Molenstraat 22-24
www.achterdegevelsvandelft.nl

Eeuwenlang het adres van een broodbakker

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Het huis is ontstaan uit twee huisjes die rond 1825 werden voorzien van één gevel en op de begane grond werden doorgebroken. Later werd een aparte bovenwoning gemaakt door op de eerste verdieping van nummer 24 naar achteren uit te breiden. De trap kwam in de naastgelegen steeg, in de 18e eeuw Kalckpoort geheten. Sinds halverwege de 17e eeuw was op nummer 22 onafgebroken een broodbakkerij gevestigd. Pas in 1980 sloot de laatste bakker de winkeldeur.

Kindermaecker en brouwersknecht
Rond 1543 woonde op deze plek Adriaen Willemsz. Kindermaecker. We weten van hem dat hij het huis huurde en een huur betaalde van 150 stuivers oftewel 7,5 gulden per jaar. In 1600 wordt als eigenaar vermeld Wouter Roeloffs/Roelantsz. Hij overlijdt hier in 1607, blijkt uit het begraafboek van de Oude Kerk. Zijn beroep was brouwersknecht. Het huis had twee stookplaatsen. Ernaast of erachter stond een eenvoudig huisje van één kamer dat hij verhuurde. De buurman (waar nu het huidige nummer 26 staat) was een bakker wiens oven achter het kleine huisje stond.

Splitsing
Na Wouter Roeloffs komt timmerman Willem Jansz, die later de achternaam Bruijnswijck blijkt te hebben. Kort nadat hij in 1612 het huis van de weduwe van Wouter Roelantsz heeft gekocht besluit hij tot een ‘bouenge’ en gaat het huis in tweeën splitsen waarbij hij zelf in het oostelijke deel gaat wonen en het andere deel in 1614 voor fl 625 verkoopt aan kuiper Jan Pietersz. Dit westelijke deel (op de plek van het huidige nr 22) komt hierop al vrij snel in handen van de buurman daarnaast Claes Cornelis Schrevelin(ck), ook een kuiper. Als hij zijn einde voelt naderen bepaalt hij in 1627 in een testament dat na zijn dood zijn weduwe Maritge Claesdr van Hodenpijl tot haar dood toe zal mogen wonen in het huis naast waar hij op dat moment woont. De westelijke helft van dit huis dus, dat eigendom wordt van de nieuwe buurman. Daarna woont hier omstreeks 1646 kleermaker Dirc van den Bosch. Vervolgens komt het huis een tiental jaren in bezit van een familie die elders woont en onderling ruziet over het eigendom. Ondertussen verhuren zij het huis tot circa 1670. Het andere deel komt na de dood van Willem Jansz Bruijnswijck in handen van Isaacq de Coninck.


Huidig aangezicht Molenstraat 22-24.




Molenstraat van boven gezien.
 

Het pand op de oudste kadasterkaart van 1823.

Pothuis en luifel

Als in 1654 het kruitmagazijn op het huidige Paardenveld ontploft, lopen ook de huizen in de Molenstraat forse schade op. Het westelijke huis (nu 22) dat dan van Engeltje Meuijt is heeft 250 gulden schade, bij Isaacq de Coninck in het oostelijke huis (nu 24) 300 gulden.
De Coninck grijpt de gelegenheid aan om zijn huis gelijk flink op te knappen en te vernieuwen. Al een paar maanden voor de ontploffing had hij een vergunning aangevraagd om aan de straatzijde een pothuis (lage kelderuitbouw) en een luifel aan zijn huis te maken. Met de vernieuwing is een flinke waardestijging voor de belasting gemoeid, blijkt uit een kohier van ‘nieuw getimmerten’.

Weduwe hertrouwt andere bakker
Omstreeks 1670 komt het westelijke huis in bezit van bakker Joost Blasen (ook wel Joost Blase de Vos geheten en allerhande verbasteringen van die naam), die in 1675 overlijdt. Wellicht was hij al eerder huurder van genoemde Engeltje Meuijt, want in een nalatenschap uit 1650 van iemand die aan de St Annenvest woonde, wordt al een bakker Blaes Joesten in de Molenstraat genoemd, van wie de rekening nog niet betaald is.
In het andere pand woont dan de kleermaker Jacob Moerkerke, die kort na hem overlijdt.
Maria Stam, de weduwe van Joost Blasen hertrouwt met bakker Hendrik Neuteboom en hij koopt in 1690 ook het buurpand (nu 24).
Vanaf nu zal er tot 1980 onafgebroken een broodbakkerij gevestigd zijn en zullen beide huizen, met kleine onderbrekingen, van één eigenaar zijn.


Molenstraat (op den Dam) op de Kaart Figuratief van circa 1675.


De verlenging van het pand met een uitbouw tot aan de Kantoorgracht in 1907 op een hulpkaart van het kadaster.


Verkoopaffiche van de openbare verkoping in 1812 waarbij het oostelijk deel apart verkocht wordt. Koper werd bakker Johannes van Beek die zijn brood al bakte in het andere deel.

De Molenstraat in 1901. Foto van G.B. Niestadt. De bakkerij ligt op de achtergrond.
Naar Indië
Na Hendrick Neuteboom zien we meesterbroodbakker Jacob Prins, die het maar van 1718 tot 1726 volhoudt. Hij vertrekt met een schip van de VOC naar Indië om te proberen zo zijn schulden af te lossen. Zijn vrouw met drie kinderen laat hij achter, maar keert helaas niet terug. Zijn opvolger is Barent Hazecamp, ook weer eigenaar, die ruim dertig jaar brood bakt tot ook hij schulden maakt en de belasting – in 1760 -- zijn huizen laat veilen.
Barend Kaleboom wordt dan de nieuwe broodbakker op dit adres. Na zijn overlijden, de datum is onbekend, komt zijn neefje Johannes van Beek in de bakkerij.
Johannes is opgegroeid in nummer 24, waar zijn ouders een tapperij hadden. Dat blijkt uit het opmaken van de boedel na het overlijden van zijn vader; die veel schulden had aan distilleerderij “De Papegaai”. De moeder van Johannes erfde de bakkerij van haar zuster, de vrouw van Barend Kalenboom. In 1810 koopt hij daadwerkelijk de bakkerij van zijn moeder en trouwt met Wilhelmina Venstermacher uit Amsterdam.
Twee jaar later koopt hij ook het pand ernaast. Van Beek is waarschijnlijk de meest welvarende bakker die er gewoond heeft.

Grote verbouwing
Omstreeks 1825 koopt hij nummer 24, laat een nieuwe gevel zetten, een nieuwe woonkamer op de begane grond maken, en een nieuwe uitbouw voor de bakkerij. In 1829 is zijn adres in een akte wijk VI 367/368. De neoclassicistische gevel past qua stijl ook in die tijd.
Bij zijn dood in 1861 is de kleine bakkerij een heel complex geworden. Molenstraat 26 is er ook bijgekocht. Het totaal omvat nu woonhuis, winkel, bakkerij, met erf, plaats, tuin, grote schuur, verschillende meelzolders etc. Bij elkaar 256 m2 groot. Zijn vrouw blijft vermogend achter, zij overlijdt (na het maken van zes testamenten) in het dameshuis in de Papestraat. Na hem komen tot 1980 nog zes eigenaren, allen broodbakkers: Johannes Franciscus Landman uit Rotterdam, Frederik Leendert Koeberg via zijn vader Gilles Koeberg, Jan Hanhart uit Arnhem, Jan’s zoon Philippus Hanhart, en tenslotte van 1950-1980 Nicolaas de Hoog, geboren in Vrijenban. De term “meesterbroodbakker” wordt in 1926 in het testament van Jan Hanhart nog steeds gebruikt.
Grote ingrepen zijn nog geweest het weer splitsen in 1866 tot nummer 22-24 en het huidige nummer 26, het aanbouwen van een nieuwe ovenruimte in 1870 door Frederik Koeberg en het uitbreiden van de zolderverdieping naar achteren tot een volwaardige verdieping door Jan en Philippus Hanhart. Sinds 1914 hoort nummer 26 weer bij de bakkerij en blijft dat tot 1980, als het broodbakken beëindigd wordt en 26 weer apart wordt verkocht.




Els Emeis


Verkoopadvertentie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 18 maart 1866, waarbij zowel de bakkerij op nr 22 /24 als het pakhuis ernaast (nu 26) te koop wordt aangeboden. Het aanvankelijke huisnummer wijk 3 nr 368 van het latere nr 24 uit het affiche van 1812, blijkt inmiddels te zijn doorgeschoven naar de buren.


Bakker Koeberg krijgt in 1870 vergunning om een nieuwe oven te plaatsen.


Sinterklaasletters te koop bij Jan Hanhart. Delftsche Courant, 4 december 1891.


Honger in de oorlogswinter. Delftsche Courant, 11 januari 1945.
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Molenstraat 22-24
Geplaatst:  2007 / Laatste wijziging: 6 november 2020
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft