Huyterstraat 1, alias 7
www.achterdegevelsvandelft.nl

Opgegraven woning thuis gebracht

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Aan de zuidzijde van de Huyterstraat is in 2021 een oud schoolgebouw gesloopt om plaats te maken voor de uitbreiding van Hotel Leeuwenbrug aan de Koornmarkt. Voorafgaand aan de bouw is de locatie opgegraven door Archeologie Delft. Ter plekke zijn fundamenten gevonden van een huis met een indeling van vier kamers op de begane grond met een gang in het midden, twee bedsteden, een schoorsteen in een grotere achterkamer en plavuizen in een verdiepte ruimte onder een bedstee. Tegen de achtergevel lag een beerput gevuld met keramiek en glas, die ongeveer vanaf 1600 in gebruik moet zijn geweest. Om uit te zoeken wie hier gewoond heeft, zijn we in de archieven gaan spitten naar de betere en slechtere tijden van de steeg.

Het opgegraven huis moet kort na 1800 zijn afgebroken, waarna het terrein bijna een eeuw heeft braak gelegen voor het in 1876 opnieuw werd bebouwd. Hieronder beschrijven we eerst jongste bebouwing, om vervolgens in te gaan op de bewoners van het opgegraven huis.


Het opgravingsterrein van boven gezien. (foto Google)

School en huisjes uit 19e en 20e eeuw
Van 1907 tot 1974 stond op het terrein achter Hotel Leeuwenbrug en de Synagoge de Hervormde Koningin Wilhelminaschool. Langs de rooilijn van de straat (destijds steeg) stond voordat de school gebouwd werd, een rij van zeven huisjes. Daarvan werd er in 1907 aanvankelijk één afgebroken om een toegang naar de school te maken. Het huisnummer van dat huisje (nr 7) ging destijds over op de school.
De zeven vrijwel identieke huisjes hebben daar ongeveer een halve eeuw gestaan. In 1876 zijn ze voor de verhuur gebouwd door timmerman Hendrik Nicolaas Coster. Van de zes huisjes die er na de bouw van de school nog stonden zijn er in 1924 drie afgebroken voor de aanbouw van een extra lokaal aan de school en de laatste drie zijn in 1929 opgeofferd aan een schoolpleintje.
Waarschijnlijk kwam de locatie van het toenmalige Huytersteeg 1 (afgebroken in 1924) het meest overeen met die van het opgegraven huis. Dat huis werd van 1902 tot 1911 bewoond door vuilnisman Abraham van den Ende met vrouw en vier kinderen. In 1907 werd het huisje bezocht door de Gezondheidscommissie in het kader van een grootscheeps plaatselijk onderzoek naar de woningtoestanden in Delft. Het was een tweekamerwoning met een onbeschoten zoldertje erboven, waar twee ledikanten voor de kinderen stonden en de wind door de dakpannen woei. Het dak lekte en de de muren in de achterkamer waren vochtig. De poepdoos met een tonnetje was buiten op anderhalve meter achter het huis. De huur bedroeg fl 1,75 per week. [Zie hier het onderzoeksformulier uit 1907 van deze woning.]
De eerste bewoner van dit huis was besteller Jacob van Zeventer, die er vanaf 1876 ongeveer 15-20 jaar heeft gewoond met vrouw en acht kinderen.
Van dit huis en bewoners zijn echter bij de opgravingen niet veel sporen teruggevonden. Vermoedelijk zijn die bij de bouw van de nieuwe vleugel van de school in 1924 al grotendeels uitgewist.


Op de eerste kadasterkaart uit de jaren 1825-1830 is het rood omrande opgravingsterrein (nr 644) woest en ledig. Alles wat daar in de voorgaande eeuwen had gestaan was afgebroken in deze periode van woningoverschot.

Leeg terrein in 19e eeuw
Tussen 1810 en 1876 was een groot deel van de zuidzijde van de Huytersteeg onbebouwd terrein, in bezit van de eigenaren van Koornmarkt 16. Begin 1800 zat daar jeneverstokerij “Het Fontein”, later was er een kostschool gevestigd. (Zie ook Koornmarkt 16.)
Voordien, in de 17e en 18e eeuw, hebben op die lege plek aan de zuidzijde van de steeg echter 12 tot 14 huizen gestaan, voor de verponding (huizenbelasting) in 1734 genummerd 2679 t/m 2693, deels in slopjes dwars op de steeg.


De fundamenten van het opgegraven huis. De binnenmuren, met kamer indeling ( licht roze gemarkeerd) zijn waarschijnlijk in de 17e eeuw gebouwd. In de 19e eeuw zijn de buitengevels (groen gemarkeerd) weggebroken en op diezelfde plek is in 1876 een nieuw huis geplaatst. (Tekening Erfgoed Delft/Archeologie)

De exacte locatie van deze huizen is niet op een toenmalige kaart terug te vinden. Enigszins op de tast gegokt, lijkt het huis dat voor de belasting destijds 2687 genummerd was, het best met de opgegraven fundering overeen te komen. Van dit pand is de eigendoms- en bewoningsgeschiedenis sinds 1600 in de archieven goed terug te vinden. In de oudst bewaarde koopbrief van 2 januari 1699 had het huis een naam, namelijk “Hoepschip” (Hop-schip). Die naam is verder niet meer teruggevonden. Het huis grensde volgens de akte aan de achterzijde aan “zeekere poort”, hetgeen verder de gehele 18e eeuw het geval bleef.

1600 Glaesmaecker Adriaen Stolck
In 1600 was Adam de Blockmaker de eigenaar van bovengenoemd huis. Hij was destijds eigenaar van meerdere huizen in de steeg. Het betreffende huis had toen één stookplaats en werd bewoond door Adriaen Stolck, glaesmaecker. Dat was waarschijnlijk iemand die glas versnee voor glas-in-loodramen, want drinkglazen of flessen werden voor zover bekend in die tijd niet in Delft vervaardigd. Hij werkte kennelijk met een knecht, die de inspecteurs van de belasting op haardsteden (stookplaatsen) ontving, toen zij langs kwamen.
Onduidelijk is wanneer dit huis ooit is gebouwd, al was dat in elk geval na de grote stadsbrand van 1536. De kans is groot dat het huis in de loop van zijn bestaan in de 17e en 18e eeuw een of meerdere keren is verbouwd en vergroot, al zijn daarvoor geen concrete gegevens aangetroffen in het archief.

Boedel van een moutmaker (1617-1622)
In 1617 kocht moutmaker Harman Gerritsz Botberch het huis voor 537 gulden. Dat moutmaken deed hij vermoedelijk niet aan huis, maar in een van de vele brouwerijen aan de Koornmarkt of Brabantse Turfmarkt.
Toen Botberch in 1622 overleed, liet hij vrouw en kinderen achter met forse schulden. Behalve voor de afbetaling van het huis onder andere ook aan onbetaalde rekeningen van de timmerman en de metselaar. (Of dit om een serieuze verbouwing ging of om lopend onderhoud, is onduidelijk.)
Van Botberchs nalatenschap werd met oog op de rechten van zijn kinderen een boedelbeschrijving opgemaakt. In het huis bleek een “conterfeytsel van de Princen van Oranje” (gedrukt portretje) te hangen. Verder had hij onder meer een ‘lepelhuisje’ in huis met zeven tinnen lepels, een houten ‘kannenbord’ waaraan negen koperen kannen hingen. Verder waren er zeven blauwe kruiken van aardwerk en een rode, en vijf tinnen ‘platilen’ (bordjes), twee ‘schuttelen’ (borden), twee ‘sauchuertsgens’ (sauskommen) en twee ‘hondjes’ (vermoedelijk beeldjes). Ondanks de schuldenlast werd het huis pas vijf jaar na Harmans dood door zijn weduwe verkocht.

Arme weduwe (eind 17e eeuw)
Tussen 1627 en 1689 werd het huis lange tijd bewoond door korenmeter Joris Stoffelsz de Geus, die in 1660 overleed, en zijn weduwe Lijsbeth Ariënsdr. Een korenmeter was een beëdigde beambte die voor de belastingen de aangekochte graanvoorraden van brouwers en bakkers moest opmeten. Na de dood van de weduwe werd het huis door de Kamer van Charitate (armenzorg) verkocht voor 320 gulden, omdat zij op het laatst van haar leven in armoede was vervallen en in ruil voor bedeling het huis heeft moeten afstaan.

Gezusters Van Gijs(s)en (1728-1745)
In 1728 kochten de zuster Anna en Sara van Gijsen samen met het huis van Dirk Vermeer voor 400 gulden. De zussen bewoonden het huis gezamenlijk. Anna (gedoopt 14-5-1669) werd 2 oktober 1744 op 75-jarige leeftijd begraven in de Nieuwe Kerk. Haar jongere zus Sara (gedoopt 1-11-1671) overleed driekwart jaar later op 3 augustus 1745, enige dagen later nadat ze haar testament had opgemaakt. Ze werd op 9 augustus in dezelfde kerk begraven, 73 jaar oud.
Eerder hadden Sara en Anna in 1701 samen al eens een ander huis gekocht, namelijk het huis genaamd de Roode Fontein op de Voldersgracht (nu nr 18). Ook dat bewoonden ze waarschijnlijk samen. In 1707 trouwde Anna met “kijkwerckmaecker” Cornelis van der Bijl, die al in 1716, daar op de Voldersgracht, overleed. Het echtpaar bleef kinderloos.
In 1724 verkochten de twee zussen dat huis voor 1.500 gulden. Met die opbrengst hadden ze ruimschoots genoeg contanten voor het huis aan de Huijtersteeg. De zusters waren dan ook zeker niet armlastig. Toen na Sara's dood haar nalatenschap werd opgesteld, bleken ze heel wat geld te hebben uitgeleend en belegd en diverse sieraden en een volle porseleinkast te hebben. Tot hun sieraden behoorden onder meer een coralyne (bloedkorale) ketting en een ketting met een klein gouden bootje, gouden oorbellen en twee gouden ringen met negen stenen, plus het nodige zilverwerk.

Bijbel op tafel
Het huis was duidelijk groter dan het boven beschreven huisje uit eind 19e eeuw. Het had twee verdiepingen met samen vijf of zes vertrekken en een zolder en onder het huis een kelder. In de voorkamer hingen zestien niet nader benoemde schilderijen en/of prenten. Er stonden vijf stoelen, een toonbank en een eiken kist. Daarnaast of daarachter was een ruime ‘keuken’, waar niet gekookt werd maar gewoond. Ook hier hingen spiegels aan de muur en dertien schilderijen. Er stonden veel stoelen en een tafel en met een glanzend “casjante”(changeant) kleed erop. Daar ergens was ook een ‘kelder’ met een groot aantal koperen en ijzeren voorraadpotten en pannen. Dat zou de verdiepte ruimte onder de bedstee geweest kunnen zijn, of wellicht een voorraadkast onder de trap, die ook soms wel als ‘kelder” wordt aangeduid.
Dan was er een achterhuis, waar duidelijk wel gekookt werd, met allerhande gereedschappen daarvoor en met een plaatsje. Boven was een royale voorkamer waar een leunstoel stond en de Bijbel op tafel lag. Daar stond ook een kast met daarop een ‘Japans kaststel’ van vijff stuks en twee geverfde kabinetten met daarin een uitgebreide garderobe aan dameskleding en linnengoed. Daarachter was boven een slaapkamertje met een ledikant met blauw behangsel (gordijnen). Verder was boven nog een ruime zolder met veel rommel, waaronder een oud hondenhok.
In een ‘porceleynkastje’ stonden onder meer twee Oost-Indische porceleyne blauwe vierkante spoelkommetjes, vier Japanse schoteltjes en kopjes, “seven graeuwe koffijschoteltjes” en negen kopjes en drie kopjes van Delfs aardewerk. De inventaris bevatte verder diverse schotels en bordjes van Delfs aardewerk en ook “enig gebroken porceleyn” en kapot Japans aardewerk. Verder onder meer twee koperen schalen en een ijzeren Eveoras (evenaar =weegschaal). [Zie ter vergelijking ook “kijkje binnenshuis bij arm en rijk in 18e eeuws Delft”.] 

Plateelschilder (1745-1786)
In de tweede helft van de 18e eeuw is het huis lange tijd bewoond geweest door plateelschilder Jan Scheerhout en diens weduwe Maria Kenselaar. Zij waren ook huiseigenaren. Mogelijk heeft Scheerhout schilderwerk aan huis gedaan. Dat was veelal geen vetpot, nu de plateelbakkerij in Delft eind 18e eeuw in verval raakte. Hoewel Jan Scheerhout in 1763 overleed met achterlating van drie minderjarige kinderen is van hem helaas geen boedelinventaris aangetroffen. Ook dochter Maria heeft met haar man Johannes Balans mogelijk nog enige tijd het huis bewoond.

Roemloos einde
Omstreeks 1807 moet het huis zijn afgebroken. De laatste twintig jaar van haar bestaan werd de woning waarschijnlijk zeer wisselvallig gedurende vrij korte perioden bewoond. Vanwege de grote ontvolking van Delft in deze periode waren veel steegwoningen in die tijd slecht verhuurbaar en raakten daardoor in verwaarloosde staat. Veelal beleefden ze als pakhuis of stalruimte hun laatste dagen. In dit geval zal de sloop mede tot doel hebben gehad om extra bedrijfsruimte te creëren voor de jeneverstokerij aan de Koornmarkt, die veel panden in de steeg opkocht.


Lucia van den Ende
(Met dank aan George Buzing en Jorrit van Horssen)



De funderingen van de vierkamerwoning uit de 17e en 18e eeuw. Op de achtergrond de Huyterstraat. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Veldschets van het kadaster uit 1907 van de toen nieuw gebouwde school met de rij huisjes ervoor aan de steeg, waarvan de middelste is afgebroken als toegang naar de school.


De kadasteropmeting uit 1929 toen opnieuw drie huisjes moesten wijken voor een uitbreiding van de school.


Het bericht in de Delftsche Courant van 31 mei 1924, waarin de aanbesteding wordt aangekondigd van het nieuwe schoollokaal.


De bodem van de beerput achter het huis, met een tevreden archeoloog. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Fragment van de Kaart Figuratief van circa 1675, waarop een hele rij huisjes in de Huytersteeg staat getekend. Bedenk wel dat de kaart geen luchtfoto is en zeker in die richting slechts een impressie kon geven van wat er heeft gestaan. (Volgens belastingregisters waren dat zeker tweemaal zoveel huisjes als afgebeeld, deels in slopjes dwars op de steeg.)


De Glasemaaker uit het boek Spiegel van het Menselyk Bedryf (1694) van Johannes en Caspaares Luiken.


Vondst uit de beerput. Rand van Majolica bord uit 1625-1675, gemaakt in Delft. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Een zoutvaatje van luxueus Frans of Italiaans faience-aardewerk uit de tijd van korenmeter Stoffels, of wellicht een familie-erfstuk in de inboedel van de dames Gijssen, datering 1600-1700. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Achthoekig faience bord, gemaakt in Delft, datering: 1600-1675 met bijbelfiguren. Betreft de Bijbeltekst “Haal eerst de balk uit je eigen oog, dan pas kan je de splinter uit het oog van een ander halen”. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Theeschoteltje uit de tijd van Anna en Sara van Gijssen (ook uit de beerput). Datering : 1700-1750. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Delfts-blauwe plaat uit de beerput, waarschijnlijk om een blaker aan op te hangen uit de periode 1700-1800. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


De jongste vondsten uit de beerput zijn een collectie van Engels creamware van 1780-1820, uit de tijd van de familie Scheerhout. De scherf is van een bord, diameter 10 cm en hoogte 2,5 cm. (foto Erfgoed Delft/Archeologie)


Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Huyterstraat 1
Geplaatst: 28 juli 2023
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft