Oude Delft 165 www.achterdegevelsvandelft.nl
Regentenwoning, bankkantoor, nu van Delfland NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Het pand Oude Delft 165 maakt tegenwoordig deel uit van de kantoren van Het Hoogheemraadschap Delfland. Daarvoor deed meer dan zestig jaar dienst als bankgebouw. In de zeventiende en achttiende eeuw, en ook al eerder, was het een gezochte woning voor de voornaamste regentenfamilies van Delft.

Zestiende-eeuwse basis
De huidige bebouwing dateert in opzet van direct na de grote stadsbrand van 1536, zoals bij zovele Delftse grachtenhuizen. Bij de grondige verbouwing door het Hoogheemraadschap (na 1985) zijn diverse brandsporen aan het licht gekomen, die bewijzen dat voor de toenmalige herbouw gebruik is gemaakt van oude muurresten. Opvallend is dat het pand, hoewel indertijd van één eigenaar (in 1543 Pieter Dirck Woutersz), inwendig nog steeds uit twee huizen bestaat. Het noordelijke deel is een diep langhuis. Onder het achterdeel heeft hier blijkens oude tekeningen een kelder gezeten. De zuidelijke helft van het pand is een veel ondieper, zogenoemd ‘dwarshuis’, met oorspronkelijk de nok evenwijdig aan de straat. In beide panden zijn de zestiende eeuwse balkenlagen van moer- en kinderbinten nog aanwezig. De stenen consoles waarop zij ooit rustten zijn in de loop der eeuwen weggehakt ten behoeve van stucplafonds. Ook die zijn er nu niet meer.

Voorgeschiedenis
Bij het begin van de bebouwing van Delft is het erf waarop Oude Delft 165 staat als één bouwperceel uitgegeven door de graaf, maar reeds in 1363 bleek het met twee woningen te zijn bebouwd, beide eigendom van ene Splinter.
Een eeuw later, in 1461, is er opnieuw sprake van twee huizen, toen van twee verschillende eigenaren: schepen Claes Ofhuys in het zuidelijke pand, en Gerard Jacobszoon, kerkmeester van de Oude Kerk, in het noordelijke. Maar de grond waarop de twee panden stonden was in zuidelijke richting een roede breder dan een eeuw eerder. En beide panden werden als één eenheid aangeslagen in het zogenaamde grafelijke tijnsgeld. Dat duidt er waarschijnlijk op dat de beide huizen in de tussenliggende eeuw zijn gebouwd en dat toen een onbebouwde strook is aangekocht van de buurman aan de zuidzijde.

Burgemeestersfamilie Van Zanten/Van Santen
Eind zestiende eeuw wordt het dubbele huis bewoond door burgemeester Hendrick Dircxzoon van Zanten. De eerst keer dat we hem tegenkomen is bij de heffing voor de honderdste penning in 1578. In 1600 woont hij er nog steeds. Bij de heffing van het haardstedengeld blijkt dat zijn huis 10 stookplaatsen telt. Daarmee was het toen één van de grootste woonhuizen van Delft. Van Santen (of Zanten) was getrouwd met Heijtgen Florisdochter. Hij overlijdt in 1606, zij in 1610.
Korte tijd wordt het huis dan bewoond door monsieur François D’Anchij, sergeant majoor van het Franse Regiment in het Staatse Leger van de Republiek. Hij woonde er maar even, want reeds in 1612 kwam hij te overlijden.
Vervolgens is eigenaar Dirck van Beresteijn, en na zijn dood zijn weduwe Elisabeth Berckels. Zij hertrouwde met Jonkheer Jacob de Witte, ‘baenderheer’ van Haemstede, Heere van Westenschouwen.
Toch kwam het huis weer in handen van de familie Van Zanten (Santen).
Omstreeks 1640 woonde hier Gerrit Beukelszoon van Zanten, die onder meer gecommitteerde was van de Staten van Holland en Westvriesland en thesaurier van de stad Delft. Vervolgens zien we Pieter Gerritszoon als eigenaar en vermoedelijk ook als bewoner. Hij was bewindvoerder bij de Oost Indische Copagnie en in 1655 burgemeester van Delft.
Na zijn dood in 1658 komt het huis aan zijn dochter Maria van Santen, die getrouwd was met Franco Evertszoon Verburch.
Franco kwam ook uit een aanzienlijke familie en was onder meer schepen van Delft. Zijn vermogen werd in 1674 geschat op 140.000 gulden, een bedrag waarmee hij in die tijd heel wat grachtenpandjes op de Oude Delft had kunnen opkopen. Maria leverde haar maatschappelijke bijdrage als moeder van het fraterhuis, de kostschool voor aankomende theologiestudenten. Toen zij in 1708 overleed kwam het huis in bezit van haar dochter Petronella (1662-1728), die getrouwd was met Reijer Evertszoon van Bleyswijck, ook een telg uit een bekende burgemeestersfamilie.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Fraai bovenlicht boven de monumentale voordeur

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Drie huizen aan de Oude Delft rond 1900.
Rechts Oude Delft 165.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Dit stukje Oude Delft was geliefd bij regenten.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Detail Kaart Figuratief. In het midden Delfland, en rechts daarvan Oude Delft 165 met tuin tot aan de vest. Het perceel van Oude Delft 165 liep ook in 1832 nog door tot aan de stadswal. Een deel van de tuin is verkocht aan de sociëteit Phoenix. Langs de sociëiteit loop nog een poortje naar de Phoenixstraat. Maria van Santen, eigenaresse van OD 165, was moeder van het Fraterhuis in de hoek Schoolstraat.

Verbouwing
Twee prenten van het naastgelegen Gemeenlandshuis uit circa 1675 (Van Bleijswijck) en circa 1725 (Boitet) maken duidelijk dat de familie Verburch in die tussenliggende jaren een flinke verbouwing heeft laten uitvoeren. Op de oudste prent is er een voorgevel in eenvoudige barokke stijl. De lijstgevel was toen nog bekroond met een driehoekig fronton. Op de tweede prent is de gevel gemoderniseerd en verhoogd. Het huis kreeg er aan de voorzijde een verdieping bij, en de ouderwetse kruiskozijnen maakten plaats voor grote schuiframen. Ook kwam er een fraai stoephek en een monumentale voordeur, die echter niet in het midden van de gevel zat. Dat laatste verraadde dat het in oorsprong om twee woningen ging.

Oude Delft 165 bleef ook een tijdlang in handen van de familie Van Bleijswijk. Reijer wordt in 1728 als eigenaar opgevolgd door mr. Franco van Bleijswijk en na hem zien we mr. Arent van Bleijswijk. Onduidelijk is of al deze familieleden er ook zelf hebben gewoond. Arent, die beheerder was van het Hollands (wapen)Magazijn, betaalde in 1735 zijn familie overigens het forse bedrag van 20.000 gulden voor het huis.
Voor hetzelfde bedrag verkocht de familie het in 1742 aan mr. Adriaan van Hogeveen, die in 1750 ook weer burgemeester blijkt te zijn, en het pand bewoonde met vijf huisboden.

Weduwe Van Hogeveen
Van Hogeveen was getrouwd met Catharina Elisabeth Rover, die in 1763 ook het buurhuis Oude Delft 163 erfde. De weduwe hield het er lang uit. Toen zij in 1790 overleed had ze er bijna 50 jaar gewoond. Na haar dood werd haar zoon mr. Gerard van Hoogeveen eigenaar van de beide panden 165 en 163. In 1797 verkoopt hij de ouderlijke woning en twee jaar later ook Oude Delft 163.
In vergelijking met 1735 was de prijs van het huis in 1797 behoorlijk gekelderd. Het bracht toen nog maar 6.000 gulden op. Na 1795 waren regenten maatschappelijk niet meer welkom en dus ook niet meer gemotiveerd om hun welstand uit te stallen. Nog afgezien van het feit dat die welstand een flinke deuk had opgelopen. Het grote huis bezat niettemin nog steeds een koetshuis en stalling, een grote tuin tot aan de stadsvest, een gemetselde doorgang in de stadswal met daarbij een koepel.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Twee prenten, die hetzelfde lijken. Maar op de prent uit 1675 is het huis nog laag. In 1725 is er een verdieping op gezet.

Adellijke winkel
In de Franse tijd wisselt het pand enkele malen van eigenaar, waarschijnlijk ook als speculatieobject. Eerst is het Willem van Hemert die het na vier jaar voor 2.500 gulden weet te verkopen aan notaris Fijck. Tien jaar later wordt het pand eigendom van korenmolenaar Dirck Apon en in 1816 wonen er de drie gezusters Huguenin, van adellijke afkomst, die er een winkel dreven.

Geneesheer met bouwplannen en vogelkooien
Toen de laatste van de drie gezusters in 1854 naar Rijswijk was vetrokken, werd het huis verkocht aan de geneesheer-chirurgijn Hermanus van Blommestein, de buurman, die twee jaar eerder reeds Oude Delft 163 had gekocht. Hij had grote plannen met de twee aaneengesloten huizen. De tuin van 163 betrok hij bij die van Oude Delft 165 waarin hij zijn intrek nam. Het koetshuis achter 165 was reeds voor 1814 gesloopt. Achter 163 brak hij het pakhuis en de keukens af, deels om daar nog een klein tuintje te creëren. Achter 165 liet hij een achterhuis bouwen met keuken en tuinkamer en veranda over de volle breedte van het perceel. Het pand had daarna de volgende indeling: op de begane grond een kelder, binnenkamer en voorkamer. In het ‘zijhuis’ was de spreekkamer en gang. Op de eerste verdieping waren een bovenvoorkamer met o.a. twaalf familieportretten, een bovenportaal, een dienstbodekamer, nog een bovenvoorkamer en een grote logeerkamer. Op de tweede verdieping nog twee logeerkamers. Het achterhuis bestond slechts uit één woonlaag.
De wachttijden bij de dokter waren waarschijnlijk aanzienlijk, want in de gang stonden drie kooien met vogels om de patiënten enige afleiding te bezorgen.

Weduwe met luidruchtige achterburen
In 1880 kocht Goverinus Johannes Leeuwenberg, die een winkel in ijzerwaren dreef aan de Oude Delft 107, het huis Oude Delft 165 van de nazaten van Blommesteijn op een openbare veiling. Hij verhuurde het aan de koopman Jacobus van Chijs. Waarschijnlijk was het voor de ijzerhandelaar een geldbelegging en zag hij al in 1886 kans het pand voor een leuke prijs te verkopen aan de weduwe Mijnlieff, die de veranda achter het huis liet afbreken.
In 1906 verkocht ze een stuk van haar achtertuin voor de uitbreiding van de studentensociëteit Phoenix, die dertig jaar eerder aan de Westvest was gebouwd nadat de stadswallen daar waren afgegraven. Ze behield echter een poortje naar de Westvest.
Misschien hadden de heren studenten al langer op dit stuk grond geaasd, maar ze was pas bereid de grond aan de luidruchtige achterburen te verkopen, toen ze zelf het huis ging verlaten. Het werd in 1906 verkocht aan gemeentesecretaris Leendert Bybau die al als huurder op Oude Delft 157 woonde.

Bankgebouw
In 1918 werd Philippus Mees, kassier te Rotterdam de nieuwe eigenaar van het pand. Op de begane grond werd het huis verbouwd tot bankgebouw van Mees & Zn. De bovenverdieping bleef in gebruik als woonhuis, eerst van procuratiehouder A. van der Most en vervolgens van het manusje van alles C.J. van Velzen, die achtereenvolgens sigarenmaker, huisbewaarder en conciërge was.
In 1950 verwierf de bank, inmiddels omgedoopt tot Mees & Hope N.V., tevens Oude Delft 163 en werd de bank op de begane grond uitgebreid. Ook de bovenverdieping van dit pand werd verhuurd. In 1985 kocht het Hoogheemraadschap Delfland de panden Oude Delft 161 tot en met 165 om ze, na een grondige verbouwing, aan de kantoren van het waterschap toe te voegen.


Pieter de Hooch schilderde dit voorhuis. Om welk huis het gaat is onbekend. Het Rijksmuseum denkt aan de Amsterdamse Kloveniersburgwal. Maar het lijkt ook op de Oude Delft. Het geeft een idee van hoe een huis als OD 165 er wellicht uitzag. (Collectie Rijksmuseum)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Vanuit de tuin een doorgang naar de stadsvest. Het kan er zo uitgezien hebben, zoals op dit schilderij van Pieter de Hooch. Hij maakte het in deze omgeving.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
De stadsvest was waar nu de drukke Phoenixstraat loopt. Vroeger was het een achterafbuurt, met stallingen voor koetsen. Stukken van de vest hebben nog lang bestaan, zoals dit stukje Wateringse Vest. Foto uit 1927 door J.J.Thijsse, vlak voor de sloop. (Collectie Gemeentearchief).


De sociëteit Phoenix werd in 1877 gebouwd. OD 165 verkocht later grond aan het het Studenten Corps voor uitbreiding. Fotograaf Tiemen van der Reijken maakte deze foto van het pand met feestverlichting in 1948.
(Collectie Gemeentearchief).

Henk Verbruggen  
Veel gegevens voor dit verhaal zijn ontleend aan “Het bouwhistorisch onderzoek van de panden Oude Delft 161-165 te Delft” van prof. ir. A.J.M. Haak en ir. W. Annema in het boekje ‘Hoogheemraadschap van Delfland’. Delft 1989.  

>> Lees hier meer over een oude beuk in de tuin
>> Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Oude Delft 165

Geplaatst: 2007 / Laatste wijziging: 28 januari 2019
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft