Hippolytusbuurt 17a | www.achterdegevelsvandelft.nl | ||
![]() |
|||
Eeuwen speelbal van de buren |
NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting. |
||
In Hippolytusbuurt 17a is sinds 1927
een kledingstomerij gevestigd, voorheen een filiaal van het Almelose
bedrijf Palthe. Het pand heeft een rijke en gecompliceerde
geschiedenis. In eerste oogopslag lijkt het de wederhelft van het
aan de noordzijde ernaast gelegen nummer 19. Daarmee heeft het
tussen 1790 en 1899 inderdaad ruim een eeuw lang één geheel gevormd,
zoals de gezamenlijke gevel duidelijk maakt. Oorspronkelijk vormde
het echter juist een geheel met het zuidelijke buurpand, boven en
onder genummerd 15 respectievelijk 17. In de 16e eeuw heette dit
gecombineerde, grote huis Kameel of ’s Heerenherberg. Daarvan zijn
in elk geval in het buurhuis, 15/17, nog restanten te vinden. Bij de invoering van de huisnummering in 1877 was nummer 17 al vergeven aan het eerder genoemde benedenhuis van de zuidelijke buren. Daarom kreeg dit pand bij de afsplitsing van nummer 19 kort voor 1900 het verwarrende huisnummer 17a. [Voor de perioden dat dit huis een geheel vormde met een van de panden ernaast, verwijzen we naar de verhalen van de desbetreffende nummers 15/17 en 19.] Apothekerswinkel In 1593 koopt Willem van Duvenvoorde het grote pand ’s Heerenherberg en deelt het op in twee woningen. Daarmee begint de zelfstandige geschiedenis van beide huizen. Deze noordelijke helft (17a) blijkt hij in 1600 te verhuren aan Gerrit Lieftingh, een Utrechtse apothekerszoon. Hij trouwt in 1595 als 26-jarige met de Delftse weduwe Agniesje van der Graef en gaat hier het beroep van zijn vader uitoefenen. Daarvoor koopt hij zich in 1597 in als poorter van Delft. Als apotheker levert hij onder meer medicamenten aan het Gasthuis. Aan de Buitenwatersloot heeft hij een tuin voor zijn kruiden. In 1611 wordt hij actief in de hervormde Kerk als diaken. Daarbij raakt hij in conflict met predikant Henricus Arnoldi. Dat loopt zo hoog op dat hij in 1619 samen met zijn vrouw wordt uitgesloten van het Heilig Avondmaal. In 1624 overlijdt Lieftingh op 54-jarige leeftijd, wellicht aan de pest die dat jaar in de stad woedt. Zijn weduwe zet de apotheek voort, met hulp van hun zoon Johan die in 1628 zijn meesterstitel als apotheker haalt. Zij verplaatsen de zaak naar een paar panden verderop vlak naast de hoek van de Nieuwstraat, het huis waar later Antony van Leeuwenhoek zijn winkel zal hebben. Ondanks de kerkelijke ruzie blijven de relaties met het Gasthuis goed: de weduwe wordt daar regentes.
Erfenis met een staartje Ondertussen hebben de erfgenamen van Van Duvenvoorde in 1613 het gehele dubbele huis verkocht aan de achterbuurman Maerten van der Brugge op de Oude Delft. Hij wordt de volgende huisbaas van de apotheker. Net als Lieftingh overlijdt Van der Brugge in het pestjaar 1624. Hij heeft dit, noordelijke deel van het dubbele huis vermaakt aan zijn destijds in dat jaar 15-jarige neefje Jacob (en het zuidelijke deel aan diens zus IJtje). De voogden van Jacob verhuren de eerdere apothekerswinkel vervolgens onder andere aan een wijnkoper en een kleermaker. Als Jacob volwassen is, verkoopt hij in 1641 het huis dat hij heeft geërfd. Dat was tegen de wens van de erflater. Die had in zijn testament bepaald dat het huis nooit zou mogen worden verkocht. Ruim een eeuw later komt het daardoor tot een rechtszaak tegen de Delftse Weeskamer, waarin het Heylige Geest Hofje in Den Haag in 1752 alsnog een schadevergoeding eist voor een schenking die het daardoor is misgelopen. Eerste splitsing Koper in 1641 van dit deel van de voormalige ’s Heerenherberg is blikslager Cornelis van der Sleijde. De koopakte beschrijft nu hoe de twee delen van het oorspronkelijke huis op gezamenlijke kosten moeten worden gesplitst door de scheidingsmuur op de begane grond op te trekken tot “boven in ’t dack”. De zolders van beide huizen moeten daarbij echter bereikbaar blijven via een gemeenschappelijk trappenhuis met gezamenlijke vensters in de voorgevel. De twee huizen hebben ook gezamenlijk één beerput, die periodiek via het huis van Van der Sleijde moet worden geleegd. Altijd een vrij onsmakelijke affaire. |
|
![]() Hippolytusbuurt 17A in 2010. (foto Kees van der Wiel) ![]() Een apotheker bereidt drankjes op een fornuis voor zijn deur. (tekenaar onbekend) |
|
IJzerhandel Van der Sleijde blijkt een succesvol ondernemer. Zijn zaken lopen goed. Omstreeks 1650 noemt hij zich niet langer blikslager, maar ijzerhandelaar en blijkt hij her en der krediet te kunnen geven en geld uit te lenen. Aan het Geldelozenpad (latere Westerstraat) koopt hij een tuin waarop hij een tuinhuis laat bouwen. Daarbij ontstaat een ruzie met ene Uterant Post, die hem voor alles en nog wat uitmaakt. Van zijn vader erft hij het huis De Rode Lantaarn op de zuidzijde van de Markt, dat hij vervolgens verhuurt aan zijn halfzusters Hester en Josina.
Klussen bij de buren In 1650 gaat de nieuwe eigenaar van het zuidelijk deel van de oorspronkelijke ’s Heerenherberg zijn huis inkorten. Daardoor komt dit huis aan de achterzijde over drie balkvakken open te liggen. De verbouwer moet dat netjes dichtmetselen en de afgezaagde kapbinten van het dak afspannen en verankeren. Kennelijk was de eerder overeengekomen scheidingswand tot dan toen slechts van hout. Opvallend punt in de overeenkomst is verder dat Van der Sleijden ten eeuwigen dage recht krijgt om de volledige vliering aan de voorkant van het huis te gebruiken, ook het deel boven het huis van de buren. Daar mag hij echter geen ramen maken die uitkijken op diens erf. Wel een lichtinval maken met platte glasruiten in het dak. Ruzie aan de deur Van der Sleijden overlijdt in 1664. Het huis wordt vijf jaar later in de familie voor drieduizend gulden toegewezen aan zijn zoon Jacob, hoewel diens broer Dirk er tot dan toe woont. Jacob verkoopt het huis kort daarna aan slotenmaker en meester-smid Jan Suijderhouck. Ook hij hoeft over het succes van zijn zaak niet te klagen. In 1685 koopt hij als belegging voor zijn tot dan toe verdiende geld het huis de Bontemantel op de Wijnhaven (tegenwoordig nr 15). Hij verhuurt dat aan de gezusters Gerarda en Susanna Binnenveste, die er een linnenwinkel beginnen. Als zij er in trekken, constateren de dames al snel gebreken aan hun nieuwe huis. De rook van de schoorsteen blijkt naar binnen te slaan, in de kelder staat water en de regenbak blijkt lek. Suijderhouck weigert echter een en ander te repareren. Als zij daarover bij hem komen klagen, worden ze niet binnengelaten. Zijn dienstmaagd krijgt van haar baas de opdracht om hen aan de deur uit te schelden. Een en ander laten ze bij de notaris vastleggen om er werk van te gaan maken. Kamerbehangsels en hangkamertje Als Suijderhouck in 1712 sterft, blijft zijn weduwe het huis bewonen. Of deze van oorsprong Leidse Elisabeth Keijsers ook de smederij voortzet, is de vraag. Wel koopt zij in 1715 nog een smidse in de Broerhuissteeg, maar vermoedelijk ging dat over een smid die nog bij haar overleden echtgenoot in het krijt stond. Als zij zelf in 1717 overlijdt, blijkt uit de beschrijving van haar nalatenschap niets meer van een smidswinkel. De weduwe beschikte inmiddels over een aardig vermogen. Het huis heeft een keuken in de kelder en op de begane grond diverse bewoonde vertrekken, met in een daarvan een ‘hangkamertje’ (een soort ‘entresol-achtig’ vertrek, ook wel aangeduid als ‘insteekverdieping’. Zie ook de beschrijving van het oorspronkelijke huis bij Hippolytusbuurt 15/17). De weduwe woonde waarschijnlijk vooral in de bovenvoorkamer. Daar ligt haar bijbel, hangen niet nader benoemde schilderijen en staat het duurste serviesgoed. In huis bevinden zich ook twee kamerbehangsels (geweven of beschilderd behang) die bij de verkoop van het huis na haar dood zijn inbegrepen. Koper is dan substituut-schout Johannes van der Hoek, van wie we verder weinig weten. Zelfs niet of hij dit huis bewoond of verhuurd heeft. Andere buurman In 1730 wordt het huis overgenomen door de buurman aan de noordzijde, belastingpachter Jacob van der Kemp. Hij neemt ook dit huis in gebruik als woning en/of kantoor, zonder echter nog iets door te breken of samen te voegen. Zie voor zijn handel en wandel en de aanslag op zijn leven het verhaal over Hippolytusbuurt 19. Papiere behangsel op doek De weduwe van Van der Kemp verkoopt het huis in 1759 weer apart aan een luitenant van het invalidengarnizoen, Gerard van Oldersom. Als deze in 1772 het huis verkoopt, blijkt er sprake te zijn van een “papiere behangsel op doek en een behangsel op de achterkamer”. Of dat nog dezelfde behangsels zijn als die van de weduwe Suijderhouck 55 jaar eerder is niet zeker. Tot 1790 zal het huis nog drie andere eigenaar/bewoners onderdak verschaffen, onder wie een meester-kleermaker en meester-schoenmaker tot een volgende buurman van het huis ten noorden, notaris Van Hasselt, het pand koopt en de twee huizen achter een nieuwe gezamenlijke lijstgevel samenvoegt. |
|
![]() Producten van de slotenmaker, uit de encyclopedie van Diderot. ![]() Het huis de Bontemantel op de Wijnhaven (nr 15), dat Jan Suijderhouck in 1685 als belegging koopt. Het had toen nog niet deze fraaie 18e-eeuwse gevel. (foto van der Poel, 1960) ![]() Doorsnede van een huis met een insteekverdieping of ‘hangkamer’ in Hoorn. (tekening Henk Zantkuijl) |
|
Forse verbouwing De samenvoeging met nummer 19, tot dan toe genaamd De Handschoen, betekent een forse verbouwing. Er komt een nieuwe brede voorgevel en op zolder aan de voorkant een schilddak evenwijdig aan de gracht, zoals het buurhuis blijkens een tekening uit 1785 al eerder had. Omdat de vensters in de nieuwe gevel per verdieping op hetzelfde niveau liggen zal in het voorhuis het vloerniveau waarschijnlijk zijn aangepast aan dat van het buurhuis. Achter het schilddak aan de straat heeft het dubbele pand 17a/19 twee aparte daken van verschillende diepte. In hoeverre onder de zuidelijke zolderkap van die twee aan de achterzijde nog iets van de oorspronkelijke huis ‘s Heerenherberg verborgen zit, valt zonder waarneming binnen niet goed te beoordelen. Het gemeenschappelijk dak van het oorspronkelijke dubbele huis met de zuidelijke buren op huidig nr 15/17 moet er wel aan geloven. De kap van dat huis wordt doorgezaagd en met een geïmproviseerde asymmetrische constructie afgewerkt. De gezamenlijke vensters en trapportalen met het zuidelijke buurhuis maken plaats voor een volledig nieuw opgemetselde scheidingsmuur. Voor de bewoning van dit gezamenlijke pand tot 1887 verwijzen we naar het verhaal van Hippolytusbuurt 19. Afsplitsing van 17A In 1887 wordt het gezamenlijke pand verkocht aan drukker Cornelis van Doorne. Toen boekhandelaar Willem Beets er in 1880 overleed, heeft de weduwe nog een verwoede poging gedaan om samen met haar zoon het bedrijf te redden. Maar het gaat inmiddels niet goed met de zaak. Uitgevers en leveranciers hebben na het overlijden van Beets nog voor 11.500 gulden te vorderen en bij klanten zijn nog tot tien jaar terug voor 19.000 gulden aan rekeningen te innen. Vergeleken bij de waarde van de voorraad boeken en kasgeld (respectievelijk 945 en 240 gulden) zeer grote bedragen. Als zij in maart 1887 het pand te koop zet, hoopt ze aanvankelijk een koper te vinden die het pand wil splitsen. Vermoedelijk om als huurder in de helft de zaak te kunnen voortzetten. Voor die splitsing heeft ze al een bouwvergunning aangevraagd. De koper zou moet daarbij de doorgangen dichtmetselen in de (kennelijk nog bestaande) scheidingsmuur tussen de twee delen en een extra zoldertrap aanleggen. Maar bij de openbare verkoping onder die voorwaarden vindt ze geen koper. Uiteindelijk vertrekt de weduwe naar Londen en koopt Van Doorne vier maanden later bij een tweede verkoping het complete dubbele pand. Kort daarop krijgt deze een vergunning voor het aanbrengen van een nieuwe winkelpui in de noordelijk helft van het pand. In 1899 besluit Van Doorne het pand toch te splitsen. Hij vraagt dan een bouwvergunning aan voor een tweede winkelpui, een kopie van de pui rechts. De winkel daarachter krijgt het nieuwe huisnummer 17a en die gaat hij verhuren. Kleermakers Huurder in het nieuwe 17A wordt tailleur Jacobus Knoops, die zijn bedrijf uit de Choorstraat naar de nieuwe winkel verhuist. In 1903 wordt hij opgevolgd door een winkel in glaswerk en porselein van W. van Leeuwen, die kort daarop ook in het buurpand 17 ernaast de winkelruimte huurt. Ook dat is inmiddels eigendom van Van Doorne, die daar boven de winkel op nummer 15 gaat wonen. Als Van Leeuwen in 1910 naar Hippolytusbuurt 39 verhuist, adverteert Van Doorne met “twee in verbinding met elkaar staande winkelhuizen”. In 17A vestigt zich dan opnieuw een kleermaker: Heinrich Pinke. Hij blijft hier actief tot 1927. Voor zijn zaak in maatkleding zoekt hij geregeld “grootwerkers en broekenmakers”. Stomerij In 1927 koopt textielbedrijf NV Palthe uit Almelo het pand en begint er een filiaal van haar stomerijenketen. De woning daarboven verhuurt het bedrijf. Na de ontmanteling van het Palthe-concern zet Delftse Lotus in 2016 de stomerij voort. Elly Peeters, Wim Weve en Kees van der Wiel |
![]() Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 6 maart 1887. ![]() Kleermaker Cnoops vestigt zich in de nieuwe winkel Hippolytusbuurt 17A. Delftsche Courant, 21 september 1899. ![]() De kleermaker op een schoolplaat, getekend door J. Hoevenaar. ![]() Delftsche Courant, 9 december 1910. ![]() Delftsche Courant, 22 september 1903. ![]() Delftsche Courant, 28 oktober 1933. ![]() Delftsche Courant, 24 december 1929. ![]() In 2010 is voor het pand in de gracht een stalen buis geplaatst om te onderzoeken of de chemische middelen die de stomerij tussen 1974 en 1991 heeft gebruikt via lekkage tot bodemverontreiniging in de gracht hebben geleid. (foto Kees Spiero, Stadsarchief) |
||
Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Hippolytusbuurt 17a | |||
Geplaatst: 19 april 2025 | |||
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |