’ voor haar verblijf ‘ten huize van Pieter van der Spriet’.
Als bakker had Van der Spriet het nog al eens aan de stok met de pachters van de belasting op het gemaal. Zo vinden we een verklaring dat hij in 1696 twee klanten roggebroden onder de voorgeschreven prijs verkocht. Een jaar later deden deurwaarders een inval bij zijn oven in een loods achter zijn huis op verdenking van bakken met illegaal verkregen meel waarover geen maalbelasting betaald was. Zie hier voor een verslag van de inval in de bakkerij.

Bezwangerde dochter krijgt de bons
Toen Van der Spriet en zijn vrouw in 1699 kort na elkaar overleden, was hun dochter Geertruyd hun enige erfgenaam. Zij trouwde kort daarop met de mr kuiper Boudewijn van Busselen en begon met hem een timmerbedrijf in de voormalige smidse. Genoemde echtgenoot was waarschijnlijk tweede keus want twee jaar eerder had zij een akkefietje met Johannes Voorstad, plateeldraaiersknecht uit de Kloksteeg, die in ondertrouw wilde gaan met ene Machteld van der Wal. Deze Johannes had Geertruyd echter eerder een trouwbelofte gedaan en de ‘vleeselijcke conversatie’ waarmee zij dat gevierd hadden, had volgens haar een zwangerschap opgeleverd. Zij protesteerde tegen het voorgenomen huwelijk, waarop de kerk besloot het op te schorten. Uiteindelijk kwam de trouwlustige bruidegom met geld over de brug en sloot met de familie Van der Spriet bij de notaris een contract om de affaire af te kopen.
De timmermanswinkel werd na de opname in het Gasthuis en de dood van Geertruid in 1718 - zij was toen al weduwe- overgenomen door Johannes van Berschot. Mogelijk had deze ook de zoon van Geertruid, Nicolaas van Busselen, onder zijn hoede genomen, want die werd sinds de dood van zijn vader op 15-jarige leeftijd opgeleid voor het timmermansambacht onder wakend oog van de Weeskamer.

Dooddrager en een bidder ter begrafenissen
In 1749 kocht Gijsbert van den Bergh ‘Het Vergulde Aambeeld’ van Van Berschot, die wegens schulden gedwongen was het te verkopen voor fl. 470. Een jaar eerder had Van den Bergh net van het stadsbestuur van Delft een aanstelling gekregen als dooddrager. Of hij ook doodskisten timmerde, weten we niet. Met een baan en een huis trouwde hij in 1750 de Dordtse Elisabeth Timmer. In 1754 legde de in het Gelderse Heersel geboren Van den Bergh als immigrant de eed van poorter af. Dat gaf hem meer mogelijkheden een eigen bedrijf te beginnen.
In 1789 verkocht hij zijn huis voor 400 gulden aan Gerrit den Kreijger, ‘veerschuijtvoerder op Rotterdam tevens bidder ter begrafenissen’. Waarschijnlijk zullen zij elkaar wel hebben leren kennen tijdens de begrafenissen in de Oude Kerk, waar zij beiden beroepshalve kind aan huis waren.

Huizenhandel in bruidsweken
Jenneke van Bokkel bezat al enkele huizen toen ze in 1793 ‘Het Vergulde Aambeeld’ aan het Achterom kocht van Gerrit den Kreijger voor 500 gulden. Blijkens de kerkboeken deed ze deze aankoop in de weken tussen haar ondertrouw en trouwen met Jan Friedrich Balman. Ook hij bezat enige huizen.
In 1800 verliet het paar de woning en verkochten deze onderhands aan de broer van Jenneke, Govert van Bokkel. Govert was aardappelhandelaar uit Amsterdam en woonde daar met zijn Delftse vrouw Hermina de Raad. Zes jaar later verkochten zij de woning voor 135 gulden aan Dirk Spuijman, een spekslagers en handelaar in onroerend goed, die het snel doorverkocht. De huizenprijzen waren in die tijd tot een absoluut dieptepunt gedaald, dus veel verliezen erop kon niet meer. Maar hij moest er toch nog een tientje op toeleggen. Wellicht had hij het huis per ongeluk gekocht, toen hij dacht alleen het ‘trekgeld’ op de veiling te kunnen opstrijken. Dat is de beloning die een hoogste bieder op de eerste veilingdag kan incasseren als hij in de tweede ronde overboden word. Gehaaide veilingbezoekers gokten graag op zo’n buitenkansje, maar sneden zich daarbij soms in de vingers.

Vol huis
‘Het Vergulde Aambeeld’ was vanaf 1806 eigendom van Cornelis Storij die het met zijn vrouw Elisabeth Stulting ging bewonen. Cornelis verdiende de kost als koopman. Aanvankelijk handelde hij in hout, later in vis. Zo af en toe kocht en verkocht hij ook een huis. Elisabeth was weduwe van Jan van der Kemel die knecht was geweest op het Rotterdamse Veer. Cornelis Storij overleed op de laatste dag van het jaar 1831. Eerder in 1831 was zijn schoonzus Adriana Stulting, weduwe van de Nijmeegse kastelein Gerrit Haller, in het huis aan het Achterom overleden. Zij woonde al sinds 1807 bij hen in en verdiende de kost als naaister, evenals haar dochter Constantia.
De weduwe verkocht het pand in 1832 aan haar neef Jan Haller, zoon van Adriana. Ze stelde daarmee haar oude dag financieel veilig. Jan Haller werkte als bediende in Den Haag en verkocht het huis kort daarop aan de schippersknecht Pieter Bouwman.


Het Achterom omstreeks 1915. Uiterst links nog een deel van de gevel van Achterom 59. Op de achtergrond de Groenmolen in de Ketelstraat daarvoor de Hoogbrug.

Bakker die het signaal geeft dat zijn brood klaar is. Schilderij van Job Adr. Berckheyde 1681, (Worcester Art Museum).


De hoek van het Achterom en het Vierkant van de Ham op de Kaart Figuratief van 1675. Achter het huis in kwestie lijken een hele rij achterhuizen te staan. Hoe exact de weergave van de werkelijkheid hier is, is onzeker.

Aardewerk en kruidenierswaren
In 1860 werd het huis “waarin een winkelaffaire werd uitgeoefend” op een veiling in het koffiehuis ‘Het Gulden Vlies’ aan de Papenstraat voor fl. 1.300 gekocht door Hendrik Vasco Caron. Caron werd in 1828 geboren “ter Reede van Batavia in Oost-Indië”. In 1850 trouwde hij met de Delftse Alida Keller en verdiende een groot deel van zijn leven de kost als knecht in een boterpakhuis. Daarnaast rommelde hij wat op de huizenmarkt en dreef in de avonduren een tapperij/slijterij.
De winkelaffaire die al enige jaren in het pand werd uitgeoefend was die van aardewerkverkoper en kruidenier Johan Hendrik Moritz. Deze besloot in 1863 het pand van zijn nieuwe huisbaas te kopen. In 1881 probeerde hij het assortiment in zijn winkel te vergroten door zich aan te sluiten bij een groep van 137 collega’s uit de gehele stad, die een verzoek deden om sterke drank te mogen verkopen. Vermoedelijk kreeg hij deze vergunning niet.
Twee jaar eerder had Hendrik Moritz, kort na het overlijden van zijn vrouw, de winkel al verkocht aan zijn dochter Hendrina en schoonzoon Hugo Holster. Moritz bleef tot zijn overlijden in 1890 bij zijn dochter inwonen. Holster zette de winkel van zijn schoonvader voort. Hendrina baarde in het huis aan het Achterom tien kinderen. Vijf daarvan stierven op zeer jonge leeftijd. Vanaf het begin was de omzet van de winkel onvoldoende om het gezin te voeden en te kleden. Daarom had Hugo naast de winkel nog een baan als schildersknecht. Nadat hij in 1916 was overleden, ging de weduwe nog drie jaar alleen door met de zaak tot zij er in 1919 een punt achter zette.

De verkoop van het huis waarin eene winkelaffaire wordt uitgeoefend en het andere huizenbezit in de buurt van schipper Bouwman in 1860.
Tot slot: Lompenhandel Van Dijk
In 1919 vestigde weduwe Johanna van Dijk-van Diesen zich met zoon en getrouwde dochter in het winkelpand Achterom 59. Het huis bevatte op de begane grond een winkel, gang, kamer met bedstede, keuken en een open plaats met een werkplaats. Op de eerste verdieping was een voor- en achterkamer beide met een bedstede en een klein portaaltje. Daarboven was nog een ruime zolderverdieping. De woning had een aansluiting op het gasnet en op het riool, zo blijkt uit verkoopadvertentie. Haar man, Nikolaas van Dijk koopman in lompen, was drie jaar eerder gestorven. Zij zette de zaak van haar man voort, met steun van haar zoon Jan. De weduwe had zelf niet over de middelen om het pand te kopen, maar haar 23-jarige zoon wel. Hij kocht het onderhands. Daarom werd de openbare afslag van de veiling afgelast.
Jan deed behalve in lompen ook in oude metalen. Zijn moeder en zijn gescheiden zuster Maria Theodora waren zijn huurders. In 1923 trouwde Jan met Jacoba van Stiphout en verhuisde twee jaar later naar Tulpstraat 19. In 1927 verkocht hij de woning op het Achterom aan zijn moeder. Destijds woonden er ook nog vele andere onderhuurders, zoals in 1921-1922 koetsier Jacob Verwiel een jaar lang met zijn gezin. Een jaar later Johannes Cribbelier, koopman, venter en kabelspinner. Later waren onder andere ziekenverpleger Arie Bijsterveld en Simon van der Helm, perser aan een Oliefabriek, voor kortere tijd inwonend.
Weduwe Van Dijk was nog eigenaar toen de woning in 1934 onbewoonbaar werd verklaard en kort daarop gesloopt. De bouw van een nieuwe woning kreeg zij financieel niet van de grond. Daarom verkocht zij de grond aan de aannemer Jan Rijsterborgh Azn. Deze gooide het op een akkoordje met weduwe de Boo, die het belendende Achterom 61 wilde herbouwen. En zo geschiedde.

Het huizenblok Achterom 59, 61 en 63 werd in 1935 gebouwd door de aannemer Jan Rijsterborgh Azn. in opdracht van de weduwe Alida de Boo – van der Kooij.

Verkoopadvertentie van de winkel in kruidenierswaren en aardewerk in 1919.


Openbare verkoping van mei 1919 ging niet door.


Advertentie Delftsche Courant 26 mei 1920.


De lompenhandel van weduwe Van Dijk op nummer 59 en de waterkokerij van Vos op nummer 57, vlak voor de sloop van nr 59 in 1933.

Piet van der Kruk  
nadere informatie over Achterom 59  
Geplaatst: 3 februari 2018  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft