Verbouwing
Twee prenten van het naastgelegen Gemeenlandshuis uit circa 1675
(Van Bleijswijck) en circa 1725 (Boitet) maken duidelijk dat de
familie Verburch in die tussenliggende jaren een flinke verbouwing
heeft laten uitvoeren. Op de oudste prent is er een voorgevel in
eenvoudige barokke stijl. De lijstgevel was toen nog bekroond met
een driehoekig fronton. Op de tweede prent is de gevel
gemoderniseerd en verhoogd. Het huis kreeg er aan de voorzijde een
verdieping bij, en de ouderwetse kruiskozijnen maakten plaats voor
grote schuiframen. Ook kwam er een fraai stoephek en een
monumentale voordeur, die echter niet in het midden van de gevel
zat. Dat laatste verraadde dat het in oorsprong om twee woningen
ging.
Oude Delft 165 bleef ook een tijdlang in handen van de familie
Van Bleijswijk. Reijer wordt in 1728 als eigenaar opgevolgd door
mr. Franco van Bleijswijk en na hem zien we mr. Arent van
Bleijswijk. Onduidelijk is of al deze familieleden er ook zelf
hebben gewoond. Arent, die beheerder was van het Hollands
(wapen)Magazijn, betaalde in 1735 zijn familie overigens het forse
bedrag van 20.000 gulden voor het huis.
Voor hetzelfde bedrag verkocht de familie het in 1742 aan mr.
Adriaan van Hogeveen, die in 1750 ook weer burgemeester blijkt te
zijn, en het pand bewoonde met vijf huisboden.
Weduwe Van Hogeveen
Van Hogeveen was getrouwd met Catharina Elisabeth Rover, die in
1763 ook het buurhuis Oude Delft 163 erfde. De weduwe hield het er
lang uit. Toen zij in 1790 overleed had ze er bijna 50 jaar
gewoond. Na haar dood werd haar zoon mr. Gerard van Hoogeveen
eigenaar van de beide panden 165 en 163. In 1797 verkoopt hij de
ouderlijke woning en twee jaar later ook Oude Delft 163.
In vergelijking met 1735 was de prijs van het huis in 1797
behoorlijk gekelderd. Het bracht toen nog maar 6.000 gulden op. Na
1795 waren regenten maatschappelijk niet meer welkom en dus ook
niet meer gemotiveerd om hun welstand uit te stallen. Nog afgezien
van het feit dat die welstand een flinke deuk had opgelopen. Het
grote huis bezat niettemin nog steeds een koetshuis en stalling,
een grote tuin tot aan de stadsvest, een gemetselde doorgang in de
stadswal met daarbij een koepel.
 |
 |
Twee prenten, die
hetzelfde lijken. Maar op de prent uit 1675 is het huis
nog laag. In 1725 is er een verdieping op gezet. |
Adellijke winkel
In de Franse tijd wisselt het pand enkele malen van eigenaar,
waarschijnlijk ook als speculatieobject. Eerst is het Willem van
Hemert die het na vier jaar voor 2.500 gulden weet te verkopen aan
notaris Fijck. Tien jaar later wordt het pand eigendom van
korenmolenaar Dirck Apon en in 1816 wonen er de drie gezusters
Huguenin, van adellijke afkomst, die er een winkel dreven.
Geneesheer met bouwplannen en vogelkooien
Toen de laatste van de drie gezusters in 1854 naar Rijswijk was
vetrokken, werd het huis verkocht aan de geneesheer-chirurgijn
Hermanus van Blommestein, de buurman, die twee jaar eerder reeds
Oude Delft 163 had gekocht. Hij had grote plannen met de twee
aaneengesloten huizen. De tuin van 163 betrok hij bij die van Oude
Delft 165 waarin hij zijn intrek nam. Het koetshuis achter 165 was
reeds voor 1814 gesloopt. Achter 163 brak hij het pakhuis en de
keukens af, deels om daar nog een klein tuintje te creëren. Achter
165 liet hij een achterhuis bouwen met keuken en tuinkamer en
veranda over de volle breedte van het perceel. Het pand had daarna
de volgende indeling: op de begane grond een kelder, binnenkamer
en voorkamer. In het ‘zijhuis’ was de spreekkamer en gang. Op de
eerste verdieping waren een bovenvoorkamer met o.a. twaalf
familieportretten, een bovenportaal, een dienstbodekamer, nog een
bovenvoorkamer en een grote logeerkamer. Op de tweede verdieping
nog twee logeerkamers. Het achterhuis bestond slechts uit één
woonlaag.
De wachttijden bij de dokter waren waarschijnlijk aanzienlijk,
want in de gang stonden drie kooien met vogels om de patiënten
enige afleiding te bezorgen.
Weduwe met luidruchtige achterburen
In 1880 kocht Goverinus Johannes Leeuwenberg, die een winkel in
ijzerwaren dreef aan de Oude Delft 107, het huis Oude Delft 165
van de nazaten van Blommesteijn op een openbare veiling. Hij
verhuurde het aan de koopman Jacobus van Chijs. Waarschijnlijk was
het voor de ijzerhandelaar een geldbelegging en zag hij al in 1886
kans het pand voor een leuke prijs te verkopen aan de weduwe
Mijnlieff, die de veranda achter het huis liet afbreken.
In 1906 verkocht ze een stuk van haar achtertuin voor de
uitbreiding van de studentensociëteit Phoenix, die dertig jaar
eerder aan de Westvest was gebouwd nadat de stadswallen daar waren
afgegraven. Ze behield echter een poortje naar de Westvest.
Misschien hadden de heren studenten al langer op dit stuk grond
geaasd, maar ze was pas bereid de grond aan de luidruchtige
achterburen te verkopen, toen ze zelf het huis ging verlaten. Het
werd in 1906 verkocht aan gemeentesecretaris Leendert Bybau die al
als huurder op Oude Delft 157 woonde.
Bankgebouw
In 1918 werd Philippus Mees, kassier te Rotterdam de nieuwe
eigenaar van het pand. Op de begane grond werd het huis verbouwd
tot bankgebouw van Mees & Zn. De bovenverdieping bleef in
gebruik als woonhuis, eerst van procuratiehouder A. van der Most
en vervolgens van het manusje van alles C.J. van Velzen, die
achtereenvolgens sigarenmaker, huisbewaarder en conciërge was.
In 1950 verwierf de bank, inmiddels omgedoopt tot Mees & Hope
N.V., tevens Oude Delft 163 en werd de bank op de begane grond
uitgebreid. Ook de bovenverdieping van dit pand werd verhuurd. In
1985 kocht het Hoogheemraadschap Delfland de panden Oude Delft 161
tot en met 165 om ze, na een grondige verbouwing, aan de kantoren
van het waterschap toe te voegen.
|

Pieter de Hooch schilderde dit voorhuis. Om welk huis het gaat is
onbekend. Het Rijksmuseum denkt aan de Amsterdamse
Kloveniersburgwal. Maar het lijkt ook op de Oude Delft. Het geeft
een idee van hoe een huis als OD 165 er wellicht uitzag.
(Collectie Rijksmuseum)

Vanuit de tuin een doorgang naar de stadsvest. Het kan er zo
uitgezien hebben, zoals op dit schilderij van Pieter de Hooch. Hij
maakte het in deze omgeving.

De stadsvest was waar nu de drukke Phoenixstraat loopt.
Vroeger was het een achterafbuurt, met stallingen voor koetsen.
Stukken van de vest hebben nog lang bestaan, zoals dit stukje
Wateringse Vest. Foto uit 1927 door J.J.Thijsse, vlak voor de
sloop. (Collectie Gemeentearchief).

De sociëteit Phoenix werd in 1877 gebouwd. OD 165 verkocht
later grond aan het het Studenten Corps voor uitbreiding.
Fotograaf Tiemen van der Reijken maakte deze foto van het
pand met feestverlichting in 1948.
(Collectie Gemeentearchief).
|