Koornmarkt
41 |
| www.achterdegevelsvandelft.nl
|
|
Voormalige
brouwerij De Drie Houffysers, alias de Gouden Stoep |
| NB:
Klik op de
afbeeldingen voor een vergroting. |
Bij
het fraaie grachtenpand Koornmarkt 41 vlak bij de Leeuwenbrug is al in
een oogopslag duidelijk dat het een samenvoeging is van twee
oorspronkelijke panden. Links een mooi opgesierde gevel in
‘Lodewijk XIV-stijl’ en rechts een soberder en
minder hoge gevel van een pand dat overigens wel heel diep naar
achteren doorloopt en geheel onderkelderd is. Tot 1736 stond hier de
brouwerij De Drie Hoefijzers of ‘Houffysers’. Het
noordelijke rechterdeel van het huis, met de oorspronkelijke naam
‘Inden Briel’ is daar in 1652 in
opgegaan. Het terrein van de brouwerij liep tot die tijd nog door tot
aan de Oude Delft, waar nummer 26 en de voorgangers van nummers 22 en
24 ook tot het brouwerijcomplex behoorden.De versierselen in de
Lodewijk XIV-stijl aan de gevel van het linkerpand doen denken aan het
werk van de architect Daniël Marot (1661-1752), een Franse
Hugenoot die zich in 1686 in Den Haag vestigde. Dit deel van het huis
is in 1736 vrijwel geheel nieuw gebouwd door de vermogende
impostmeester (belastinggaarder) Pieter van Buyten, die er in 1742
negen personeelsleden op nahield, plus een koets met twee paarden. Ook
het uitbundige stucwerk in de hal en gang met putti (engeltjes), zwanen
en godinnen stamt uit die tijd. De bekwame maker daarvan is tot op
heden onbekend. Voor het huis bevindt zich verder nog een fraai
versierd smeedijzeren stoephek uit dezelfde tijd. Haastige
uitverkoop Binnen hing bij Van Buyten een
grote collectie schilderijen van ‘Hoogduitsche, Franse en
(vooral) Nederlandse meesters’. Belastingpachters vielen
echter in 1748 in de Republiek op grote schaal in ongenade. In veel
steden balandde bij oproer hun meubilair in de gracht. In Delft bleef
het relatief rustiger, maar ook Van Buyten zag zich genoodzaakt in
haast en geldnood de benen nemen. Al zijn schilderijen gingen in de
verkoop, 160 stuks, waaronder de Blinde Tobias van Rembrandt, die 28
gulden opbracht. Verder had hij doeken van Rubens, Gerard Dou, Van
Mieris, Breugel en diverse van zijn favoriet Philips Wouwerman in de
aanbieding. Een landschap met hooiwagen van de laatste schilder bleek
op de veiling het klapstuk. Het ging weg voor 680 gulden. Bij het
verlaten van het huis in 1748 bood hij verder twaalf ‘fraai
geborduurde’ stoelen te koop aan. Zie hier de catalogus van de
schilderijenveiling van Van Buytene in 1748. |
| De
huidige voorgevel.
Achttiende-eeuws stucwerk engel in de gang.
Fraai gestucte gang uit 1736.
Het fraaie 18e eeuwe stoephek.
Tekening van de linker gevel door ir. Rosse.
De Blinde Tobias van Rembrandt uit 1645,
één van de schilderijen die bij Van Buyten in
huis hebben gehangen. (Rijksmuseum Amsterdam)
Adriaan
Jan Hoekwater (1771-1818) en echtgenote Cornelia Maas
(1772-1841)
Portret van wijnkoopman Jan Daniel Hoekwater (1803-1867),
geschilderd door J. Schouman 1842. (Museum Prinsenhof)
In memoriam bij het overlijden van Laura Venaingre in
de
Delftsche Courant van 22 december 1917.
Koornmarkt 41 ten tijde van de Incassobank van
Graaf le Grelle, circa 1910. Maximiliaan Graaf le
Grelle (1882-1922).
In memoriam bij het overlijden van Graaf le Grelle
in de Delftsche Courant van 6 juli 1922.
Leerlingen van het Stanislascollege op de stoep in 1950.
De gang in Le Grelle's
tijd Nog een detail van het
stucwerk in de gang. Foto: Rijksdienst Cultureel Erfgoed. |
|
Aankondiging
van de openbare verkoop van de meubels en de schilderijenverzameling
van Pieter van Buyten in de ’s Gravenhaagsche Courant van 23
januari 1748. |
Zestiende eeuw: brouwerij
Halverwege de zestiende eeuw was in het linker, zuidelijke deel Willem
Pietersz Brasser de brouwer. In 1561 was het reeds een betrekkelijk
grote brouwerij met een eigen rosmolen. Een paard maalde daar het gerst
voor het bier. In 1600 had de brouwerij vier eesten, verwarmde roosters
om de vochtige, gekiemde gerst tot mout te drogen. Die mout vormt de
basis van het brouwproces, in de zogenaamde (koperen) brouwketels,
waarvan De Drie Hoefijzers er in 1600, zoals de meeste Delftse
brouwerijen, twee bezat. (Destijds het wettelijk maximum voor een
brouwerij.) De brouwerij was in 1600 eigendom van ene Cornelis
Hendricksz. In 1610 betaalde Cornelis Hoogenhouck ƒ 10.200
voor het hele bedrijf met woning. Dat was een grote som geld. In een
tijd waarin vele brouwers er op de gracht mee stopten, breidde
Hoogenhouck de zaak flink uit. In 1638 telde het huis en bedrijf het
onwaarschijnke aantal van negentien stookplaatsen. In 1644 kreeg hij
vergunning om op de Oude Delft een stenen
‘bostelhuis’ achter zijn brouwerij te bouwen.
(Bostel is het afvalproduct dat na het brouwen in de ketels overblijft.
Het was gewild veevoer.) In 1652 kocht de familie Hoogenhouck ook het
huidige rechterdeel van het huis en voegde dat bij de brouwerij. Toch
ging de zaak omstreeks 1670 op de fles, maar het beleefde onder de
nieuwe eigenaar, de katholiek Boudewijn van Leeuwen, een doorstart. |
| | |
Plattegrond
van de situatie in 2004. | Het terrein van de voormalige brouwerij in 1736
uitgetekend op de kadasterkaart van 1825 (rode lijnen), afgezet tegen
de huidige situatie (zwart). | Het achtererf van de brouwerij
volgens de Kaart Figuratief van ca. 1675. Gezien vanaf de Oude Delft
bij het groene lijntje. |
Uitgebroken
De volgende brouwer, Jan Keyser, verruilde na twintig jaar het bier
voor een koopmanschap bij de VOC, waarbij hij uiteindelijk in het
Zuid-Indiase Negapatnam aan zijn einde kwam. Pieter Overschie nam de
onderneming over, maar werd in 1736 door de Amsterdamse koopman Van
Broyel tot een faillissement gedwongen. De brouwerij met
alle gereedschappen en gebouwen werd opgekocht door de
‘gesamentlijke brouwers en brouwsters van Delft’.
Zij braken de brouwerij 'uit', zoals zij al eerder met enkele andere
brouwerijen hadden gedaan om de concurrentie te beperken. De gebouwen
verkavelden ze tot een vijftal woonhuizen, die ze te koop aanboden.
Genoemde Pieter van Buyten kocht toen de twee panden aan de Koornmarkt
om er een fraai grachtenpaleis van te maken. |
|
Verkoopadvertenties
van brouwerij De Drie Hoefijzers in de Leidsche Courant van 29
september 1734 (boven) en de Hollandse Historische Courant van februari
1736 (onder). |
Rosmolen met
paardenstal Op de plek van het fraaie linker
huis met het stucwerk stond toen volgens de veilingbeschrijving een
koetshuis en een rosmolen met paardenstal. Het rechterhuis deed
vóór 1736 dienst als het woonhuis van de
brouwerij. De overige bedrijfsactiviteiten, zoals het kantoor, de
mouterij, kuiperij en opslag waren grotendeels in de panden aan de Oude
Delft ondergebracht. Van Buyten beperkte zijn
investeringen voornamelijk tot de bouw van een vrijwel geheel nieuw
linkerhuis. Van het voormalige woonhuis rechts verdween de ingang, maar
verder ontbrak het hem kennelijk toch aan de middelen om voor de beide
panden één nieuwe gevel te zetten, zoals in die
tijd op de Oude Delft wel is gebeurd. Rechter
huis heette Inden Briel Het rechter huis (nu
zonder eigen voordeur) droeg zoals gezegd oorspronkelijk de naam
‘Inden Briel’ en werd in de zestiende eeuw bewoond
door Pieter Pietersz Beaumondt. Over zijn broodwinning is ons weinig
bekend. Misschien zat hij wel, zoals veel buren, in de graanhandel.
Later in de zeventiende eeuw was hier de boekhandel-uitgeverij van
Adriaen Gerritsz van Beyeren gevestigd. Zondag 16 april 1651 werd Van
Beyeren het slachtoffer van een chaotische schermutseling op straat met
een dronkelap, die hem een dodelijke steekwond toebracht. (lees
meer) Daarna werd het huis door de erfgenamen aan
de brouwerij De drie Hoefijzers verkocht Wijnkoperij
Gedurende het grootste deel van de 19e eeuw was het pand het domicilie
van de rijke wijnkopersfamilie Hoekwater. Het rechter deel deed daarbij
voornamelijk dienst als wijnpakhuis. Ook aan de andere zijde van het
huis had deze Hoekwater een aantal oude panden en een voormalig
koetshuis als pakhuis in gebruik, ter plekke van het huidige Koornmarkt
35-39. De oude Hoekwater genoot als kolonel van de schutterij, raadslid
en regent van het Gasthuis het nodige prestige in de stad. De basis
daarvoor lag bij zijn lidmaatschap van de Garde d’Honneur van
Napoleon. Zijn zoon Jan Daniel bracht het eveneens tot commandant bij
de plaatselijke schutterij en was een drijvende kracht achter de
deftige herensociëteit ‘Standvastigheid’
aan de Oude Delft (nr 132, nu studentensociëteit).
Na de Hoekwaters betrok politiecommissaris H.G. Affelen van Saemsfoort
het chique pand. Streng en degelijk
opgevoede weldoenster Omstreeks 1900 woonde
in het luxueuse huis Laura Venaingre. Volgens de Delftsche Courant
behoorde zij tot 'één van die ouderwetse
Hollandse vrouwen, die streng en degelijk opgevoed voor zichzelf weinig
verlangen doch van zichzelf veel eischen.' Zij beijverde zich in tal
van clubjes voor de arme medemens, onder andere door het inzamelen van
zilverpapier. Na haar dood liet zij ook enkele weinig belangrijke
schilderijtjes aan de stad na. |
| | |
Jan
Daniel Hoekwater was behalve wijnkoopman en majoor van de schutterij
ook secretaris van de Herensociëteit Standvastigheid, die op
zoek was naar een nieuwe kastelein. NRC, 4 aug 1866. | Advertentie voor een
keukenmeid bij mevrouw Affelen van Saemsfoort. Nieuws van den Dag 14
juni 1879. | Advertentie
van Le Grelle’s Incassobank, Delftsche Courant van
mei 1912 (boven) en febr 1921 (onder). |
Graaf
le Grelle In 1905 kwam Koornmarkt 41 in
handen van de jonge bankier Graaf le Grelle en zijn Incassobank. De
ambitieuze graaf van Belgische komaf was een belangrijk voorman van het
katholieke volksdeel in Delft. Hij was penningmeester van de parochie
en oprichter en voorzitter van de rooms-katholieke woningbouwvereniging
Hippolytus, de r.-k. bibliotheek en een r.-k. verzekeringsmaatschappij.
Verder was hij nog raadslid voor de Rooms-Katholieke Staatspartij
(voorloper KVP en het huidige CDA). Net als zijn
voorgangers was Le Grelle een liefhebber van uiterlijk vertoon. In de
achterkamer liet hij een schoorsteenmantel van Belgisch marmer
aanbrengen en in 1917 werd hij gelauwerd met de Gijberti Hodenpijl
erepenning vanwege de smaakvolle restauratie van het bankgebouw.
Brand Na een brand in
het noordelijke deel van het huis werd het interieur gemoderniseerd in
een toen moderne art-deco-achtige stijl. Er kwamen een hal met
loketten, kantoorruimten, en in de kelder een grote kluisruimte. In het
plafond van de hal maakte hij een groot raam met glas-in-lood waardoor,
via een lichtschacht, daglicht in de hal kon toetreden. Alleen de
achterkamer behield enige achttiende-eeuwse versieringen. Het
zuidelijke pand werd zoveel mogelijk in de achttiende-eeuwse stijl
hersteld of in overeenkomstige stijl aangepast. De rechterzijde kreeg
wel een stoephek in dezelfde Lodewijk XIV-stijl van het andere deel van
het huis. De graaf werd echter niet oud. In 1922 stierf hij op
40−jarige leeftijd aan de gevolgen van een reis naar Lourdes.
Hij had zieken naar dit bedevaartsoort begeleid. Stanislascollege
In 1948 kreeg het bankkantoor een geheel andere functie: het nieuwe
Sint-Stanislascollege van de Jezuïtenorde startte toen zijn
onderwijsactiviteiten in dit gebouw, in afwachting van een nieuw
schoolgebouw aan het Westplantsoen. Vijftig leerlingen moest de school
het eerste jaar onder dak brengen, het tweede jaar honderd. Toen werd
het toch wel wat krap. Vandaar dat men nog langs tal van andere
locaties in de binnenstad en in het Westerkwartier zwierf voordat op de
nieuwe bestemming de deuren openden.
Eerste leerling van het Stanislascollege in 1948. Gouden Stoep Van 1950 tot
1957 deed het huis dienst als woonhuis van de paters die op die school
les gaven. Tegelijkertijd bood de benedenverdieping onderdak aan de
Gemeentelijke Gezondheidsdienst GGD. Vanaf 1973 kreeg het
pand opnieuw een functie als bankkantoor, en wel van de Gemeentelijke
Kredietbank en de afdeling Financiën van de Gemeente. Op dit
adres konden destijds ook elke vrijdag de uitkeringen van de Sociale
Dienst worden opgehaald met een "werkbriefje". Dat ging toen nog in
cash geld. Vier ambtenaren waren elke donderdag doende die uitkeringen
zorgvuldig uit te tellen en in papieren zakjes te doen. Het bezorgde
het gebouw in de volksmond de naam 'de Gouden Stoep'.
Derdehands schoorsteenmantel
In 1997 werd het gebouw door een nieuwe eigenaar verbouwd tot
kantoorruimte en appartementen. In de tuinkamer rechtsachter kwam een
schoorsteenmantel van Belgische hardsteen die eerder in de tuinkamer
van Oude Delft 123 had gezeten. Maar ook daar was hij in 1910 eerder al
als tweedehandsje geplaatst. De oorspronkelijke herkomst is niet
bekend. |
Kees van der
Wiel |
Nadere informatie over Koornmarkt 41 |
Geplaatst:
6 mei 2012 / Laatste wijziging: 11 feruari 2021 |
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft
- Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |