Het
huidige pand Oude Delft 126 is in 1883 grotendeels nieuw gebouwd door
de leerfabrikant W.O.A. Lans. Het meest opvallende aan de gevel is de
entreepartij, met
boven de voordeur een balkon met natuurstenen balustrades. Het is
één van de weinige grachtenhuizen in Delft met
een balkon. Het balkon heeft een puur decoratieve functie. Het huis
heeft een flinke kelder en een opmerkelijk lage tweede verdieping. De
kroonlijst bovenaan de gevel is rijk bewerkt met kleine consoles. In de
grote tuin van het huis staan een aantal oude historische bomen.
Naar het uiterlijk van het huis dat hier voor 1883 heeft gestaan en dat
voor het huidige is afgebroken, kunnen we slechts gissen. Cornelis
van Soutenlande Ook dat huis was behoorlijk
van omvang. In
1600 telde het acht stookplaatsen. In de tweede helft van de zestiende
eeuw woonde hier Cornelis van Zoutelande of Soutelande, die hier in
1561 de tiende penning betaalde. Hij behoorde volgens een
belastingaanslag uit 1568 tot de rijkere Delftenaren en was in de jaren
1573-1574 en 1587-1589 ook schepen van Delft. Hij kocht het terrein en
de gebouwen van het opgeheven klooster Sion (vijf morgen groot) toen
Willem van Oranje en de Staten van Holland besloten het van de hand te
doen. Dat gebeurde in 1581. Met de opbrengst kon men de verdere oorlog
tegen de Spanjaarden financieren. Latere eigenaren zouden er in de 17e
eeuw een statig landgoed van maken. Na de dood van Cornelis van
Soutenlande in 1597 treffen we hier in 1600 Abraham van
Goorle, ook wel Gorlaeus genoemd, destijds een in heel Europa
vermaard verzamelaar van penningen, antieke zegelringen, schelpen en
ander curiosa. Lees meer over hem bij het huis het Ossenhoofd,
Brabantse Turfmarkt 76, waar hij kort daarna heen verhuisde.
De tekenaars van de Kaart
Figuratief uit 1675 sloegen wel eens een minder pandje over, maar
vermoedelijk was het roodomlijnde pand met achterhuis het huis van
Maarten Meerman, de voorganger van het huidige Oude Delft 126.
| In
1832 liep het
perceel door tot de Hippolytusbuurt. | Tegenwoordig
nog steeds een groot perceel maar niet meer zo diep. |
Levensgenieter
en kunstliefhebber In de eerste helft van
de 17de eeuw werd het huis bewoond door de ontvanger van de gemene
middelen Boudewijn de Man. Hij was een gezien figuur in de hoogste
Delftse kringen. De kluchtschrijver Gerrit van Santen droeg in 1626
zijn bundel “Tijdverdrijfjes” aan hem op. Dit had
hij “over acht, ofte thien jare (op eene Sonaechs avonts
t’uwen huijsen vrolijck zijnde)” nu eenmaal
beloofd. Boudewijn was een levensgenieter en een grote liefhebber van
kunst en cultuur. Ook was hij bewindhebber van de West-Indische
Compagnie en kapitein van het Witte Schuttersvendel. Over zijn
praktijken als belastingontvanger werd veel en luid geklaagd bij de
Raad van State, maar zonder dat iemand er iets tegen kon doen. In 1643
eindigde echter zijn carrière in een failissement. Als
kunstkenner legde hij een belangrijke kunstverzameling aan. Alleen
al zijn schilderijen brachten bij de verkoping een
bedrag van 6.139
gulden op. Daaronder was een landschap van Rembrandt, dat voor 160
gulden werd verkocht. Lees hier meer over de schilderijencollectie.
Naast beeldende kunst genoot
letterkunde zijn belangstelling. De humanist Petrus Scriverius schreef
een bijschrift bij een gravure uit het bezit van Boudewijn, waarin
“Mannius” naar de eigenaar en
“Delfi” naar diens woonplaats verwijst.De Delftse
schilder Michiel van Mierevelt heeft in 1638 een portret van Boudewijn
gemaakt, dat tegenwoordig hangt in de Staatsgalerie Stuttgard. Zijn
dochter “jonkvrouwe” Bartha de Man
Boudewijnsdochter was in 1627 getrouwd met Carel de Vooght. Zij woonden
op Oude Delft 132. De
curatoren van De Man’s faillissement verkochten het huis in
1643 voor het onverklaarbaar hoge bedrag van bijna twintigduizend
gulden (19.990) aan Nicolaes Couckebacker, die zowel bakker als regent
was. Die verkoopprijs lag meer dan zes maal zo hoog als de aankoopsom
die De Man er in 1627 voor had betaald (fl. 3.100). Het was daarmee een
van de duurste huizen van de stad in de 17e eeuw. Mogelijk had hij er
een bijzonder paleisje van gemaakt, mede door samenvoeging met een
opvallend groot huis erachter in de poort. Het pand had in de 17e eeuw
dan ook met stip de hoogste belastingaanslag op deze kant van de gracht
en mat ruim 11,60 meter breed.
Rijke
dames met veel personeel
In 1662 kocht Maerten Meerman het huis. Hij was ook een voornaam regent
en bewindvoerder van de Oost Indische Compagnie die het huis weer zelf
ging bewonen. Hij was getrouwd met Helena Verburgh.
Na zijn dood verkochten zijn erfgenamen het huis in 1685 voor 7750
gulden aan Hendrik d’Acquet. Ook d’Acquet was een
bekend regent en arts. Hij staat onder meer afgebeeld staat op de
anatomische les van collega Cornelis ’s Gravensande. Cornelis
de Man schilderde dit gezelschap in 1681. Of deze d’Acquet
hier zelf ooit gewoond heeft, is zeer de vraag, want voor zover bekend
woonde hij het grootste deel van zijn leven in het huis genaamd
“de Papagaai” op de plek van het huidige Oude Delft
15. Hij had daar één van de uitgebreidste
kunstverzamelingen in Delft die uitvoerig beschreven staat in het boek
“Schatten in Delft, Burgers verzamelen
1600-1750”. Acquet’s weduwe woonde er echter
omstreeks 1715 wel. Na haar overlijden
in 1732 werd mr. François Boogart de nieuwe eigenaar.
François was schepen en advocaat en woonde hier in 1749 met
zijn vrouw, Margaretha de Bries. Zij hadden toen zeven kinderen en drie
dienstboden. Na zijn dood heeft de weduwe er nog geruime tijd met vier
dochters gewoond. De dames hadden later niet alleen diverse
dienstboden, maar ook een dienstknecht, waarvan zij er overigens in
korte tijd nog al wat versleten, zo blijkt uit het aantekenboekje van
de dominee. De oude mevrouw Boogert overleed in 1777. Franse
School voor jonge dames
Daarna verkochten haar kinderen het huis aan Catharina Docher voor de
somma van 1500 gulden en een schuldbrief van 5000 gulden. Ook deze dame
had een ruime hoeveelheid personeel en was lidmate van de Waalse Kerk.
Mogelijk dreef zij in dit pand een Franse school. Dat was in die dagen
een deftig opleidingsinstituut voor dochters uit gegoede kringen. Ook
het naastgelegen pand, nu Oude Delft 124, kocht zij er later bij. In
1799 trouwde zij op latere leeftijd als ‘jonge
dochter’ met de oudere dominee Petrus Hermanus Hugenholtz,
die inmiddels al enkele malen weduwnaar was. Toen hij in 1811 overleed
woonden zij nog in dit pand. Kort daarop verliet zij Delft.
De Franse School werd later voortgezet door Martina de Rouville, al is
het tussendoor nog even eigendom geweest van een aantal speculanten in
onroerend goed. Daarbij werd de tuin ook nog tijdelijk vergroot met de
grond van een afgebroken huis aan de Hippolytusbuurt daarachter. De
schoolhoudster vererfde in 1845 het huis aan ene Jean de Rouville in
Brielle,
die het huis verhuurde aan de arts dr. P.J.A.H. Vermeulen. De laatste
was onder meer een van de stadsgeneesheren en arts van de
Bezemmakersbus. Hij had een grote armenpraktijk, waar hij het tijdens
de grote cholera-epidemie van 1866 zeer druk mee had. Huis
met gemakken en mangelkamers
In 1864 kwam het huis weer in de verkoop, waarbij in de Delftsche
Courant de volgende advertentie verscheen:
Een hecht, sterk, zeer ruim en welgelegen huis en erve, met
een grooten fraaien en welaangelegden tuin daarachter. Welk huis bevat
beneden: groote en kleine zijkamer, tuinkamer, allen behangen en van
stookplaatsen voorzien, provisie- en mangelkamers, 2 keukens met pompen
voor wel- en regenwater, binnenplaats en 2 kelders, waarvan de eene
bijzonder groot en met eenen afzonderlijke ingang aan de straat
verhuurd wordt. Overigens vele kasten en verdere gemakken, en boven: 6
kamers waarvan 5 behangen, de meesten van stookplaatsen voorzien, een
met alcove, grote droog- en turfzolders, dienstbodekamers en vele
meerdere gemakken.
Verhuurd aan de Heer Dr. P.J.A.H. Vermeulen voor 500 gulden
per jaar. Terwijl de afzonderlijke kelder is verhuurd aan de heer Th.
Van Leeuwen voor 40 gulden per jaar.
Koper werd uiteindelijk dr. T.C. Le Comte, leraar aan de nieuw
opgerichte HBS. Hij betaalde twee jaar later 9200 voor het pand en
heeft er gewoond tot 1875.
De volgende eigenaar werd Willem Adrianus Paerels, van oorsprong
behanger en inmiddels koopman en belegger in onroerend goed. Deze
woonde er van 1875 tot 1880, waarna hij een winkel voor
woninginrichting opende aan de Hippolytusbuurt. Het huis aan de Oude
Delft verhuurde hij daarna aan de firma A. Beijen en Co, commissionair
in effecten en agent van een verzekeringsmaatschappij. Drie jaar later
werd het gekocht door leerlooier Willem Otto Arie Lans, die het deels
liet
slopen en het huis zijn huidige gedaante gaf. Nieuw
huis voor het nieuwe geld
Willem Lans had met zijn leerhandel een aardig fortuin vergaard en
stortte zich daarnaast in de plaatselijke politiek. Hij werd wethouder
van openbare werken. Lans heeft in het huis gewoond tot 1916. Hij was
ook een enthousiaste schutter, bestuurslid van de Schuttersraad en
president van de schietvereniging “Mars”. Daarnaast
was hij ook bestuurslid van de Delftsche IJsclub. Na zijn overlijden
woonde zijn dochter nog enige tijd in het huis.
In 1920 werd het huis aangekocht door sigarenfabrikant Cornelis N.J.
Hioolen. Ook hij was een succesvolle zakenman. Hij vierde toen net zijn
25-jarig jubileum als directeur van de sigarenfabriek A. Hillen. Met
ruim 200 werknemers was dat in die tijd een van de grootste
sigarenfabrieken van Nederland aan de Crommelinlaan langs de spoorweg
richting Rotterdam. Aan het bedrijf was ook een hele keten van
sigarenwinkels door heel Nederland verbonden. Bekende merknamen
waaronder zij sigaren verkochten waren Rood Anker en Delftsche Post.
Het bedrijf had al een oude geschiedenis die begon met Gerrit Hillen in
1770 op de Oude Delft, nu nummer 80. Daarachter verscheen in de 19e
eeuw in de Peperstraat een grote fabriek. Hioolen, die het bedrijf
overnam van zijn vader, heeft de zaak groots uitgebreid met de bouw van
de nieuwe fabriek aan de Crommelinlaan en de omzetting in een NV. In
1929 trok hij zich wegens onenigheid over de te volgen koers uit de
leiding van het bedrijf terug. In 1937 ging de fabriek tenslotte aan de
gevolgen van de crisis failliet.
Doordat
Cornelis Hioolen het pand kocht, ontstond een relatie met de
tabaksfabriek Hillen. Dit is een aandeel. | De
firma Hillen had
een sjiek briefhoofd.
Een
showdoos van de firma Hillen ter waarde van
ƒ 25. |
Literaire
kring en
verzetsgroep In 1930 werd hoogleraar
mijnbouwkunde Jan Mekel de nieuwe bewoner en eigenaar. Hij had naast
zijn werk ook een grote culturele belangstelling voor muziek,
literatuur, geschiedenis en theologie. Hij verzamelde in zijn huis een
brede kring van vrienden om zich heen die daar regelmatig bij elkaar
kwamen, waartoe onder anderen de schrijvers Anton van Duinkerken en
Dirk Coster behoorden. Kort na het begin van de Duitse
bezetting in 1940 richtte Mekel een verzetsgroep op, die gegevens
verzamelde door spionage. Deze gegevens werden doorgespeeld aan de
Engelsen. De groep had ook contact met een andere Delftse verzetsgroep
onder leiding van prof. Schoemaker. Na verraad binnen zijn groep werd
hij 4 juli 1941 opgepakt en met 71 anderen ter dood veroordeeld. Op 2
mei 1942 is hij in kamp Sachsenhausen geëxecuteerd. Postuum
kreeg hij het Verzetskruis toegekend. Naar Mekel en Schoemaker zijn in
de TU-wijk twee straten vernoemd. Ortskommandatur
Nadat Mekel gearresteerd en weggevoerd was, werd op de benedenetage van
Oude Delft 126 de Duitse Ortskommandatur gevestigd. Rechts naast de
ingang van het pand werd een laag houten hok geplaatst met twee kijk-
en/of schietgaten. Bewakers konden er schuilen en uitkijken. Het was
bereikbaar via een kelderraam aan de straatzijde van het huis, en van
af de straat via een lage entree aan de zuidkant. Ortskommandant
Gückel woonde er boven.
Binnenlandse
Strijdkrachten van Gewest 13 District Delft voor de deur van OD 126.
Foto Beeldbank WOII |
Het houten hok was een wachthok dat door de bezetter voor het huis was
geplaatst. Foto Beeldbank WOII |
Er
zijn
meerdere Ortskommandanten in Delft geweest. Gückel was het
tussen 1942 en 1944. De Ortskommandant moest namens de Duitse
autoriteit controleren of het Duitse gezag goed werd uitgevoerd. De
commandant van de Delftse politie moest verantwoording aan hem
afleggen. Door politiemensen opgemaakte dagrapporten werden elke dag
naar de Ortskommandatur gebracht. Met bestuurlijke gemeentezaken hield
hij zich niet bezig.
De Ortskommandant bediende zich van de voor de Duitsers gebruikelijke
intimidatie en bedreiging. In de herfst van 1944 saboteerde een groepje
verzetsmensen de spoorlijn in de buurt van het terrein van de Gist- en
Spiritusfabriek. Onder de bomen van het nabij gelegen Kampveld (plek
waar in de middeleeuwen toernooien werden gehouden, gevechten tussen
ridders te paard) schoten de Duitsers als wraakoefening een aantal
mensen dood, en werden vier huizen aan de Spoorsingel in brand
gestoken.
Ter waarschuwing werd een pamflet opgehangen: bij sabotage of
verdenking van sabotage zouden onmiddellijk 20 willekeurige mannelijke
personen worden doodgeschoten. Was ondertekend door de Ortskommandant,
in dit geval luitenant Lang. De Ortskommandatur was ook een tijdje
gehuisvest in het vroegere hotel Wilhelmina (bij het Kalverbos) en in
professorenwoningen aan de Rotterdamseweg. De laatste man, Knier,
verdween op 10 mei 1945 als krijgsgevangene achter slot en grendel.
Het feit dat de Ortskommandant zijn intrek nam in Oude Delft
126 vormde een groot probleem voor de bewoners van Oude Delft 124, waar
toen de familie Zomerdijk woonde. Zomerdijk, wethouder van Delft, was
betrokken bij het verzet. Hij werd later gearresteerd, nadat hij enige
tijd ondergedoken was geweest. De Ortskommandat was een liefhebber van
muziek en zelf organist. Hij was enthousiast over het pianospel van de
zoon van zijn buurman Zomerdijk en trachtte met hem in contact te
komen, maar mevrouw Zomerdijk was hier niet van gediend. Zij weigerde
verdere contacten met haar buurman. Een ander probleem was dat recht
tegenover de Otskommandatur het echtpaar Elias-Schloss woonden (zie
Oude Delft 157).
Mevrouw Elias kwam uit Berlijn, evenals de
Ortskommandant. Er volgde enige bezoeken. Delftenaren, die ervan
wisten, waren daar niet blij mee. Vlak na de bevrijding ontstond
daardoor een probleem voor deze bewoonster van de Oude Delft. De
kwestie werd in der minne geschikt, omdat ze haar man gered had van een
eventuele arrestatie.
Uitgewoonde bende Onder
auspiciën van
de Ortskommandant was het pand in de oorlogsjaren totaal uitgewoond.
Marmeren tegels waren vernield, houtwerk was gebroken en weggesloopt en
plafonds beschadigd. De kelder was op ruwe wijze tot schuilkelder
omgebouwd. Lees hier het schaderapport dat
werd opgemaakt toen de weduwe
van Mekel het huis in de zomer van 1945 terugkreeg. Mekels
weduwe Maria Ahsmann
verkocht het huis ten slotte in 1961 aan de arts P.A. Schreuder,
één van de vele artsen die in de 20ste eeuw in
dit rijtje van de Oude Delft gewoond hebben en hun praktijk hebben
uitgeoefend.
Henk Verbruggen
Nadere informatie
over Oude Delft 126
Geplaatst:
2 februari 2011 Laatste wijziging: 30 mei 2024 |
| NB:
Klik op de afbeeldingen voor een vergroting. Oude
Delft 126, opmerkelijk pand.
Gorlaeus
documenteerde zijn verzamelingen ook in een in het Latijn geschreven
catalogus die hij in druk uitgaf. Zijn portret voor in het
boek is gegraveerd door Jacob de Gheyn.
In 1938 stonden hier kleine bomen. Beeldbank
Stadsarchief.
Een balkon aan de gracht is zeldzaam.
17e eeuw, eerste helft. Verhuurd aan Boudewijn de Man, de
belastingontvanger over wie werd geklaagd.
1685. Henri d’Aquet wordt de eigenaar. Hij is afgebeeld op
een Anatomische Les door Cornelis de Man (coll.
Prinsenhof Museum)
In 1799 trouwde ds. Hugenholtz met de eigenaresse, Catharina
Docher.
Aanplakbiljet van de openbare verkoping in 1864.
Het
huis werd bij de herbouw in 1883 grondig gemoderniseerd, maar de
structuur bleef vrijwel ongewijzigd (rode lijnen). Het kadasternummer
werd ook niet gewijzigd. Dat gebeurde wel in 1903 toen een deel van het
achterhuis van Oude Delft 124 werd geannexeerd.
Twee
sigarendoosjes van Hillen met de merken
Rood Anker en Delftsche-Post.
In 1930 kwam prof. Mekel hier wonen. Verzetsman in de oorlog
40-45. In 1942 geëxecuteerd.
Ortskommandant Gückel in het midden. Zijn
Ortskommandatur betrok het pand nadat Mekel was gefusilleerd.
(particuliere collectie)
Dreigende taal van de plv.Ortskommandant.
Bevrijdingsfeest
op de Oude Delft, bij het huis waar Mekel
woonde. (Erfgoed Delft, archief) |