Hopstraat 41
www.achterdegevelsvandelft.nl

Resultaat van 19e-eeuwse bouwexplosie

NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.

Op Vaderdag 1957 stond mijn wieg in een klein hoekhuisje aan een doodlopend steegje, halverwege de smalle straat, die toen nog Hopsteeg heette. Door omstandigheden heb ik maar kort hier gewoond. Echte herinneringen heb ik er dus niet aan. Maar door mijn onderzoek heb ik niet alleen indrukken van de geschiedenis van het huis gekregen, maar ook een sfeerbeeld van de straat en de directe omgeving. Het huis blijkt in 1879 gebouwd, samen met een heel blok andere op wat voordien tuingrond was.

Hop
De naam van de straat is sinds de middeleeuwen verbonden aan de plant waarvan de bellen een onmisbaar ingrediënt vormen om houdbaar bier mee te brouwen, een product dat de stad in die dagen groot heeft gemaakt. Mogelijk werd de hop oorspronkelijk verbouwd in de tuinen in dit deel van de stad en hier in schuren opgeslagen. Maar al vrij snel werd de steeg druk bewoond.
Toen omstreeks 1750-1800 de bevolking van Delft drastisch afnam, raakte de steeg echter vrijwel geheel onbewoond en veranderde weer in hoofdzakelijk tuinen, waar nu vooral groente geteeld werd, want voor hop bestond bij gebrek aan brouwerijen in de stad geen belangstelling meer. Aan het einde van het verhaal meer over de geschiedenis van de straat.

Tuingrond
Op de eerste kadastrale kaart die in de jaren 1825-1830 is opgemeten en in 1832 uitgegeven, is vrijwel geen huis meer te zien. Bijna de hele steeg bestaat dan weer uit tuingrond. Voor de bouw van Hopstraat 41 in 1879 zijn vooral de drie op de kaart omkaderde percelen aan de zuidzijde van de steeg van belang. Zij waren op het moment van de eerste kadastrale opmeting van één eigenaar en via doorgangen met elkaar verbonden. Het huis met erf omvat het tegenwoordige Oosteinde 164 (tot 1962 nummers 164 en 162), met daarnaast de werkplaats Oosteinde 160 (voorheen nummer 160 en 158). Op de achtergelegen tuin zijn de tegenwoordige huizen 15 t/m 19 en 25 t/m 51 aan de Hopstraat verrezen. In 1832 waren deze percelen eigendom van timmerman Laurens de Hooijer, die ze sinds 1781 in zijn bezit heeft.


De kaart van de eerste kadastrale opmeting in de jaren 1825-1830. De steeg is dan grotendeels onbebouwd. Rood omlijnd zijn hierin de percelen die in 1875 eigendom worden van Johannes Wolff en waarvan hij het halverwege de steeg vol huisjes bouwt.

Leerlooierij
Na zijn overlijden komen alle percelen via een openbare veiling en verkoping in het bezit van Cornelis Abel. Hij koopt ze voor 2.200 gulden ten behoeve van zijn (op dat moment nog) minderjarige zoon Bernardus Abel. Na zijn huwelijk in 1833 gaat Abel junior hier als leerlooier wonen en werken. Een nogal onsmakelijke bedrijfstak waarbij niet alleen boomschors en kalk te pas komt, maar ook urine en hondenpoep om het leer soepel te krijgen. Met zijn vrouw krijgt hij drie kinderen die allemaal vroegtijdig komen te overlijden. Ook zijn vrouw sterft op jonge leeftijd waarna hij op 27-jarige leeftijd als weduwnaar opnieuw in het huwelijk treedt.
Als Abel in 1853 zelf komt te overlijden, hij is slechts 40 jaar oud geworden. De grond wordt dan eigendom van zijn weduwe Catharina Borsboom.
Tijdens zijn leven heeft Abel op het tuinperceel een huisje gebouwd. In 1875 laat weduwe Borsboom al haar bezittingen in de steeg bij opbod veilen.

Tuin volgebouwd met huisjes
Het perceel tuingrond komt voor 2.325 gulden in handen van houtdraaier Johannes Frederikus Wolff. Op dezelfde veiling koopt hij ook het huis met een grote tuin aan het Oosteinde (nu nr. 164), waar hij na zijn huwelijk met Johanna Hennink naar toe verhuist. Het blijkt een turbulente periode van zijn leven te worden, zowel privé als zakelijk. Als zijn vrouw in 1879 komt te overlijden, twee weken na de geboorte van hun twaalfde kind, hebben ze al negen kinderen ten grave gedragen. Ondanks dit leed heeft hij een goedlopende houthandel en houtdraaierij. Vanuit zijn perceel aan het Oosteinde was, naar alle waarschijnlijkheid ter hoogte van Hopstraat 19a, een doorgang naar de warmoestuin.


De steeg op een kadasterkaart van 1882, waarop het nieuwe woningcomplex van projectontwikkelaar Wolff vet is gemarkeerd, op dat moment bestaande uit 16 woningen. In de lege hoek linksonder kwamen later nog twee bouwsels bij.

Wolff was een echte koopman. Dat had hij van zijn vader geleerd, deze verhuisde als koperslagersknecht naar Delft en kwam in het bezit van een aantal panden aan het Achterom. Wolff junior maakt dankbaar gebruik van het koopmansinzicht van zijn vader. Het is een tijd waarin Delft fors groeit en dringend behoefte heeft aan betaalbare woningen. Binnen de protestantse gemeenschap heeft Wolff veel relaties, waaronder ambachtslieden. Hij besluit om de tuin achter zijn bedrijf vol te zetten met huurhuisjes. In 1879 krijgt hij toestemming van de gemeente Delft om in totaal veertien woningen te bouwen. Uiteindelijk weet hij op het aangekochte perceel maar liefst 18 woningen neer te zetten. Een prestatie waar de huidige nazaten nog met verbazing op terugkijken. Ter hoogte van nummer 45 is een gedenksteen in de gevel gemetseld.

Driemaal agent van politie
De eerste bewoner van de Hopsteeg 41 is Gijsbertus van Tricht. Hij komt met vrouw en kind over van de Crommelinlaan. In de Hopsteeg komen er nog drie kinderen bij, waarvan er twee binnen het eerste levensjaar overlijden. Als agent van politie haalt hij regelmatig de krant vanwege het aanhouden van dieven, dronkaards en stropers. Ook  slingerde hij een tapster op de bon die sterke drank bleef schenken aan iemand in kennelijke staat.
In 1882 meende hij, samen met een aantal collega’s waaronder een van de volgende bewoners, de gemeenteraad te moeten vragen om een loonsverhoging. Daar werd echter afwijzend op gereageerd.
Als Van Tricht in 1886 verhuist, is de volgende bewoner, Johannes Platenkamp, opnieuw een agent van politie. Hij is afkomstig uit Enschede. Hij haalt de krant met het in de kiem smoren van een brand in een bakkerij aan het Oude Delft. Dit deed hij samen met zijn collega Bastiaan Vliegenthard, die op zijn beurt de woning van hem zal overnemen, als hij na enkele jaren weer terug verhuist naar het oosten van het land.

Val van de torentrap
Vliegenthard woont langere tijd in de Hopsteeg. In 1884 neemt hij zijn intrek in Hopsteeg 41 en huurt er tot 1908 verschillende huizen. Hij krijgt maar liefst dertien kinderen, waarvan er helaas vier in het eerste levensjaar overlijden. Bij de geboorte van zijn laatste kind is de eerste al 22 jaar oud. Zij gaat op een gegeven moment samen met een zus in een ander huis aan de Hopsteeg wonen.
Een noodlottig ongeval dat hij in zijn werk oploopt, dwingt hem te verhuizen. Tot een van zijn taken behoort dienst te doen als torenwachter om eventule brand te signaleren. Op een onheilsdag valt hij daarbij van de torentrap. Hij breekt daarbij zo ongelukkig zijn arm dat hij voorgoed invalide wordt. Zijn werk als diender kan hij daardoor niet meer uitoefenen. Hij moet de gemeenteraad om eervol ontslag vragen en smeken om een klein pensioentje. In die tijd voor de sociale wetgeving moest je daar namelijk nog om bedelen. Aan de overkant van de straat begint hij een winkeltje en gaat onder andere loten verkopen. Ondertussen is hij ook actief lid van een zangvereniging.


Verzoekschrift van B. Vliegenthard om een invaliditeitspensioentje, januari 1890.

Bomvol en vochtig
Gerardus van Ginkel wordt de eerste bewoner die geen politieagent is. Hij is dan bloemist. Als hij in 1904 het huis betrekt heeft hij al op twee andere adressen in de Hopsteeg gewoond. Hij heeft op dat moment een gezin met zeven kinderen. Vijf andere kinderen zijn dan al overleden. Nog in hetzelfde jaar komt de oudste zoon van 20 jaar te overlijden. ’s Winters is de vader van het gezin waarschijnlijk geregeld werkloos, want zijn naam komt voor op een lijst van families die voor een magere financiële ondersteuning brei- en naaiwerk moeten verrichten in de Gemeentelijke Werkinrichting in het ‘Wapen van Savoie’ aan de Oude Delft. (zie nr 169).
Als zij er een jaar wonen wordt het huis door de gezondheidscommissie onderzocht in het kader van een groot onderzoek naar de woonomstandigheden van het armere deel van de bevolking. Het is nu bijna niet meer voor te stellen hoe een gezin met inmiddels zes kinderen moest wonen in dit krappe huis, dat bovendien veel te vochtig bleek te zijn. (Zie hier het onderzoeksformulier van nr 41) De ouders slapen in een bedstee in de woonkamer, de twee dochters op de eerste verdieping en de vier zoons op de (lage, onbeschoten) zolder.
Van Ginkel wordt vervolgens plantsoenwerker. Dat verklaart waarschijnlijk dat zijn naam regelmatig in de Delftsche Courant verschijnt onder ‘Gevonden voorwerpen’. Verkoopt hij kaartjes voor toneeluitvoeringen, waar hij vermoedelijk zelf ook een rol in speelt. Na het overlijden van zijn vrouw in 1922 verlaat hij de Hopsteeg.
Tijdens de huurperiode van Van Ginkel verkoopt Wolff in 1906 voor zeventienduizend gulden de negentien panden in de Hopsteeg aan Ferdinand van Dop, een winkelier in kruidenierswaren aan de Voorstraat. Van Dop heeft daarnaast in de stad nog een groot aantal andere woningen waar hij de huur ophaalt, onder andere bij het eerder beschreven Achterom 61. Saillant detail is dat mijn grootouders Van der Kruk in dit pand hun groentezaak begonnen.

Huiseigenaar/bewoner
Na het vertrek van Van Ginkel verkoopt huisbaas Van Dop het pand in 1923 aan Cornelis Eekhout die er zelf gaat wonen. Voor die tijd was het in de Hopsteeg vrij ongebruikelijk dat een bewoner tevens eigenaar was van het huis dat hij bewoonde. Eekhout had verschillende, nogal uiteenlopende beroepen: als hij in de Hopsteeg gaat wonen is al scheepsmaker, tuinder, loswerkman geweest. Hij heeft dan een gezin met vijf kinderen. Twee andere kinderen zijn al het huis uit.
In 1932 krijgt hij toestemming om het huis te verbouwen. Details hiervan zijn helaas niet meer beschikbaar. Twee van zijn dochters krijgen verkering met twee broers die aan de overkant op nummer 24 wonen, wat in beide gevallen in een huwelijk uitmondt. Zij krijgen later elk een twaalfde deel van hun vaders huis in eigendom, wellicht om hem zo financieel te ondersteunen. Na de dood van zijn vrouw verlaat Eekhout het huis en gaat wonen in Huize Vincentius, het oude mannen- en jongenshuis aan de Kantoorgracht bij de Paardenmarkt.


Piet van den Berg voor zijn geboortehuis op de hoek van de dwarssteeg. (Foto Joke van den Berg)

Geboortehuis
In 1948 koopt Marinus Prins het huis van de familie Eekhout en gaat het weer verhuren. Diens erfgenamen zijn in september 1955 de huisbaas als mijn ouders Hendricus Stephanus van den Berg en Petronella van der Kruk hier komen wonen met hun dochter Anneke. Op Vaderdag 1957 staat hier mijn wieg. Helaas komt mijn moeder op 15 juli 1959 te overlijden. Omdat mijn vader werkzaam was in de bouw en vroeg op de bouwplaats moest zijn, waren de overburen (de heer en mevrouw Baart op nummer 30) opvang voor mij en mijn zus. Om praktische redenen verhuizen wij in april 1960 naar de Eliza Dorusstraat, waar familieleden wonen.
Rond deze verhuisdatum gaat ook het eigendom over, te weten naar de groentehandelaar Pieter jr. van der Aden. Hij verhuurt het huis aan Benjamin Christiaan Weltevrede. Ook dit gezin wordt door groot leed getroffen als hun zoontje van nog geen twee jaar in de Hopsteeg komt te overlijden. Kort daarna verhuizen zij en wordt ene H. Schippers de nieuwe huurder.

Nieuwe generatie huiseigenaren
In 1968 koopt student Yke Gerke Vermeiden het pandje om het zelf te gaan bewonen. Hij behoort net als zijn opvolgster Annemarieke Schipper in 1971 tot de nieuwe generatie yuppen die de straat in deze jaren gaan overnemen. Als de huurders vertrekken beginnen verhuurders in deze jaren massaal hun verkrotte huisjes in de binnenstad te verkopen aan klussers die er hun eigen kasteeltje van maken. Sindsdien zijn vrijwel alle eigenaren ook de bewoners van het huis.

Straat in vroeger eeuwen
En dan tot slot iets meer over de geschiedenis van de straat. Deze zag er in de voorbij eeuwen heel anders uit dan nu. Zelfs in de periode dat ik er woonde was het aanzien en het imago van de Hopsteeg flink anders dan die van de Hopstraat nu. Een korte duik in de geschiedenis maakt duidelijk dat de economie een grote invloed heeft gehad.
Halverwege de 14e eeuw breidt Delft zijn stad ten oosten van de Verwersdijk, Burgwal en de Brabantse Turfmarkt uit. In dat gebied komt ook de Hopsteeg te liggen. De straat wordt als Hopsteghe al in 1412 vermeld als plek waar mogelijk pakhuizen stonden voor de opslag van hop.
Delft trekt in die tijd veel mensen van buiten aan. Sommigen komen met schaarse goederen op een kruiwagen en zoeken een woonplek op de binnenplaatsen van de stegen. Een woning voor deze mensen was vaak niet meer dan een houten bouwsel met een rieten dak. In het midden een haardkuil, wat schamele houten meubelen en een bed met stro. Dat was het wel zo ongeveer. Waarschijnlijk vestigden zij zich ook in de Hopsteeg.

Dames van plezier
De Hopsteeg is in de middeleeuwen ook een plek waar de dames van plezier woonden en werkten. In een keur (stadsverordening) wordt dit deel van de stad als minder deugdelijk beschouwd: “Ende alle vrouwen die openbaerlijk omme geld sitten en gesellen toelaeten ofte die gelijkcke plaetsen willen houden, sullen woonen inde Dronckensteghe, Hopsteghe en Hermen Cockelaenslaan ende nerghens elders”.
Tegen het eind van de 15e eeuw beginnen de bevolkingslagen zich meer te onderscheiden. Het Oosteinde, dat als woonplaats stond aangewezen voor leerlooiers, trekt mensen van buiten aan, zoals timmerlieden, metselaars, sjouwers en kruiers. Naast het leerlooien wordt ook een ander ambacht op het Oosteinde uitgeoefend: pottenbakkerij, toen nog een pover beroep.

Cameren
De stadsbrand van 1536 legt een groot deel van Delft in de as. Gelukkig blijft echter dit deel van de stad gespaard. Niet lang na de grote brand wordt in 1543 alweer belasting geheven op de huizen in de stad, de Tiende Penning. Uit dat bewaard gebleven belastingregister blijkt dat er toen in de Hopsteeg tussen de 25 en 30 cameren stonden. Een ‘camer’ was destijds de typering voor het eenvoudigste huistype: een eenkamerwoning met hooguit daarboven een (onbeschoten) zolder. Doorgaans in een rijtje gebouwd, zo kon worden bezuinigd op de tussenmuren. Formeel mogen cameren sinds de brand geen rieten dak meer hebben. Of echter in het bij de brand gespaarde deel van de stad inmiddels ook al overal pannen op de daken lagen is zeer de vraag.
Naast de cameren telde de straat ook een of twee wat grotere panden, die als ‘huis’ werden aangemerkt.

Dicht bebouwd in “Gouden” Eeuw
In 1600 worden, alweer voor de belastingen, de stookplaatsen in de stad geïnventariseerd in het zogenoemde ‘haardstedenregister’. Wijkmeesters tekenden daarvoor huis aan huis de haardsteden, ovens, fornuizen, brouwketels, eesten enzovoorts aan die daar aanwezig waren. In de Hopsteeg bezoeken zij daarvoor 55 woningen. Daarvan hadden er 48 slechts één stookplaats en vijf hadden twee stookplaatsen. De overige twee werden uit liefdadigheid ‘om niet’ bewoond en vielen buiten de belasting. In zestig jaar tijd is het aantal huizen in de straat dus bijna verdubbeld. De stad werd steeds voller.
Op één tuinder na, worden die huizen in 1600 allemaal bewoond door inwoners met allerlei niet agrarische beroepen: timmerlieden, metselaars, turfdragers, schoenmakers, kuipers, wevers. Op de hoek tegenover de toren op de stadswal woont een chirurgijn, die zijn huis huurt van een kuiper. Sommige huizen worden dubbel bewoond.
Aan het eind van de 16e eeuw komen er in de buurt plateelbakkers bij. Uitkomend op de Hopsteeg vestigt zich aan het Oosteinde plateelbakkerij De Rouaan, later Het Lage Huys geheten. In verschillende notariële aktes is te lezen dat de plateelbakkerij een achteruitgang via een slop in de Hopsteeg heeft.
Op de Kaart Figuratief van omstreeks 1675, die de stad in vogelvluchtperspectief weergeeft, staat de steeg vol met huizen afgebeeld. Hoewel geen luchtfoto blijkt de kaart bij eerder historisch onderzoek behoorlijk realistisch in zijn weergave. Wat ook opvalt zijn de vele tuinen achter de huizen.

Steeg loopt leeg
Als in 1730 de woningen worden getaxeerd voor de verponding (huizenbelasting) blijken er op dat moment nog 45 huizen in de Hopsteeg staan. Bijna alle met naam en toenaam verhuurd/bewoond. Een enkele is niet verhuurd. Verder worden nu vijf tuinen genoemd. In totaal 50 percelen aan weerszijden van de steeg, die kort daarop ieder een verpondingnummer krijgen.
In 1749 wordt als noodoplossing een zogenoemde “impost”-belasting geheven die de gehate verpachte belastingen op levensmiddelen moet vervangen. De aanslag van deze (nood-)belasting was gebaseerd op het aantal monden en de welstand van de familie. Bij de aanslag blijkt dat van de 50 beschreven verpondingnummers in de steeg er inmiddels nog maar 17 bewoond zijn. Alle overige panden staan leeg of zijn inmiddels ‘tuin’ of leerlooierij. De woningnood uit de 17e eeuw is dan in de stad duidelijk voorbij.
Een volgend meetmoment is in 1806 als de wijknummering van de huizen wordt ingevoerd. Wat blijkt: aan de noordkant van de straat zijn nog vier bewoonde adressen over, aan de zuidzijde geen enkele meer. De steeg is geheel leeg voor andere activiteiten, zoals tuinbouw of smerige leerlooierij. Bij de eerste kadastrale opmeting (1825-1830) komt de Hopsteeg in beeld met nog slechts een beperkt aantal gebouwen.

Opnieuw volgebouwd
In januari 1877 gaat Delft over van wijknummering naar een huisnummering per straat zoals nu nog steeds wordt gehanteerd. Bij de uitgifte van die nieuwe huisnummers blijkt dat op dat moment aan de noordzijde 10 woningen en aan de zuidzijde 8 woningen staan. Delft begint weer te groeien waarmee de behoefte aan (betaalbare) woningen stijgt. In 1900 telt de Hopsteeg al weer 51 woningen en in 1907 zelfs 66 woningen.
Kortom, in de steeg is in de loop der eeuwen heel wat veranderd tot het moment dat Wolff in 1879 begon te timmeren aan het huis waarin ik geboren ben. En wat er sindsdien is neergezet zijn ook geen riante stadspaleizen. In 1905 start de gezondheidscommissie van Delft het eerder genoemde onderzoek naar de woningomstandigheden van goedkope en kleinere huurhuizen in de stad. Ook de Hopsteeg wordt daarbij huis voor huis onderzocht. Verschillende woningen (vooral aan de zuidzijde) blijken vochtig, daken lekken en overal kruipt wandgedierte over de muren. Ook bij de woningen van Wolff.


Foto van de redelijk verkrotte Hopsteeg in de jaren ‘60. (Foto Willem de Bie)

Bestaansrecht op het spel
Zoals vaker ging ook in de Hopsteeg de groei gepaard met stuipjes. Al in 1919 klagen bewoners over het verkeer dat de straat onbegaanbaar maakt en begin jaren ’70 is er discussie over de overlast van een grossier in limonade die vervallen panden in de straat voor opslag gebruikt.
In 1957 komt in de gemeenteraad zelfs het bestaansrecht van de steeg ter sprake: “De bebouwing voldoet lang niet aan de vereisten van de Woningwet”, is het dreigend oordeel van een van de raadsleden. Delft droomt in die dagen over een geheel vernieuwde binnenstad. Maar de tijden veranderden. Voor slopen van de binnenstad krijgt men sinds het echec van In de Veste weinig handen meer op elkaar. De steeg bleef en herleefde, dankzij het klussen van een nieuwe generatie bewoners.

Steeg wordt straat
De Hopsteeg verandert in die dagen van naam in Hopstraat. Dat verloopt ook niet zonder slag of stoot. In 1964 discussieert de gemeenteraad over de ‘steeg’. Die benaming wordt te aanstootgevend geacht voor de bewoners. Een van de sprekers stelt dat “met name op het gebied van de ontluikende liefde” de naam Hopsteeg voor moeilijkheden zorgt. Hij haalt daarbij Van Dale aan. Daar stond dat men straten voor stegen moet kennen en men dus onderscheid moest maken tussen rang en stand. Daarom maakte hij zich sterk voor de naam Hopstraat. Een opponent haalt er vervolgens Shakespeare bij. Die had geschreven dat elke bloem die lekker ruikt nog geen roos hoeft te zijn. De opwaardering van Hopsteeg tot Hopstraat is hem een te grote stap. Hij pleit voor Hopstraatje. Gelukkig haalde dit voorstel het niet en kennen we de straat nu nog steeds als de Hopstraat.

Nog geen eind
Uit deze samenvatting blijkt wel dat de Hopsteeg/Hopstraat een rijk verleden heeft met een zeer wisselende samenstelling van aantal percelen, huizen en bewoners. Na ruim 600 jaar is de straat nog lang niet aan zijn eind!

Piet van den Berg



Het huis met de zwarte deur op de hoek van de dwarssteeg is Hopstraat 41 in 2024.
(Foto Kees van der Wiel)


De straat van boven gezien op satellietbeeld in 2025.


De veilingadvertentie waarin de weduwe Borsboom haar bezittingen rondom de steeg te koop aanbiedt in de Delftsche Courant van 2 juli 1875.


Huisbaas Johannes Frederik Wolff, tevens de projectontwikkelaar. (Foto collectie Piet Nowee)


Vergunning voor de bouw van de eerste zes woningen door Johannes Wolff in de Hopsteeg, waaronder het huidige nr 41. (Stadsarchief 2-6095 scan 142)


De eerste steen in de voorgevel van nr 45 voor de rij van zes huisjes aan de zuidzijde van de straat die in 1879 zijn gebouwd. (Foto Piet van den Berg)


Agent Vliegenthard in actie.
Bericht Delftsche Courant, 11 febr. 1883.


Agent Van Tricht treedt op.
Delftsche Courant, 11 dec. 1883.


Verzoek om opslag in de Handelingen van de Gemeenteraad van oktober 1882.


Vliegenthard en Platenkamp blussen een brand. Delftsche Courant, 10 sept. 1889.


Delftsche Courant, 26 okt. 1907


Opmeting van het huis voor de z.g. woningcartotheek in 1956.


De aankondiging van de ondertrouw in de Delftsche Courant van een van de dochters Eekhout met haar buurjongen aan de overkant van de steeg. Haar zus stapt in hetzelfde bootje met de broer van haar aanstaande zwager.


Marinus (Rien) Prins, na de oorlog huisbaas van Hopstraat 41. (Foto collectie Piet Nowee)


Rouwkaart voor Petronella van der Kruk, Piet’s moeder, die hier in 1959 jong overleed.


Overlijdensadvertentie voor de jonge Hugo Weltevrede, Delftsche Courant 3 mei 1961.































Fragment van het schilderij van de stadsbrand van 1536, waarbij de Hopsteeg bleef gespaard. De steeg is afgebeeld vol huizen, maar ook met twee hooibergen achter de huizen van het Oosteinde. (Collectie Museum Prinsenhof)






Uitsnede uit de Kaart Figuratief van circa 1675, waarop de steeg volledig bebouwd is. (Vanwege de verkorting door het perspectief staan er minder huizen afgebeeld dan er feitelijk stonden.)



Grafiek van het aantal huizen door de eeuwen heen (1543-2025). (Piet van den Berg)

















Voorstel om de steeg verkeersluw te maken, naar aanleiding van klachten van bewoners over het wilde verkeersgedrag. Handelingen van de Gemeenteraad september 1919.



Fragment uit de handelingen van de Gemeenteraad
van 29 juli 1964 over de verandering van
Hopsteeg in Hopstraat.



De dwarssteeg tussen nr 15 en nr 41 in 1974. Via dit slopje zijn de huisnummers 17 t/m 39 te bereiken.
(Foto Openbare Werken)
Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Hopstraat 41
Geplaatst: 19 juni 2025
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft