Jacob Gerritstraat 1
www.achterdegevelsvandelft.nl

Vanouds genaamd De (Gekroonde) Spiegel

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Het pand waar nu een opticiën is gevestigd in de Jacob Gerritstraat 1 heeft een rijke voorgeschiedenis. Waar de Brabantse Turfmarkt overgaat in de Jacob Gerritstraat stond al ruim vijf eeuwen terug een uitzonderlijk groot pand. Dit stadspaleis is al vroeg in drieën gesplitst: in 1556 werd het gesplitst in ‘De Grote Spiegel’ en ‘De Cleijne Spiegel’ (zie Brabantse Turfmarkt 93). Een halve eeuw later voltrok zich een afsplitsing aan de rechterkant van De Grote Spiegel, ter plaatse van Jacob Gerritstraat 1.Toen begon het huis ‘De Spiegel’, ook wel genaamd ‘De Gekroonde Spiegel’, een eigen leven.
Het huis is een rijksmonument en heeft sinds halverwege de negentiende eeuw een eenvoudige lijstgevel.

Notariskantoor
Arent Arentsz van Bolgersteijn kocht het huis in 1609 van dunbierverkoper Nicolaes Pietersz Outgelt, bewoner van De Grote Spiegel. Bolgersteijn ging er ook wonen met zijn vrouw Aechtgen Jans van Bijwech uit Leiden. Bolgersteijn kwam uit Den Haag, waar zijn vader fluweelstikker was. Het was een kunstzinnige familie: Arents broer Harmen en zwager Engel Jansz Rooswijck waren beiden kunstschilder en tapijtontwerper. Zelf was Arent van Bolgersteijn notaris.


Notariskantoor uit de tijd van Arent van Bolgersteijn. Geschilderd door Jan Woutersz Stap, circa 1629. Rijksmuseum Amsterdam.
Wijnkoper
Via een wafelbakker uit Vlaanderen, Andryes Jacobsz Swaen, en de jong gestorven lakenwerker Jan Hendricksz Gouwerack, kwam De Spiegel in handen van Pieter du Blois. Ondanks zijn Frans ogende familienaam woonden zijn voorouders gewoon in Delft en omgeving. De familienaam kende allerlei variaties, zoals Dublois, De Bloijs, De Bloot. Pieter was het achtste kind van Huych Willemsz die Bloet, gezworene van Hof van Delft en ‘welgeboren man’ van Delfland.
Pieter was wijnkoper en trouwde met Baertje Leenders van Walborgh, die opgroeide aan de Koornmarkt. In 1644 kocht Du Blois voor 1200 gulden een huis in de Cromstraatsteeg (nu Kromstraat 41) erbij. Dit tweede pand vanaf de hoek met de Jacob Gerritstraat grensde aan de achterkant aan De Spiegel en diende waarschijnlijk als pakhuis. In 1657 was Pieter mede-erfgenaam van zijn ‘innocente’ zuster Anna, die in de boedelbeschrijving werd vermeld als stomme oude dove bejaarde dochter.
Baertje bleef tot haar dood in De Spiegel wonen en liet geen kinderen na. Neven en nichten konden 2400 gulden verdelen.

‘Wijnproevers’, een schilderij van Jacob Duck uit circa 1640. Rijksmuseum Amsterdam. Hoe groot de wijnkelder van dit pand destijds was, is niet duidelijk.


Moderne aanblik van de winkelpui Jacob Gerritstraat 1, 23 april 2010. De lijstgevel boven de winkel dateert in hoofdlijnen uit 1849. Foto Wikipedia/Michiel1972.


De plattegrond van het huis op de kadastrale kaart uit 2020. Aan dat grondpatroon is sinds 1825 niets veranderd. Nummer 350 is het voormalige pakhuis in de Kromstraat dat lang bij het huis heeft gehoord.



Katoenverkoopster
In 1694 kocht buurman Jan Buijster alias Buijscherd het huis. Hij was chirurgijn van beroep en bleef in het hoekpand rechts naast De Spiegel wonen. Dat (grotere) huis had zijn vrouw, Cornelia van Meijns, van haar ouders geërfd. Cornelia’s erfgenamen verkochten De Spiegel in 1720 aan Elisabeth van Trigt, weduwe van de Spaarndamse sluiswachter Cornelis Verbrugge. Elisabeth woonde al voor die tijd in De Spiegel en was ‘coopvrou’ en katoenverkoopster. In de woorden van het impostregister van 1749: zij ‘doed Stoffe Winkel’ en heeft een ‘meijd’ in dienst. Na Elisabeths dood (1750) erfde haar zoon lakenkoopman Bartholomeus Verbrugge De Spiegel. Verbrugge woonde zelf in De Grote Spiegel en bleef dat ook doen. Hij verkocht De Spiegel in 1770 aan zijn zoon Cornelis, die gouverneur van de ‘saay en carsaayhal’ was. Bij deze transactie werd het huis De Gekroonde Spiegel genoemd. Hoe het in die tijd gebruikt werd is niet duidelijk: als opslagruimte? Dat strookt niet met de nogal pretentieuze huisnaam. Namen van huurders heb ik echter niet gevonden.

Verkoop in een stoffenwinkel. Schilderij van Matthijs Naiveu uit 1709. Museum De Lakenhal, Leiden.
Slijtster in dranken
Cornelis’ weduwe, Adriana Apolonia van Staveren, verkocht De (Gekroonde) Spiegel in 1797 aan Pieter van der Hoeven uit Wateringen, die er ook ging wonen. Hij was winkelier en getrouwd met Cornelia van der Wattingen, slijtster in dranken. In 1798 kochten zij ook het pakhuis in de Cromstraatsteeg dat met het erf grensde aan De Spiegel. Pieter stierf kort daarna. Cornelia van der Wattingen hertrouwde in 1803 met een grutter die ook in haarpoeder deed (het was pruikentijd) en zijn winkel een paar huizen terug had, nu Brabantse Turfmarkt 87. In de pruikentijd werd belasting geheven op haarpoeder. Cornelia deed De Spiegel over aan haar zwagers Cornelis Jacobsz van der Hoeven en veenman Arie Tempel uit Wateringen. De kopers moesten ermee akkoord gaan dat het beschot tussen De Spiegel en het buurhuis aan de zuidkant werd vervangen door een muur en dat de helft van de kosten voor hun rekening kwam. Cornelia bleef tot haar dood in De Spiegel wonen.


Buurman chirurgijn Jan Buischerd op het schilderij van de anatomische les van dr ’s Gravesande uit 1681, door Cornelis de Man. Hij kocht het huis in 1694 maar bleef in zijn zaak op de hoek van de Kromstraat wonen.


Duitse overburen
In 1833 kocht Remigius Happel het huis en pakhuis. Zijn vader, die uit het koninkrijk Pruisen kwam, dreef aan de overkant op de zuidoosthoek van de Jacob Gerritstraat een winkel waar tabak, snuif, koffie en thee werd verkocht. In die tijd streken veel Duitse winkeliers in de stad neer. Remigius nam daar de winkel van zijn vader over en bleef daar wonen. Zijn nieuwe aankopen verkocht hij vrijwel direct door. In 1827 klaagde vader Happel bij de gemeente over de schade aan de kade bij de Spiegels Brugge. Deze gemetselde stenen boogbrug heette naar het oorspronkelijke huis ertegenover genaamd De Grote Spiegel. De Spiegelbrug werd in 1860 afgebroken toen het wegverkeer belangrijker werd en de Burgwalgracht en het noordelijke deel van de Brabantse Turfmarkt en werden gedempt.

De Wateringse veenlieden Pieter Cornelisz van der Hoeven Sr en Martinus van Leeuwen doen De Spiegel in de verkoop. Rotterdamsche courant 27 juni 1833.
Koetsier en kruidenier
Tabakverkoper Happel verkocht De Spiegel met pakhuis aan Joannes Bitter. Voorwaarde bij de verkoop was dat in De Spiegel geen negotie in tabak en snuif kwam zolang Happel aan de overkant woonde. Bitter had ook Duitse wortels: zijn ouders kwamen uit de buurt van Münster. Bitter was koetsier en had decennialang een kruidenierszaak in De Spiegel. Hij woonde er met zijn vrouw Johanna van Noorden, acht kinderen en een dienstbode, zo blijkt uit de volkstelling van 1839. Later hadden zij onderhuurders zoals de gepensioneerde majoor Von Schübertz met zijn gezin en telde het pand zestien bewoners. In 1849 hadden ze kennelijk genoeg kapitaal gespaard om het pand grondig op te knappen. Op 25 augustus van dat jaar krijgen ze vergunning om de gevel te vernieuwen en het pand daarmee zijn huidig aangezicht te geven. Hoe het er voordien uitzag is gissen. In 1873 overleed Joannes ‘na een smartelijk maar geduldig lijden’.

Bonen en gort voor de armen
Weduwe Johanna van Noorden zette de zaak voort. Na vier jaar verkocht zij het winkelhuis met het pakhuis aan haar 44-jarige zoon Hugo. Hugo Bitter trouwde daarop met Jacoba Maria Drabbe uit Zwolle. Zij kregen negen kinderen. Bij aanbestedingen die gunstig uitpakten voor Bitter kon hij zout, bruine bonen, gort en cichorei (koffiesurrogaat) leveren aan de garnizoensvoedingscommissie en later de Delftsche Werkinrichting. Na de opheffing van dit werkgelegenheidsproject in 1904 leverde hij aan het Burgerlijk Armbestuur. De armenzorg in Delft was lang volledig in handen van de kerk. Pas dik vijftig jaar na invoering van de Armenwet, in 1854, richtte de gemeente alsnog een Burgerlijk Armbestuur op. In 1916 vertrok het kruidenierspaar met zijn oudste dochter naar het Brabantse Grave.

Lederhandel
Het pand werd, net als een eeuw eerder, opgekocht door de overbuurman, sigarenfabrikant Gerrit van der Spek, die op Jacob Gerritstraat 2 woonde. En ook deze verkocht het vervolgens weer direct door aan de Fa. J. Rethans. Deze firma behelsde een vennootschap van Johannes Joseph ‘Jo’ Rethans met zijn broers Karel Adrianus en Johan Victor Bernard, voor handel in leder en schoenmakersfournituren. De drie broers waren geboren in Heusden en verhuisden met het ouderlijk gezin in 1892 naar Delft, Verwersdijk 146. Zij werden alledrie schoenmaker en leerhandelaar. Zomer 1916 trouwde Jo Rethans met Bets Haagen uit Wateringen en betrokken zij het huis in de Jacob Gerritstraat. Na vernieuwing van de winkelpui openden zij er een leerwinkel. Het assortiment lederwaren werd al gauw uitgebreid met sportartikelen èn met ‘Rhobolta’, een lotion voor het wassen van honden.

De stamvader van de Delftse familie van schoenmakers en lederhandelaars Jo(h)annes Adrianus Rethans (Heusden 1847-1914 Delft).

De firma J. Rethans kondigt zich aan in 1913. Delftsche courant,19 april 1913.

Advertentie van de firma Rethans in het adresboek van 1936.

Sporthandel
Jo en Bets Rethans-Haagen vertrokken in 1927 naar Molslaan 12. Zoon Arnoldus Johannes Henricus ‘Ab’ Rethans zette de zaak voort. Sportartikelen kwamen op de eerste plaats en uiteindelijk werd het een sportshop.
Abs broer Jan was in 1940 een van de twaalf vrijgezelle jongemannen die de hockeyvereniging Ring Pass oprichtten. Als voorzitter had hij ook de naam van de club bedacht: de sticks zouden door een ringetje te halen moeten zijn. Jan was ook oprichter en conrector (1963-1974) van het Stanislascollege. Voor de Katholieke Volkspartij, voorloper van het CDA, zat Jan vele jaren in de gemeenteraad.

Knokploeg
Ab Rethans nam als KP-er deel aan het verzet tijdens de Duitse bezetting van Nederland. De knokploeg probeerde met overvallen en inbraken voedselbonnen en persoonsbewijzen te bemachtigen. Ook was hij betrokken bij een (mislukte) poging om een NSB-verrader te liquideren.
Ab Rethans was eigenaar van een tennispark aan de Delfgauwseweg. Zomer 1964 brak er een brand uit in het clubgebouw toen een gasfles ontplofte. De kantinebeheerder ontsnapte ternauwernood aan de dood. Het hele paviljoen ging in vlammen op.

Opticiëns
Vanaf 1964 werd de Jacob Gerritstraat verkeersvrij en als winkelpromenade ingericht met sierbestrating.
Het oog wil ook wat. Sinds 1984 is er op dit adres, na verandering van de winkelpui een filiaal gevestigd van een opticiënketen.

De Spiegelsbrug op de Kaart Figuratief van eind 17e eeuw. Tot de demping van de gracht een kenmerkend punt in de omgeving. De staat van onderhoud riep in 1827 ergernis op.


































In 1864 moet Bitter zich kennelijk teweerstellen tegen lastercampagne. Delftsche courant, 14 juni 1864.


Bitter levert zout aan de voedingscommissie van het garnizoen. Delftsche courant, 3 november 1882.


Het pand op een foto van A.J. Prins uit 1890, Stadsarchief Delft.


Jan Rethans is actief in de postduivenclub met wedvluchten vanaf Vilvoorde (120 km) of zelfs Noyon (278 km). Delftsche courant, 24 juli 1939.


Het pand in 1964. Er is juist een verbouwing gaande omdat Ab de zaak van zijn vader overneemt. Foto Gerard Dukker, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

Wim van Veen


 
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Jacob Gerritstraat 1
Geplaatst:  23 november 2020
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft