Gedistilleerde
wateren
Na de gedwongen verkoop kon hij toch in het pand blijven wonen. Hij
overleed er in 1739. Eigenaar Lebeau bewoonde het huis bij de taxatie
voor de verponding in 1732 echter zelf ook. Hij verhuurde toen twee
huisjes op de plaats daarachter. Ieder voor tien stuivers per week,
wellicht een van die twee aan Van der Hiel.
Lebeau was zelf geen textielverver. Hij komt in diverse akten als
brandewijnstoker te voorschijn en later als ‘makelaar in
gedistilleerde wateren’ en ‘makelaar in
granen’. In 1749 had hij de huisjes achter op de plaats
verhuurd. De ene aan een oude weduwe Van Dorp met drie ongehuwde
dochters die de kost probeerden te verdienen met kousen breidden, uit
naaien gaan en schoonmaken. In het andere huisje woonde ook een weduwe.
Nog steeds een ververij?
Toen Lebeau het huis in 1751 verkocht, heette het nog steeds
‘vanouds genaemt Den Blauwen Bock’. In 1768 en in
1807 verwisselde opnieuw tweemaal als zodanig van eigenaar. In 1768 was
Paulus van Embden de koper voor fl 450. Hij was getrouwd met Sara van
der Hiel, en dus vermoedelijk een schoonzoon van de vroegere eigenaar.
Die was ook linne- en wolverver blijkens een verzoekschrift uit 1761 en
woonde al omstreeks 1750 als saaiverver in een poortje aan de
noordzijde van de Nieuwe Langendijk. Het roept de vraag op of hij
wellicht de ververij in huur heeft voortgezet. In 1803
overleed hij. Daarna kwam het huis in 1807 in handen van Gerard Willem
Boon voor fl 400, die het in de jaren 1809-1811 verhuurde aan
huisschilders- en glazeniersknecht Cornelis Mulder. Zijn vrouw Jannetje
van Brakel dreef er een winkel. Verder woonde er ook een
plateelbakkersknecht Willem van Brakel, aldus de patentregisters.
Het pand op de eerste kadasterkaart van 1825. |
De herindeling van het perceel op de kadastrale hulpkaart van 1879. |
Verhuurcomplex
In de negentiende eeuw werd het complex opgedeeld in
meerdere woningen en intensief bewoond. In de periode 1825-1830 woonden
er vier gezinnen: dat van plateelbakkersknecht Willem Brakel, van
sjouwer Pieter Brouwer, van bakkersgezel Herman Delfgauw en van
bezemmaker Martinus Schinker. In 1837 verkocht Boon, die
inmiddels als koopman in Utrecht woonde, het huis 'met poort, waarin
drie afzonderlijke woonhuizen, mitsgaders een open plaats’
voor fl 1.200 aan veerschipper Nicolaas Lobee (alias Lubeck). Twee jaar
later blijkt het pand bewoond door wagenmaker Jan Boers en diens zoon
timmerman Johan Boers. In 1860 werd het huis bij een
verkoop binnen de familie Lobee omschreven als ‘een huis met
eigen vrije poort waarin drie afzonderlijke woonhuizen en een
pakhuisje, mitsgaders een open erf’. In 1863 werd het
verbouwd. Metselaar Van der Feijst kreeg vergunning om voor de deur
gedurende acht dagen stenen te leggen aan de waterkant. Regenput,
bleekveld en privaat in de poort De jonge
Nicolaas Lubeck was slijter om de hoek op het Vrouwenregt. In 1868 bood
hij het huis en omliggende pandjes te koop aan op een veiling. Het werd
toen in detail beschreven. Het pand aan de straat werd beneden en boven
afzonderlijk verhuurd, beneden voor fl 31,25 per kwartaal, boven voor
fl 7,80 per maand. Het benedenhuis maakte gebruik van een keukentje op
het erf van het latere nummer 24. Het zaalgebouw in de poort achter het
voorhuis werd deels gebruikt als pakhuis, maar bevatte ook twee
woningen. Aan de overzijde van de poort waren ook twee kleine woningen,
later genummerd Nieuwe Langendijk 12 en 14, elk voor verhuurd voor 90
cent in de week. De huisjes maakten gezamenlijk gebruik van een
regenput, een privaat en een ‘bleekveld’ in de
poort. Het complex werd op de veiling niet
‘gemijnd’ maar even later onderhands voor fl 3.950
verkocht aan aannemer Tijmen Huurman, samen met buurpand nr 24 en een
huisje in de Trompetstraat. Bij invoering van de moderne
huisnummering in 1876 was het perceel van het voorhuis met het
zaalgebouw opgedeeld in de nummers 22, 20 en 18, met daarachter nog een
poortwoninkje nr 16. Aan de straat was 22 een beneden- en 20 een
bovenwoning. In de bovenwoning woonde toen al een jaar of tien
kleermaker Frederik Plugger (met vrouw en drie kinderen) en beneden op
22 woonde politieagent Joost Waller (met vrouw en vijf kinderen en
kostgangers). Pension en
aannemerswerkplaats In 1878 zijn de panden
opnieuw geveild, maar niet verkocht. Kort daarop moeten ze zijn
verbouwd en opnieuw ingedeeld. De zaal was toen een werkplaats van
aannemer Huurman. De bewoning in de rest van het pand wisselde snel. De
benedenwoning 22 was in die tijd een soort pension voor alleenstaande
arbeiders die er veelal slechts kort verbleven onder regiem van een
weduwe Stolk met vijf kinderen. Het telde toen vier kamers, een keuken
en een kelder en diverse stookplaatsen, en was deels uitgebouwd in de
zaal.
|
|
Advertentie
van naaister Geertruida Combrink in Delftsche Courant van 1 april 1874. |
Boven: Het pand
werd in de 19e eeuw intensief bewoond. Delftsche Courant 14 aug 1874.
Onder: Het achtergebouw was in 1875 een timmermanswerkplaats. Delftsche
Courant 21 mei 1875. |
Christelijke gymnastiekzaal
In een verkoopadvertentie uit 1902 werd het pand aangeprezen als erg
geschikt voor het houden van een ‘open tafel’ of
vergaderingen. Het werd toen overgenomen door een van de erfgenamen uit
de familie Huurman. De zaal werd sindsdien gebruikt door een
christelijke jongelingenvereniging en de christelijke
gymnastiekvereniging ‘Excelsior’. De
benedenwoning werd van 1903 tot 1920 bewoond door de weduwe Flink en
daarna tot de Oorlog door Adriaen Willemse, werkman bij de Lijmfabriek.
De bovenwoning van 1909 tot haar overlijden in 1930 door naaister
Wilhelmina van den Akker, samen met haar zuster. Instelling
ter bescherming van RK meisjes In 1920
veranderde het pand van religieuze signatuur en kreeg een
rk-bestemming. Het werd toen eigendom de afdeling Delft van de
Nederlandsche RK Centrale ter bescherming van meisjes. Kennelijk
gebruikte die vooral de zaal en behuizing in de poort, gezien de
voortgaande verhuur van de woningen aan de straat. De
nieuwe eigenaar voerde enkele verbouwingen door. In 1925 werden de
woning aan de voorzijde en de zaal nadrukkelijker van elkaar
gescheiden. De zaal kreeg een eigen ingang in de poort en de uitbouw
van de woning in de zaal werd ongedaan gemaakt. Er kwam een bescheiden
voordeur in de gevel. Vijf jaar later werd de zaal vergroot door de
voormalige poortwoning nr 16 daarachter erbij te trekken.
De nieuwe ingang van de zaal uit 1925 aan de binnenzijde. Foto Wim Weve. |
De monumentale voordeur werd in 1925 vervangen door een veel
bescheidener ingang. Overwogen werd de gevel in quasi-achttiende eeuwse
stijl te restaureren. Uiteindelijk werd toch gekozen voor een
gepleisterde gevel en glas in loodramen naar de toenmalige mode. |
De zaal werd af
en toe verhuurd voor evenementen. Zo was er in de jaren dertig een
propagandabijeenkomst van Verdinaso (Vereniging van Dietsche
Nationaal-Solidaristen), een antisemitisch clubje dat concurreerde met
de NSB. RK Fröbelschool
‘Prikkebeen’ In 1941
werd het bezit overgedragen aan de St Josef Fundatie, die na de Oorlog
de zaal in gebruik gaf aan de RK Fröbelschool
‘Prikkebeen’. In 1978 werden de
bezittingen overgedragen aan de Stichting Delftse RK Bejaardenzorg en
Huisvesting Alleenstaanden. Die besloot de oude panden af te breken om
de huidige nieuwbouw te realiseren.
Het pand in de jaren voor de afbraak. Foto Stadsarchief
|
| Het
pand op de Kaart Figuratief van circa 1675.
Foto van de Nieuwe Langendijk omstreeks 1880 toen het nog een gracht
was.
Uitvoerige omschrijvingen van het pand en omliggende woningen in het
poortje bij de opvolgende verkopingen in 1868 en 1878. Delftsche
Courant 6 maart 1868 en 8 sept 1878.
Het poortje tussen nummer 12 en nummer 22 dat toegang gaf tot de zaal
en de poortwoningen 14, 16 en 18. Aan de andere zijde van de
poort was vroeger een badhuis.
Tussen 1880 en 1920 huurde de Christelijke Jongelings-Vereniging
“Daniël” hier de ruime zaal aan de achterzijde. Foto
uit het gedenkboekje ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan in 1933.
Delftsche Courant 29 okt. 1918.
Van Chr. naar RK. Delftsche Courant 8 okt. 1921.
Plan voor de verbouwing van 1925 door de RK centrale ter bescherming
van meisjes. Het woongedeelte in de zaal werd toen weggebroken en er
kwam een aparte ingang van de zaal in de poort.
In 1936 werd de zaal verhuurd aan de Dietsche Nationaal-Solidaristen,
een NSB concurrent. Delftsche Courant 3 febr.1936.
|