Fransen van de Puttestraat 51-53
www.achterdegevelsvandelft.nl

Geroofd Joods woonhuis
Kort luisterverhaal op Omroep Delft Radio
door Ingrid van der Vlis (2-5-2023)

De Fransen van de Puttestraat in de wijk Hof van Delft is gebouwd in 1933. Het Joodse echtpaar Erschler-Spits zijn de eerste bewoners van het dubbele huis op de hoek van de Van Hallstraat. Ze worden er niet oud. Tien jaar later worden zij in Auschwitz vermoord. Hun huis wordt door de Duitse bezetter geroofd en verhuurd aan de man die hun op hun onderduikadres heeft opgepakt. Na langdurige procedures krijgen hun erfgenamen de beide huizen pas ver na de oorlog weer in hun bezit.

De Fransen van de Puttestraat wordt begin jaren ’30 bebouwd door de vastgoedontwikkelaars Van der Klis & Van den Berg. Het echtpaar Wolf Willem Erschler en Henriëtte Spits koopt in 1933 twee naast elkaar gelegen panden. Het zijn nieuwbouwhuizen in de uitbreidingswijk Hof van Delft. De eigenaren hebben voor beide huizen een bestemming: op de hoek, op nummer 53, komt een magazijn met kantoor en op nummer 51 gaan ze wonen. Erschler is technisch ingenieur. Zijn Technisch Bureau Erschler, een ‘grossierderij’ in auto-onderdelen, opereert vanaf dat moment vanaf dit adres.

Logelokaal
Het echtpaar woont sinds 1926 in Delft, in de Fabritiusstraat. Henriëtte Spits (1893-1943) groeide op in Enschede, de wieg van Wolf Willem Erschler (1884-1943) stond in Polen, in Kalisz. Beide komen uit een Joodse familie. In 1931 vraagt Erschler de Nederlandse nationaliteit aan. 


Het Joodse echtpaar Wolf Willem Erschler en Henriëtte Spits aan de Fransen van de Puttestraat 51-53, ca. 1942, kort voordat zij onderduiken. (foto Willem Frederik van Oosten, collectie Stadsarchief)

Het echtpaar zonder kinderen heeft zich stevig gevestigd in Delft. Ze nemen deel aan het culturele leven, ze zijn lid van de Vereniging Kunstkring Delft en ze komen af en toe in de synagoge. In hun huis en bedrijfsruimte vinden ook andere activiteiten plaats. In de jaren 1935-1940 staat de bibliotheek van de Delftse Theosofische Vereniging op nummer 51 geregistreerd, en wordt een zaaltje op de bovenverdieping als ‘loge-locaal’ voor verenigingsbijeenkomsten gebruikt. Verder biedt het pand vanaf 1940 onderdak aan het brochuredepot van de Nederlandse Vegetariërsbond. Waarschijnlijk zijn dit vooral activiteiten waarmee Henriëtte Erschler-Spits zich bezighoudt. Zij is ook eigenaresse van een firma “Prana Reformhuis” op theosofische grondslag.

Anti-Joodse maatregelen
Als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt, raakt dat het echtpaar op verschillende fronten. Bijeenkomsten van de Theosofische Vereniging worden verboden, en in 1941 worden hun beider bedrijven geliquideerd. Hun woningen worden afgenomen en als Joodse burgers zijn ze onder het nazibewind zelfs hun leven niet langer zeker. In 1942 duikt het echtpaar onder bij de familie Verbaan in de Van der Mastenstraat 11. Ze bereiden hun onderduik goed voor. Zoveel mogelijk waardevolle bezittingen en geld brengen zij bij vrienden en kennissen onder. Aan het eind van het jaar wordt hun onderduikplek echter verraden. Rechercheur Frans Willemse valt er op 5 januari 1943 binnen en vindt het echtpaar op zolder. Ze worden overgebracht naar de strafgevangenis in Scheveningen van waaruit ze worden afgevoerd naar Westerbork. Op 21 januari 1943 worden zij in Auschwitz vermoord.


Het document waarmee de Duitse bezettingsinstantie “Niederländische Grundstücksverwaltung” het Kadaster eind oktober 1942 opdraagt de inbeslagname van het Joodse eigendom Fransen v Puttestraat 51/53 formeel te bezegelen.

Fröbelschooltje
Op dat moment wonen er al andere mensen in de twee huizen. Mejuffrouw M. Barkmeijer was al sinds februari 1942 met haar ‘Nieuwe Fröbelschool’ in nummer 51 getrokken. Dat zal waarschijnlijk met instemming van de het echtpaar Erschler zijn geweest, want het huis was toen nog niet in beslag genomen. Met haar Nieuwe Fröbelschool voor kinderen vanaf drie jaar oud zat zij voordien in het verenigingsgebouw Ons Huis, Oude Delft 201. In 1941 moest zij hier vermoedelijk uit, waarna zij voor korte tijd uitwijkt naar Nieuwe Plantage 17. Nadat zij een oproep in de Delftsche Courant doet voor een nieuwe locatie kan zij terecht in de Fransen van de Puttestraat 51. Na de inbeslagname zoekt zij al snel een nieuw onderkomen. Vanaf eind 1943 wordt het huis bewoond door het echtpaar Vonk-Van Baarle.


De Nieuwe Fröbelschool komt begin 1942 naar de Fransen van de Puttestraat 51. (Delftsche Courant, 10-2-1942)

Rechercheur van politie
Ook nummer 53 wordt snel weer bewoond. De politieagent die verantwoordelijk was voor de arrestatie van de huiseigenaren, Frans D. Willemse, trekt erin met zijn gezin. Hij bewoont het huis tot juli 1944, waarna hij zijn carrière verder vervolgt in Zaandam. In februari 1945 wordt hij daar door het verzet geliquideerd.


Bericht van de verhuizing van de fanatieke ‘Jodenjager’ Willemse, agent van de Delftse politie, met zijn gezin naar het geroofde huis in de Delftsche Courant van 12 januari 1943.

Oorlogsprofiteur
In februari 1943 wordt het dubbele huis gekocht door A.E. Poolman, slager op Zuiderstraat 56. Hij staat bekend als NSB’er. Het zijn vaker NSB-gezinde burgers die woningen van Joodse eigenaren kopen. Veel andere Delftenaren willen hun handen niet branden aan dit door de bezetter geroofde onroerend goed. Poolman blijft de panden verhuren en laat een en ander verbouwen. De nieuwe eigenaar Poolman trekt tot aan de bevrijding huurinkomsten uit de panden. Kort daarna wordt hij opgepakt als collaborateur.

Rechtsherstel
Na de oorlog worden alle verordeningen van de Duitse bezetter nietig verklaard. De aankoop van geroofde Joodse panden is dus niet meer geldig. Daarmee krijgen de rechtmatige eigenaren – of hun erfgenamen – ze echter nog niet automatisch weer in handen. Poolman en de erven van het echtpaar Erschler, vertegenwoordigd door Julius Spits uit Enschede, een neef van Henriëtte, worden volgens de wetgever geacht onderling eerst alle inkomsten en kosten in de periode van de onteigening te verrekenen. Op papier is de Joodse huizenbezitter voor de hele periode eigenaar gebleven. Daarom heeft hij recht op alle inkomsten uit huur en pacht, maar is hij ook verantwoordelijk voor alle uitgaven aan belastingen en onderhoud in de tussenliggende jaren.
Er is pas sprake van rechtsherstel als de twee partijen een financiële overeenkomst sluiten om de aankoop terug te draaien – een zogenoemde minnelijke schikking. Julius Spits is hiervoor afhankelijk van de Delftse notaris R.J. Montijn die geen haast lijkt te maken, ook omdat er nog geen jurisprudentie is. Hij wacht af, tot frustratie van Spits die geruïneerd uit de oorlog is gekomen en zijn leven weer op de rails wil krijgen.

Spullen in bewaring
Terwijl Spits wacht op rechtsherstel gaat hij ook op zoek naar de overige bezittingen van het echtpaar. De Delftse recherche laat hem weten dat er van het in de woningen achtergebleven meubilair weinig meer over is. Buren hebben een lijst opgesteld met geroofde meubelstukken. Dat gaat onder meer om een theetafel, een huiskamertafel, een linnenkast en een divan, maar ook huisraad als een elektrisch strijkijzer, een Singer-trapnaaimachine, een stofzuiger en aankleding in de vorm van vloerbedekking, een trapleer, een gangloper en een vloerkleed.
Het echtpaar Erschler-Spits heeft voor de onderduik geld en goederen in bewaring gegeven, maar hoeveel en bij wie precies is niet bekend. Julius Spits plaatst daarom in de Delftsche Courant een oproep ‘aan allen, die iets van de fam. Erschler in bewaring hebben’. Bij notaris Montijn komt vervolgens een en ander binnen. A.G.A. Konincks geeft een kwitantie af ter waarde van 300 gulden, de heer Houtzager brengt 600 gulden en de heer Swaan brengt ‘eenige electr[ische] lampen, boeken, een busje met eenig zilvergeld enz.’ Verder meldt G. van Nederveen uit Rijswijk dat hij 300 gulden heeft, net als H. van der Stoel uit de Krim. Deze laatste heeft ook vijf Duitse woordenboeken in beheer, evenals een wel heel wrang boekwerk: Mein Kampf van Adolf Hitler, ‘Franse uitgave met commentaar’. De heer Hille van de Spoorsingel heeft twee pakken met (vermoedelijk) lijfgoed en mejuffrouw Barkmeijer van de Fröbelschool bezit ook een en ander. De goederen worden naar Enschede gestuurd. Het geld en het eigendomsrecht over de woningen zullen pas later volgen.

Meer erfgenamen
Na de oorlog blijft Poolman tijdens zijn gevangenschap via zijn bewindvoerder nog steeds de huur van de bewoners ontvangen. Inmiddels zijn nog twee nabestaanden van het vermoorde echtpaar getraceerd: David Erschler, een in Polen wonende broer van Wolf Wilhelm Erschler, en Clara Spits (1920-1996), een in Amsterdam wonende nicht van Henriëtte Spits. Laatstgenoemde zal later onder het pseudoniem Clarissa Jacobi romans, korte verhalen en een kinderboek publiceren. Zij sprokkelt nu geld bij elkaar om naar Zuid-Afrika te kunnen emigreren en alle oorlogsellende in Nederland achter zich te laten.
Het is ruim drie jaar na de bevrijding als de eerste serieuze poging wordt gedaan om met een minnelijke schikking het eigendomsrecht van de huizen te herstellen. De Centrale Arbeiders Verzekeringsbank zorgt voor extra vertraging. Hier sloot Poolman in 1943 een hypotheek van 5000 gulden af op de twee panden, onder meer om een nog bestaande hypotheek van Erschler van 3000 gulden in te lossen. Bij een schikking moeten de erven Erschler de oude hypotheekschuld alsnog voldoen. Na veel correspondentie met plussen en minnen komen de partijen in april 1949 een schikking overeen. De erven Erschler-Spits hebben te weinig contant geld om direct te betalen, de erfenis is immers nog niet verdeeld. Julius Spits moet een hypotheek nemen om aan de eisen te kunnen voldoen.

Nagekomen rekeningen
In 1950 wacht de erven Erschler een onaangename verrassing: Poolman dient nog meer rekeningen in. Het betreft gemeentelijke belastingen over 1948 en 1949, en een optelsom van diverse reparaties – samen bijna 600 gulden. Deze nagekomen rekeningen zorgen voor een felle reactie uit Enschede. Het is voor het eerst dat Spits zich in zijn correspondentie laat gaan:
‘Zover ik weet, ben ik de vorige “eigenaar” niets meer schuldig. (..) Overigens kan ik niet begrijpen wat een volksgenoot en staatsburger met die door de rotmoffen geroofde goederen te maken heeft. Heeft de heer Poolman geprotesteerd toen landverraders en ander tuig mijn bijna 90-jarige ouders ontvoerd en omgebracht hebben?? Als hij werkelijk iets te kort komt moet hij dat maar op de koop toenemen voor de lol, die hij een poosje van het joodse bezit gehad heeft.’
Het chagrijn over de betaling richt zich – zover uit de correspondentie is op te maken – op de oorlogskoper, niet zozeer op het systeem van rechtsherstel. De erven betalen en kunnen in 1951 eindelijk recht doen gelden op hun erfenis. Dat is als de overlijdensakten van het echtpaar Erschler-Spits, na jarenlange juridische aarzeling bij de Burgerlijke Stand kunnen worden ingeschreven.


Voorgevels van Fransen van de Puttestraat 51 en 53 in 2022.

En vervolgens
De erven verhuren het dubbele pand vervolgens aan de zittende huurders. In 1959 wordt het verkocht aan groentehandelaar C. Paap, van de Burgwal, die het ook blijft verhuren. In 1966 woont op nummer 51 dan nog steeds het echtpaar Vonk. Op nummer 53 ene J.L. Dijkgraaf. In 1984 verkoopt Paap het aan Johannes van der Krogt. Sinds 2001 is het pand definitief gesplitst in twee afzonderlijke huizen.


NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.


Fransen van de Puttestraat 51-53, 2022. (foto Kees van der Wiel)


Kadasteropmeting uit november 1933 van de nieuw aangelegde Fransen van de Puttestraat.





De Delftse loge van de Theosofische Vereniging houdt bijeenkomst in het ‘loge-locaal’ op Fransen van de Puttestraat 51. (Delftsche Courant, 17-1-1935)


Henriëtte Erschler-Spits is ook zeer actief in de Nederlandsche Vegetariërsbond. In het orgaan van die club wordt zij geregeld genoemd als afgevaardigde van de afdeling Delft bij landelijke vergaderingen. Ook stelt zij haar huis beschikbaar als brochuredepôt en expositieruimte.






Aantekening van de liquidatie van Erschlers Technisch Bureau eind maart 1942 in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel.






























































Entree van het politiebureau aan de Oude Delft, 1944. (Foto collectie NIOD)






























Erfgenamen proberen na de oorlog iets terug te vinden van de door het vermoorde Joodse echtpaar in bewaring gegeven spullen. (Veritas, 1-9-1945)
















Omslag van het boek ‘Een echte Kavalsky en andere verhalen’, van Clarissa Jacobi, het pseudoniem van Clara Spits, een van de erfgenamen van het echtpaar Erschler.


De voordeur van nummer 51 met glas-in-lood raampjes uit de tijd van Erschler. (Uitsnede uit een makelaarsfoto, toen het huis eind 2021 werd verkocht.)


Fransen van de Puttestraat 51 en 53 als twee afzonderlijke percelen op de huidige kadasterkaart, geprojecteerd op de satellietfoto van Google Earth.

Ingrid van der Vlis

 
Nadere informatie over Fransen van de Puttestraat 51-53
Geplaatst: 12 januari 2023 / Laatste wijziging: 13 juni 2024
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft