Oosterstraat 21-23 | www.achterdegevelsvandelft.nl | ||
Plateelbakkerij De Nachtegael en Dolhuys | NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. | ||
“Daer
staen vijff huysgens welcker bewoont worden by seer arme luijden ende
behoren toe Heijndrick Maertenszoon leydecker, memorye, 7
haertsteden”. Dit is in het Haardstedenregister van 1600 de
beschrijving voor het rijtje huisjes in de Oosterstraat tussen de
Trompetstraat en de Vlamingstraat. Oosterstraat 21 en 23
(één pand, twee huisnummers) is
één van de huizen die er nu staan. In 1600 werd belasting geheven op de hoeveelheid ’open haarden’ die in een huis aanwezig was. De man, die het allemaal moest noteren, liep hierbij vanaf de Vlamingstraat zuidzijde naar de Sint Ursulenstraet (nu Trompetstraat) en noteert als plaatsbepaling: “An de suytsyde van de Vest”. Tegen de stadswal zelf, de Oostvest, stonden toen geen huizen. Een echte straat was er ook nog niet. Het gaat dus om huisjes aan de westkant van de tegenwoordige Oosterstraat. Geld kan er blijkbaar niet worden geïnd, dus wordt er een pro memoriepost van gemaakt, maar in die vijf huisjes waren toch wel 7 stookplaatsen aanwezig. Plateelbakkerij en Dolhuis Het lijkt een onogelijk rijtje, waar niets bijzonders van valt te verwachten, maar dat is een verkeerde inschatting. In de 17e eeuw was hier een tijdlang de plateelbakkerij “De Nachtegael” gevestigd. De eigenaar Cornelis Jansz van der Graeff woonde op het huidige Vlamingstraat 109. Toen de plateelbakkerij verdween ontstond in deze pandjes een zogeheten particulier verbeterhuis. Bedoeld voor geesteszieken (ook drankverslaafden, epileptici en demente bejaarden), die particuliere zorg konden betalen, en van wie de familie niet wilde dat ze in de stedelijke inrichtingen bij “Jan en alleman” werden ondergebracht. Het heette De Drie Taarlingen, vernoemd naar de eerste eigenaren. De belangrijkste ingang was aan de Vlamingstraat. In sommige begraafboeken werd het ook wel “Laat lopen” genoemd. (Voor het complete verhaal over het verbeterhuis, zie Vlamingstraat 107). Meer dan twee eeuwen later bestond het complex nog steeds. Op de allereerste Kadasterkaart, 1832, wordt het ‘Dolhuis’ genoemd. In de beschrijving bij de kaart staat dat er geestelijk labiele mannen werden opgesloten, op verzoek en op kosten dus van hun familie. Zelfs nu nog lijkt het alsof het verbeterhuis enigszins herkenbaar is in de adressen Oosterstraat 17, 19, 21 en 23. Ook het zuidelijke hoekpand, Oosterstraat 15-Trompetstraat 104, hoorde erbij, maar ziet er heel anders uit. Vroegere vleugel Achter Oosterstraat 21-23 bevindt zich de vroegere noordelijke vleugel, van De drie Taarlingen. Dat is de voorzichtige conclusie van bouwhistoricus Wim Weve, die eind jaren ’80 een bouwhistorische notitie heeft geschreven over deze huisjes. Er was toen nog nauwelijks iets bekend over het verbeterhuis. Hij denkt dat de vleugel een vrijstaand paviljoenachtig tuinhuis is geweest. De huisnummers 21-23 zijn onderdeel van een langgerekte wit gepleisterd pand met vier huisjes. Het oogt niet groot, maar is niettemin een opmerkelijke verschijning in de Oosterstraat. Een beetje anders dan de andere huizen. Het dak loopt evenwijdig aan de straat. Enigszins chique gebeeldhouwde consoles ondersteunen de dakgoot. In het midden op het dak is er een dakkapel met een driehoekige bekroning. Ooit moet die geprofileerde lijsten hebben gehad, maar ze zijn nu verdwenen. De Oosterstraat werd pas een echte straat in 1862 nadat de stadswal was afgegraven. Er was alleen een soort pad. De wal stond tamelijk dicht tegen de huisjes aan. Op de stadsplattegrond van 1870 was er geen verbeterhuis meer, maar waren er afzonderlijke woningen. Weve gaat er vanuit dat de typische gepleisterde gevel, mede gezien de architectuur, in die periode is ontstaan. Symmetrie valt er in de gevel niet te ontdekken, en die zal er vroeger ook niet zijn geweest, denkt hij. Vroege 17e eeuw De bouwgeschiedenis gaat veel verder terug dan de 19e eeuw. De vleugel achter 21-23 is niet zichtbaar vanaf de straat, maar wel als je in de tuin staat. Hij heeft een opmerkelijke, zij het niet gaaf bewaard gebleven architectuur. De bouwstijl vertoont kenmerken van de vroege 17e eeuw. Er is metselwerk in gele ijsselsteen, met rode baksteen op de hoeken. Er zijn wijde korfboogvormige ontlastingsbogen zichtbaar, opgedeeld in twee kleinere bogen en voorzien van zandstenen blokken. (Zie de foto’s). Dergelijke ontlastingsbogen komen in Delft alleen voor bij Vlamingstraat 77, bij Rietveld 8 en bij een deel van het Armamentarium aan de Korte Geer, dat uit 1601-1602 dateert, noteert Wim Weve in zijn onderzoek. Er is er één gemetselde boog – helemaal dichtgemetseld -- in de naar het westen kijkende achtergevel, die aan een buurtuin (Vlamingstraat 107 zie aldaar) grenst. En er is er één in een zuidelijke zijgevel, waarin later andere ramen zijn aangebracht. Die zijn dwars door de bogen heen gemaakt. Wim Weve vermoedt dat er ooit een vijfdelig kozijn is geweest. De vroegere verbouwing van deze vleugel zal hebben plaats gevonden aan het eind van de 17e eeuw, of in de vroege 18e eeuw. Er is nu een plat dak. Dat moet vroeger anders zijn geweest. Platte daken zijn een 19e eeuwse uitvinding. Uit de 18e eeuw is nog bericht bekend over de situering van het verbeterhuis. Op 27 mei 1753 verzoekt Jan Cordij het huis De Drie Taarlingen “geleegen tussen de Vlamingstraat en de Trompetstraat met uytsigt op de stadsveste, op de buytensingel en de landerijen buiten de Koepoort als beterhuis te mogen voortzetten”. De huisjes langs de Oosterstraat hebben twee onderling evenwijdige daken achter elkaar (vanuit de Oosterstraat is dat niet te zien). Op de Kadasterkaart 1832 heeft het Dolhuis duidelijk een U-vorm. De zuidelijke vleugel maakte plaats voor het grote pand Oosterstraat 15/Trompetstraat 102-106. Het werd tweede helft 19e eeuw gebouwd als bakkerij. Goed zichtbaar is de uitgang van het terrein via een poort bij Vlamingstraat 107. Ook op de Kaart Figuratief 1675 is een U-vorm herkenbaar. | Oosterstraat
21/23
|
||
Wim Weve maakte een totaalplaatje van de oude vleugel van het verbeterhuis. | |||
Samenvoeging Waarom er in de 17e eeuw met een particulier ‘verbeterhuis’ werd begonnen is niet helemaal duidelijk. Het kan te maken hebben met een reorganisatie van de stedelijke voorzieningen voor geesteszieke mensen. Het stedelijke Dolhuis zat in het voormalige Sint Joris Gasthuis aan het Noordeinde. In 1677 werd het bestuurlijk samengevoegd met het Tuchthuis aan de Geerweg. Het kan zijn dat het daardoor een slechtere reputatie kreeg. In ieder geval brachten rijke families hun ‘probleemgevallen’ liever onder in particuliere tehuizen. Die stonden overigens toch ook onder toezicht van de zogeheten Commissie voor de Gast- en Godshuizen, waarin vooral stadsbestuurders zaten. In 1812 werd het samengevoegde Dol- en Tuchthuis overigens weer uit elkaar gehaald. Het Dolhuis ontwikkelde zich tot Sint Joris, de psychiatrische verpleeginstelling. Onderlinge
verbindingen De geschiedenis van de plateelbakkerij is uitvoerig beschreven door Wik Hoekstra-Klein in haar serie over de Delftse plateelbakkerijen. Haar man, Jaap Hoekstra, tekende een plattegrond van de situatie ten tijde van de plateelbakkerij. De Nachtegael was eigenlijk de naam van een kroegje in een van de pandjes. Die naam bestond al in 1581, toen de Antwerpse Sara Hubrechtsdr, een weduwe, de waardin was in dit etablissement. Een volgende kroeghoudster was Catharina Servaesdr “in de Nachtegael”. Er was ook een poort die het Nachtegaelken werd genoemd, en waar in december 1624 een overval werd gepleegd. Twee Oost-Indiëvaarders stelden zich in de poort op, zodat er niemand meer in of uit kon, en wilden blijkbaar geld hebben. Alles in de poort werd vernield en de schutterij moest er aan te pas komen om de orde te herstellen. De smid Wigger Thomas, die op de hoek met de Trompetstraat woonde, en Lijntge Davits, weduwe van de ‘pintceelmaker’ Pieter Fransz uit de Vlamingstraat, legden daar een verklaring over af, die bewaard is gebleven. Huisje wisselen Verwarrend genoeg bestond er ook nog een Nachtegaelspoort in de Korte Breestraat. Aan de Nachtegaalspoort bij de Oostvest tussen Trompetstraat en Vlamingstraat dankte de plateelbakkerij zijn naam. Twee jaar na de aankoop, kocht Van der Graeff (in 1635) nog het pand Vlamingstraat 109, aan de andere kant naast de huizen van zijn schoonfamilie. Hij ging er ook wonen. Eerder huurde hij Vlamingstraat 107, dat eigendom was van de familie Taarling. Die betrok dit huis later zelf en startte daar met het verbeterhuis. Een van de Taarlingen werd op een gegeven moment ook weer eigenaar van het hoekpand Vlamingstraat/Oosterstraat. Het was dus niet stuivertje wisselen, maar huisje wisselen. Van der Graeff overleed in 1649, een maand na de dood van zijn vrouw. Veranderingen in de 19e eeuw Het verbeterhuis De Drie Taarlingen, waarvan Oosterstraat 21-23 dus deel uitmaakte, heeft tot ver in de 19e eeuw bestaan. De kadastrale beschrijvers, die belangrijke gebouwen in de stad de revue lieten passeren, noteren over deze instelling: “zijnde het eigendom van de Heer Boejee, is tegenwoordig zeer in verval”. Het eindigt dus niet goed. Boejee was een leerlooier, maar dat was kennelijk geen belemmering om er een verpleeginrichting op na te houden. Er veranderde veel in deze periode in Delft, ook in deze buurt. De stadswal, de Oostvest, werd gesloopt, en een paar jaar later werd de Koepoort omver gehaald. Die stond aan het eind van de Vlamingstraat. Aan het eind van de Nieuwe Langendijk, toen nog met gracht, stond de grote molen “Zeldenrust” of “Piccardt”. Ook die ontkwam niet aan sloop en gaat er rond 1860 aan. De hele buurt kreeg een totaal ander aanzien. Waar de stadswal was, werden kleine huizen gebouwd, die met hun achterkant dicht tegen het water van het Rijn-Schiekanaal aan stonden. Meester metselaar Tymen Huurman uit de Vlamingstraat, (zie ook Vlamingstraat 56), kreeg opdracht om van het hoekpand Oosterstraat/Trompetstraat, een bakkerij te maken. Er werd een broodbakkersoven gebouwd. Die bakkerij blijft daar tot 1974 bestaan. In de verbeterhuis-huisjes komen winkeltjes. Op nummer 23 een zaak waar petroleum, schoonmaakartikelen en snoepgoed werd verkocht. Nu zijn alle panden woonhuizen.
| Gevelsteen van het oude Rasp- en Tuchthuis, dat niet zo’n goede reputatie had. (Coll. Museum Prinsenhof). Plattegrond door Jaap Hoekstra, ten tijde van de plateelbakkerij. Bij nummer 1 de Nachtegaelspoort.
|
||
Els
Kemper met dank aan Wim Weve. | |||
Nadere informatie over Oosterstraat 21 - 23 | |||
Geplaatst 13 november 2011 / laatste wijziging: 30 maart 2020 | |||
hier |