Breestraat 1 | www.achterdegevelsvandelft.nl
|
Het
huis Sasbout, met voeten in het water van de Oude Delft | NB: Klik op
de afbeeeldingen voor een vergroting. |
Het
pand Breestraat 1, op de hoek met het water van de Oude Delft, werd
omstreeks 1565 gebouwd door Pieter Pietersz. Sasbout. Naar hem is het
huis ook vernoemd, Huis Sasbout. Deze Pieter Sasbout was, behalve
bierbrouwer, ook burgemeester van Delft, in 1564 en 1567, en stichter
van het hofje van Gratie. Als brouwerij heeft het huis nooit dienst
gedaan, er is vermoedelijk nooit een fust bier gebrouwen. De brouwerij
van Sasbout stond aan de overkant van de Breedsteeg (zoals de
Breestraat vroeger ook werd genoemd) op de hoek met de Koornmarkt.
Pieter Sasbout overleed in 1575 en liet het pand na aan zijn dochter
Sijtge. In de boogvulling boven de entree, bezit het huis naar
renaissancegebruik een gevelversiering bestaande uit een rijksappel en
het devies van Pieter Sasbout; ‘Opiniën van mensen
regeren Die Weerelt’. Daaraan dankt het huis zijn tweede
naam, namelijk ‘Die Weerelt’. Ooit
een dubbelpand Het pand heeft een
huisnummer in de Breestraat, maar staat dichter bij de Oude Delft. De
plek is uitzonderlijk. Het rijst, met een lange zijgevel (23 meter lang
) loodrecht op vanuit de gracht, terwijl het met de voorgevel op de
Weesbrug staat. Het meet, globaal genomen, 8 x 23 meter en is in totaal
negen balkvakken diep. De kelder, die een laadluik aan de grachtkant
bezit, is aanmerkelijk korter en bestaat uit zes traveeën
waarvan de eerste vijf overwelfd zijn. Breestraat 1, circa 1925, toen de tram
nog op de Oude Delft reed (bron Historic Pictures) |
 |  |  |
Breestraat
1 is vaak gefotografeerd. Drie foto’s uit het archief van de
Rijksdienst Cultureel Erfgoed (ca. 1900, 1955 en 1965). |
Aan de spitsboog boven de
entree, die te ver naar links staat, is te zien dat de gevel ooit,
links van de deur, een vervolg moet hebben gehad. Op de eerste
verdieping staan drie vensters dichter bij elkaar dan op de begane
grondverdieping. De lange zijgevel, die opvallende verbindingsankers
bezit, heeft tot halverwege de vensters een gemetselde opbouw, waarbij
de natuurstenen banden aansluiten op die van de voorgevel.
De hoge vensters in de zijgevel garanderen voldoende lichtinval voor de
kamers, die ver naar achteren in het pand liggen. De ramen op de eerste
verdieping zijn aanmerkelijk lager, terwijl de zolderverdieping
voorzien is van kleine dakkapellen. Tegen het oorspronkelijke voorhuis
is, in een latere periode, een achterhuis aangebouwd. Dat is lager,
maar heeft een verdieping meer.  |
 |  |  | De
kaart van Blaeu (1649), de kaart Figuratief (1675), kadasterkaarten
1832 en recent. De kadasterkaarten geven de omvang van het perceel. De
anderen laten een vogelvluchtbeeld zien. De grootte van het huis
verschilt sterk. | |
 Breestraat
1 zoals gefotografeerd voor de
Architectuurgids Delft |
Het pand was ooit een dubbelhuis, waarbij
het nu nog bestaande gedeelte, volgens de Kaart van Blaeu, een
uitkijktorentje bezat van waaruit men de omgeving kon overzien. Het
huis naast het huidige pand is in 1840 afgebroken om een ingang te
creëren naar de militaire werkplaats erachter. Nog steeds zijn
in de zijgevel de sporen te zien van een trap, die naar het
uitkijktorentje leidde.
 |  |  | Drie
bouwdetails: het bovenlicht bij de voordeur van binnen en aan de
buitenkant, en een kelderraam. Bron Wikimania en RCE. |
Opsplitsing
Na het overlijden van bouwer Pieter Sasbout in 1575 kwam
het pand in het bezit van zijn erven, onder wie zijn dochter Sijtge
Sasbout. Uit een belastingregister blijkt dat de erven het pand in 1578
voor ƒ 110,- per jaar verhuurden aan Jacob Huichz. Vervolgens
moet het zijn aangekocht door de uit Antwerpen gevluchte lakenkoopman
Jacques Schot. Diens weduwe, jonkvrouwe Magdalena Jansdr. de Roest,
verkocht het in 1593 aan Arent Jansz. de Ouwe en Pieter Anthonisz. van
den Heuvel. Uit het haardenstedenregister van 1600, een
belastingregistratie van stookplaatsen, blijkt dat het 15 stookplaatsen
had, en inmiddels was opgedeeld in drie delen. In een daarvan,
vermoedelijk het nu nog bestaande huis aan het begin van de Breestraat,
woonde havenmeester Pieter Anthonisz. van den Heuvel. Het tweede deel
werd door Arent Jansz. de Ouwe verhuurd aan een zekere mr. Adriaen
Cherlippis. Zelf was Arent Jansz. de Ouwe bierbrouwer van de brouwerij
‘De Starre’ op de Oude Delft, tegenover het
Armamentarium. Het derde deel van het pand
behoorde nog toe aan Sijtge Sasbout. Dit derde deel werd later, in
akten uit de zeventiende eeuw, ‘Die Cleijne Wereld’
genoemd. Sijtge was getrouwd met Pieter Opmeer. Hij was in Delft een
bekende intellectueel, die tijdens de opstand tegen Spanje met vrouw en
kinderen naar zuidelijker streken vluchtte. Lakenkoopman
In 1609 verkocht Pieter Anthonisz. Van den
Heuvel zijn deel aan Jan Cornelisz. van Leijden. Deze verkocht het op
zijn beurt in 1638 ‘bij decreet’ (dat wil zeggen op
last van schuldeisers) aan lakenkoopman Daniël Cosson. In deze
koopakte wordt voor de eerste en enige keer de naam ‘Die
Weerelt’ gebruikt. Daniël Cosson betaalde ƒ
4500 voor het huis. Op 31 maart 1631 werd door de
gemeente Delft een overeenkomst gesloten met de Compagnie van
Amsterdamse lakenhandelaren om in Delft lakens te vervaardigen. Voor
deze opdracht bouwde de gemeente Delft twee volmolens nl. een aan de
Nieuwe Langendijk (op de stadswal) en een buiten de stad aan de Haagse
Vaart onder Rijswijk. Deze volmolens waren in 1632 opgericht met het
doel de lakenindustrie een nieuwe impuls te geven. Door tien
‘laeckendrapiers’ zou de opdracht, om 500 lakens
per jaar te vervaardigen, worden uitgevoerd o.a. door het inzetten van
weeskinderen. Daniël Cosson was een van de leidende
‘laeckendrapiers’ in Delft, die zich voor deze
opdracht inzetten. Hij was zelf vermoedelijk een gevluchte Hugenoot en
vestigde zich in 1633 in Delft als lakenhandelaar. Hij had twee
weefgetouwen, twee spinnenwielen en een spoelwiel aan de Gasthuislaan.
De hele operatie liep overigens uit op een fiasco waarna Cosson in 1638
brak met de Amsterdamse Compagnie en zijn eigen weg ging.
Hij huurde als ‘laeckendrapier’ samen met
zijn compagnon Wijnantz Matthijsz. de volmolen op de
‘Haechse Vaert’ van de stad Delft. Nadat in 1643
zijn vrouw overleed, hertrouwde hij in 1645 met de weduwe Pieternella
van Bleyswijck. Na haar overlijden in 1663 erfde meester Hugo van
Bleyswijck het pand aan de Breestraat. Mr.
Hugo Fransz. van Bleyswijck (1638- 1682)
Hugo van Bleyswijck werd Veertigraad (lid van het stadsbestuur) en
tevens schepen in het ‘rampjaar’ 1672. In dat jaar,
toen ook de Fransen Holland binnenvielen en de gebroeders De Witt
gelyncht werden, greep stadhouder Willem III de macht, en zette de
stadsbesturen naar zijn hand. De aanhangers van Johan de Witt werden
van het pluche verstoten en vervangen door vertrouwelingen, zoals
kennelijk ook Hugo van Bleyswijck. Hij bleef tot zijn overlijden in
1682 de functie van schepen uitoefenen. | 
Bouwhistoricus Wim Weve fotografeerde de oostelijke
zijgevel, met een restant van een traptoren.
|
 |  |  | Wapens
van de vroege eigenaren. Met bloemen Sasbout, met zwarte stippen Van
Bleiswijck, en met gele en rode dwarsbalken Van Gael (Delftse
Biografieën). |
Huurders van de familie Gael
In zijn testament vermaakte Van Bleijswijck het pand aan Maria van
Muijlwijck. Zij was niet zijn vrouw, maar de weduwe van mr. Paulus
Jansz. Halling, die in 1679 was overleden. In 1684 hertrouwde ze met
Gerard Gael. Maria overleed in 1716 op de Oude Delft.
Later kwam het pand, via vererving, in het bezit van Johan Gael en
nazaten. (De familie Gael was in die tijd eigenaar en exploitant van de
plateelbakkerij ‘De Drie Klokken’ op de andere hoek
van de Breedsteeg.) Jacob Gael, de zoon van Johan, was eigenaar van de
plateelbakkerij en ook een aantal jaren burgemeester van Delft.
Gedurende de periode dat de familie Gael Breestraat 1 bezat,
werd het door huurders bewoond. Eén van hen was Johanna van
der Heul, weduwe van geneesheer Petrus Cocquis, onder meer de arts van
het tucht- en dolhuis aan het Noordeinde. Een andere huurder was
‘de heer Schepper’. Blijkens een belastingregister
uit 1749 woonde hij daar toen met vrouw, twee kinderen en vier
dienstboden. Bovendien had hij een koets en drie paarden. Kortom; een
man met geld.
 |  |  | Huurbewijzen
uit 1729, 1735 en 1736. De huurster is Johanna van der Heul. |
|  Portret
Johan Gael (Delftse Biografieën).
|
Beeldsnijder
en Bagelaar In 1793 verkochten de erven Gael
het pand aan Cornelis van Duijn, die het al snel doorverkocht
aan François Beeldsnijder, commies bij Lands
Oorlogsmagazijn. Deze bepaalde bij testament dat na zijn overlijden
mejuffrouw Anna Suzanna Bagelaar, die bij hem inwoonde, in de
gelegenheid moest worden gesteld het huis met de complete inboedel voor
drieduizend gulden van de erven te kopen en er mocht blijven wonen.
Aldus geschiedde in 1800. Bij de overdracht aan Anna
Bagelaar hoorde een boedelbeschrijving. Het aardige daarvan is dat men
een goede indruk krijgt van de indeling van het huis en de inrichting
van de kamers. Op de begane grond was er een lange gang waar drie
kamers en een keuken op uitkwamen. Opmerkelijk is dat ook het kamertje
van de inwonende jongedame Anna Susanna Bagelaar wordt beschreven. Lees hier meer over de beschrijving van het
huis.
Huwelijk met Jacobus van der Chijs
Anna trad op 12 september 1801 in het huwelijk met de toenmalige
directeur van het Boterhuis te Delft, Jacobus van der Chijs. Jacobus
werd in sommige stukken ook al de ‘voogd’ van Anna
Bagelaar genoemd. Hij werd geboren te Delft, groeide op als zoon van de
boterhuiseigenaar Pieter Jacobsz van der Chijs, die het boterhuis
omstreeks 1770 kocht en vernieuwde. Anna was de
dochter van een notaris en schepen uit Breda, en groeide op in het
Brabantse Stratum bij Eindhoven. In die omgeving had
François Beeldsnijder ook diverse bezittingen. De koop van
Breestraat 1 hield ook in, dat Anna haar broer Daniël Otto met
een afbetaling van ƒ 300 per jaar schadeloos zou stellen voor
het voorschieten van de koopsom. Ook zou zij hem als kostganger en
medebewoner voor de tijd van twee jaar moeten accepteren. Of
er veel van inwoning terecht is gekomen is, dat lijkt twijfelachtig.
Hij was vaker in het buitenland dan hier. Als aankomend
officier in de functie van luitenant vocht Daniël Otto
Bagelaar in het leger van Napoleon en maakte diverse veldslagen mee,
waaronder de barre tocht naar Rusland in 1812. Hij werd daarvoor op het
Kremlin door Napoleon onderscheiden met het ridderkruis in het Legioen
van Eer. In 1814 werd hij ontslagen en werd onmiddellijk als
luitenant-kolonel aangesteld bij de Nederlandse Nationale Militie, om
deel te namen aan de Slag bij Waterloo, dus tegen Napoleon. Daarvoor
werd hij beloond met de Militaire Willemsorde. Later werd deze militair
vertrouweling van de kroonprins van Oranje, die hem de opvoeding van
zijn twee zoons, de latere koning Willem III, en Alexander,
toevertrouwde. Slaaf
Anna had nog meer broers: de zeeofficier Jan Hendrik, die uit
Nederlands Indië een slaaf mee naar Delft nam, en Ernst Willem
Jan, die zich na een militaire loopbaan op het tekenen en etsen
stortte. Deze Ernst maakte tekeningen van familie, ook van de slaaf,
Wange Hendrik Richard van Bali. 
Wange trouwde in Delft (1828) met een Delfts meisje, Rosalie
Jacoba van Dort. Al eerder, in 1818 was hij in de Nieuwe Kerk gedoopt.
In 1828 is ook een ‘acte van bekendheid’ opgemaakt
bij de Vrederechter in Delft, met Jacobus van de Chijs (de man van Anna
Bagelaar) als getuige. Wange werkte als koopmansbediende
hoogstwaarschijnlijk voor Van der Chijs en Rosalie (ook wel Rosella)
als huisbediende. Alle etsen van Ernst Bagelaar bevinden zich in de
collectie van het Rijksmuseum, ook die van Wange.
Lees hier meer over Wange van Bali....
Het echtpaar Van der Chijs-Bagelaar heeft in ieder geval
geruime tijd op het adres Korte Breedstraat 1 gewoond. Er kwam een
aantal kinderen, van wie er een grotere bekendheid kreeg, namelijk hun
dochter Anna Maria Margaretha, kortweg Mienette. Zij trouwde met de
predikant Willem Storm, die op dat moment net van Delft naar
Utrecht was overgeplaatst en daar na twee maanden overleed.
 |  | Mienette
Storm-van der Chijs en haar man
Willem Storm. |
Mienette was een feminist avant la lettre. Ze speelde een
belangrijke rol in de vrouwenbeweging van die dagen, en ijverde onder
meer voor het oprichten van industriescholen voor meisjes, het
openstellen van middelbare scholen voor meisjes, het toelaten van
vrouwen tot farmaceutische examens, het aanstellen van vrouwelijke
telefonisten en telegrafisten, en de verkoop van producten, die door
vrouwen waren vervaardigd. Ze hield lezingen in binnen- en buitenland.
Ze reisde door Europa, Amerika en Afrika. Lees hier meer over de familie Van der Chijs.
|  

Susanna
Bagelaar (boven), haar broer Daniel (midden), de
slaaf Wange of Richard van Bali (onder), en diens handtekening (links).
Susanne en Richard zijn getekend door haar
broer Ernst Bagelaar. Coll. Rijksmuseum Amsterdam.

Een broer van Mienette, Jacobus, zijn vrouw Christine Kesman en twee
kinderen, omstreeks 1850. Schilderij door Cornelis Kruseman,
particuliere collectie. |
Naar
Mienette Haar moeder Anna Bagelaar overleed
in 1846 op het adres wijk 1 nr. 510 aan de Korte Breedsteeg, nu dus
Breestaat 1. Daarna werden de bezittingen verdeeld. Mienette
Storm-van der Chijs kreeg Breedsteeg 1 toegewezen. Daarvoor betaalde ze
haar twee broers, Pieter en Jacobus een genoegdoening van ƒ
6.000,-. Ze verkocht het pand 1878 aan haar neef, Jacobus jr. van der
Chijs. Hij bleef haar de koopsom schuldig en loste die in zes jaar tijd
af. Na zijn overlijden, in 1895, erfde zijn zoon Jacobus van der Chijs
jr. het huis. De Haagse Soroptimisten Club onthulde op 16
maart 1955 een bronzen plaquette van A.M.M. (Mienette) Storm - van der
Chijs op de gevel van Breestraat 1. Hij werd gemaakt door de Voorburgse
kunstenares Marian Gobius. Dertig jaar later bleek die plaquette na een
verbouwing spoorloos verdwenen te zijn. Aan de hand van een foto kon
men in 1999 echter een nieuw exemplaar laten maken door Els Benjamins,
een nicht van de inmiddels overleden kunstenares en zelf
beeldhoudster.
De Delftsche
Courant maakte op 28 maart een foto van de onthulling van de plaquette,
die herinnert aan de Mienette Storm-van der Chijs, die voor de
vrouwenrechten streed.
Tot
1908 De familie Van der Chijs zou tot 1908
eigenaar blijven. Soms woonden ze er zelf, en anders werd het pand
verhuurd. Het werd tenslotte gebruikt als magazijn en opslagplaats van
‘N.V. Van der Chijs Handelsmaatschappij’. De Firma
Van der Chijs handelde vooral in tabak en thee. In 1908 nam men een
hypotheek op het pand met de bedoeling er een sigaren- en
sigarettenfabriek van te maken. Frederick Hillen en Jacobus van der
Chijs werden compagnons om samen van tabaks- en theeproducten te
fabriceren. Er werden er verschillende vergunningen aangevraagd om het
pand te verbouwen. 
In 1905 is vergunning gevraagd om
een tweede deur te mogen maken. Onbekend is of die er ooit is gekomen
(Archief Delft).
| 
Op de hoek rechts Breestraat 1. Deze tekening werd rond 1850 gemaakt.
(Archief Delft) 
De plaquette die Els Benjamins in 1999 maakte.

Notaris Post Uiterweer kondigt de verkoop van Breestraat 1 aan in de
Delftsche Courant, februari 1908
|
Chapchal
Frères In 1907 en 1908 werden de
voorgevel, ingang en pakhuis ingrijpend verbouwd, en in 1910 bracht de
firma in de lange zijgevel een nieuw deurkozijn met hijsbalk aan.
Binnen werden twee gasmotoren van 4 pk opgesteld, en in 1913 kwamen er
drie elektromotoren bij. In 1916 werd de boter- en kaashandel van NV
Handelsmaatschappij Wed. J v.d. Chijs & Zoon los gemaakt, om
zich op de Voorstraat 16 te vestigen. In het pand aan de Breestraat
werd de thee- en de tabakshandel uitgebreid. De sigaretten- en
tabakstak ging verder onder de naam Chapchal Frères, dat in
oorsprong een Russische bedrijf was, met vestigingen in Sint Peterburg
en in Parijs. Pas in 1921 werd de firma officieel genoemd in de
Nederlandse Staatscourant, met als oprichtingsdatum 22
februari 1921. Zij hield zich bezig met de fabricage, verwerking en de
handel in Russische en Egyptische tabak.  Sigarettenfabrikant
Chapchal maakte veel reclame, ook via sportliefhebbers. De kiosk stond
in Den Haag achter het station Hollands Spoor. De Delftse
decoratieschilder Sipke Baars maakte dit reclamebord.
Het maatschappelijk kapitaal, ƒ 400.000,- werd uitgezet over
800 aandelen. Behalve de Delftenaar Hendrik Swarttouw jr. zaten er
diverse Russen in de Raad van Bestuur: J. Appak uit Novni Novgorod, H.
Ettinger uit Kiev, V. Gordon uit Rostof a/d Don en B. Katlama uit
Odessa. De firma was voor die tijd erg modern en deed veel
aan reclame. Een speciale reclame-auto van Chapchal Frères
toerde door Nederland. Wie het eerst de auto tot staan wist te brengen
en een bekend sigarettenmerk van het bedrijf aan de chauffeur kon
meedelen, kon rekenen op een gratis uitstapje. Dat kwam ook in de
krant. Zodoende kreeg de firma veel belangstelling.  |
 | Echt
fabriekspand Breestraat 1 werd verbouwd tot
een echt fabriekspand met werkvloeren en productieafdelingen.
Ook tijdens de oorlog bleef de fabriek in bedrijf. Maar in december
1940 werd Willem Georg Hasper als ‘Verwalter’ door
de Duitse overheid aangesteld. Daarna moesten procureurhouder Swarttouw
en technisch leider Maso de leiding van de fabriek verlaten. In 1943
werd de Duitser Johan Lenzing benoemd tot
‘Verwaltungstreuhandler’. Na de bevrijding werden
deze ingrepen weer ongedaan gemaakt en keerden de heren Swarttouw en
Maso weer terug op hun oude post. Na de neergang in de tabaksindustrie
in de jaren vijftig, werd de Tabaksfabriek Chapchal Freres in 1961
formeel opgeheven. | 
Aankondiging ledenvergadering, Alg. Handelsblad 5 maart
1923 
 |
Laboratorium
TNO in
brand Nadat de sigarenfabriek Chapchal
Freres definitief de poorten gesloten had, nam het TNO het pand over en
vestigde een afdeling gewapende kunststofvezels. Op 31 januari 1967
ontstond om vijf uur ’s middags een spectaculaire brand op de
zolderverdieping, waarschijnlijk door onzorgvuldig handelen. De
brandweer ging het vuur te lijf met drie waterkanonnen en
wist te voorkomen dat volle gasflessen en chemicaliën, die
lagen opgeslagen, vlam vatten. De brand was zo hevig dat de vlammen,
aangewakkerd door de wind, meters hoog opstegen uit het pand. Na deze
ramp restte er van de bovenverdieping slechts een armzaling skelet.
Gemeentekantoor, nu hotel Grand Canal
Eind 1969 werd het pand in deplorabele toestand door de gemeente
overgenomen. De gemeente wilde er twee afdelingen van de dienst
Openbare Werken onderbrengen. De directeur Openbare Werken vroeg
mevrouw Boissevain - van der Chijs, die in Londen woonde, om
foto’s en pentekeningen etc. om de gevel weer in de oude
situatie te kunnen reconstrueren. In 1971 werd na een kostbare
verbouwing het vernieuwde pand opgeleverd. Vijf jaar later bleek het
echter al te klein, verhuisden er ambtenaren naar het voormalige Hugo
Grotius Gymnasium aan de Westvest. Het pand aan de Breestraat werd
opnieuw verbouwd. Openbare Werken bleef hier tot 1991, en verkocht het
gebouw aan E.J. Wubben, die een advieskantoor voor zakelijke
dienstverlening had. Hierna ging het van hand tot hand. De
vastgoedfirma A. van Tol Beheer werd eigenaar, de instelling Marlot die
zich bezig hield met de administratie van de sociale werkvoorziening
streek er neer en sinds 1995 is het een hotel, dat
‘Grand Canal’ heet. De familie die het
hotel hier begon, is ook nu nog de eigenaar. Lees hier het interview met Sabrina den Dulk
van hotel-restaurant 'Grand Canal' | 
Het pand brandt uit. Een foto uit de Delftsche Courant van
1 februari 1967.
|
Wim Boonenburg
De auteur Wim Boonenburg was gefascineerd door het leven van Mienette
Storm-van der Chijs (1814-1895), wereldreizigster en een van de
vroegste voorvechtsters van het feminisme in Nederland. Hij heeft een
driedelige roman geschreven over deze bijzondere dame, die digitaal
gepubliceerd is op zijn website www.de-verkeerde-wereld.nl.
| |
Nadere informatie over Breestraat 1 |
Geplaatst:
31 januari 2016 / Laatste wijziging: 7 juli 2021 |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |