Aanvankelijk
had de
achterzaal van
Oude Delft 197 op de begane grond naar de tuin toe slechts twee
schuiframen. Deze zaal was in feite helemaal gericht naar de grote
schoorsteen, en had met de tuin weinig van doen. Buiten tegen de gevel
lag eerst nog het verharde plaatsje met een comptoir of brandkast en
een ‘secreet’ of
‘heimelijkheid’. Dat laatste was heel gewoon. Veel
huizen, buitenhuizen en boerderijen hadden een (primitieve) plee in de
tuin; vaak niet meer dan een plank met een gat erin en
daaronder een bak die in de beerput werd geleegd. Zulk gemak gaf veel
narigheid. Het met micro-organismen besmette vocht uit beerput sijpelde
naar de waterput en veroorzaakte zo tyfus of beerputkoorts. Pas
na deze plaats begon de eigenlijke tuin, die als boomgaard in hoofdzaak
met fruitbomen bezet was. Ook zullen er wel groente en kruiden zijn
gekweekt. Die fruitbomen hadden economische waarde, en werden daarom in
een huurcontract met name genoemd en beschermd.
Zo was er in 1615 al veel aandacht gegeven aan de druivenstokken, die
een heel zonnige standplaats hadden aan de zuidkant van een noordelijke
tuinmuur. Blijkens de kadastrale opmeting waren die druiven in 1830 nog
steeds aanwezig; en wel naar Westlandse trant geplant in een staande
serre die tegen de scheidingsmuur leunde.
Gezelligheid
De echte liefhebbers zoals Hendrik Jorisz D'Aquet zullen er wellicht
ook exotische gewassen hebben gekweekt, die met de handelsvaart naar
Delft toe kwamen en die vervolgens trots aan vrienden en relaties
werden vertoond. Zo werd het contact met de natuur ook een middel tot
gezelligheid en ontspanning, en verhoogde het de status. De beau monde
ging zijn visite in de zomer buiten ontvangen, in tuinhuisjes en
theekoepels.
De familie Van der Graaf, bijvoorbeeld, de 17e eeuwse eigenaren van OD
197, had aan het begin van de 18de eeuw niet minder dan twee grote
tuinen aan de Buitenwatersloot. Hun innig geliefde, nagekomen
dochtertje Alida Wilhelmina mocht die erven.
Ruim
een eeuw
later, in
1824, had Regina Hacket dichter bij huis een zeer aantrekkelijk zitje
aan de waterkant weten te verwerven, door naast haar eigen
residentie OD 197 gewoon ook nog het naastgelegen huis Spijkerboor (OD
199) aan te kopen. Ook de Vrouwe van Zwammerdam (midden 19e eeuw)
droomde daarvan, maar zij kon tot haar spijt die unieke gelegenheid
niet vasthouden. Zij moest haar lust tot tuinieren geheel op het eigen
erf beleven. Zo zal zij van de vrij omvangrijke gebouwen achter in haar
tuin, waarin eerder koetsen en paarden stonden, een
aantrekkelijk tuinhuis hebben gemaakt. Ook zal zij een siertuin hebben
aangelegd, waarbij de oude druivenserre het veld moest ruimen. Die
serre werd rond 1830 door het Kadaster ingetekend, maar is daarna uit
het beeld verdwenen. De nu en dan met name genoemde fruitbomen zijn
door alle eeuwen heen de tuin blijven sieren. Spaanse
tuin
Ook dr. Johannes Thomée, de oude, geboren in 1859 te
Delfshaven, nam de tuin onder handen. Na zijn studie werkte hij in
Delft eerst als gemeentearts en als buitengewoon docent van de Indische
Instelling. In 1912 vestigde hij zich als huisarts op
Oude Delft 197. Bij zijn spreekkamer (in de achterzaal) liet hij een
fraaie Spaanse tuin aanleggen. Hij overleed vier jaar later al, maar
werd opgevolgd door zijn zoon Dr. Johannes Thomée de jongere
(geboren in Delft, 1886). Eveneens huisarts en bewoner van OD 197. Maar
hij werd beroemd als voetballer, die keihard in het doel kon schieten
en die herhaaldelijk in het nationale elftal speelde. Hij nam ook deel
aan de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam. Al die
drukke bezigheden, en wellicht ook de crisistijd en later de oorlog,
belemmerden hem om voldoende zorg te geven aan het monumentale huis. De
tuinkamer werd intensief gebruikt als spreekkamer, maar de grote
voorzaal met aan het plafond die zo lieve engeltjes, schijnt weinig
meer te zijn geweest dan berging en fietsenstalling. De
huidige tuin, die wel iets heeft van de verdwenen Spaanse tuin. |
Vormeloze
chaos Toen het stadspaleisje in 1960 grondig
moest worden gerestaureerd, was van de tuin nog slechts een
vormeloze chaos over gebleven. Er waren massa’s betonpuin
begraven ‘om de tuin op te hogen’, en grote
hoeveelheden sloophout gedeponeerd als een stille wintervoorraad. Daar
tussendoor scharrelden kippen en konijnen, en wat ooit een keurig
gemetselde vijver was geweest, lag nu geheel gevuld met het stinkend
afval. Slechts één oude boom met zoete appeltjes,
een deerlijk beschadigde Japanse taxus, en een aangewaaide jonge berk
trachtten de boel op te fleuren. Nog wel aanwezig was de prachtige oude
tuinmuur die uit 1610 dateert. Toen wij aan een nieuwe
ontginning van de tuin begonnen, kwam er -- uitgaande van de vroegere
vijver -- nog meer metselwerk te voorschijn. En samen met de oude
tuinmuur gaf dat als van zelf richting aan de nieuwe aanleg. Tientallen
jaren later meldden zich op een zondagmorgen een wat ouder echtpaar,
dat Delft weer eens verkende, en dat zich uit een ver verleden dit huis
herinnerde vanwege een bijzondere, "Spaanse tuin". Bestond die nog,
vroegen zij. Wij reageerden ontkennend. Maar, trots op ons eigen
tuinwerk, zeiden wij ook gastvrij: “Komt en ziet voor U
zelf”. En toen bleek tot onze verbazing dat wij blijkbaar een
oude "Spaanse tuin" voortreffelijk hadden gereconstrueerd.
Moorse
principes Bedoeld werd een tuin, ingericht
volgens Moorse principes waarmee dankzij geraffineerde ruimtewerking
(“trompe l’oeil”) en ondiepe waterwerkjes
sommige tuinen in zuidelijk Spanje wereldberoemd zijn geworden. Kern
van zo’n aanleg is altijd een gemetseld waterwerk, dat komend
van een hoger gelegen bekken, via een ondiep strak kanaaltje naar een
iets grotere meestal langwerpige rechthoekige vijver toe loopt.
Deze gebeurtenis maakte ons uiteraard nieuwsgierig naar wie dan wel die
Spaanse aanleg oorspronkelijk tot stand had gebracht. De Vrouwe van
Zwammerdam kon het niet zijn, want het waterwerkje werkt met hulp van
de gemeentelijke waterleiding. En die bestaat in Delft pas sinds het
laatst van de 19de eeuw. Dus hebben wij gezocht onder haar opvolgers,
urgemeester Van Heyst en dokter Jan Thomée senior.
Voor Thomée pleit dat hij als gemeentearts veel te doen had
met cholerapatiënten die destijds in de sloppen en stegen van
Delft woonden. Door de aanleg van een gemeentelijke waterleiding is aan
deze verschrikkelijke ziekte een einde gekomen. Wij mogen gerust
stellen dat Thomee ‘wel iets gehad heeft’ met die
waterleiding. Bovendien was juist voordat Thomee dit huis aankocht het
bijbehorende erf flink ingekort. De afmetingen van de Spaanse aanleg
stemmen precies overeen met die nieuwe maat. Het moet derhalve wel
dokter Thomee senior geweest zijn, die een Moors element in de tuin
bracht. |
Oude Delft 197 begin
jaren ’60.
De achtergevel met
tuindeuren in de 19e eeuw.
Detail van de Kaart Figuratief. In het midden met
zonnewijzer vermoedelijk de tuin van OD 197.
Het
ontwerp voor de tegenwoordige tuin
Dokter Jan Thomée de
‘oude’ legde de Spaanse tuin aan. (Foto Erfgoed Delft Gemeentearchief)
Jan
Thomee de ‘jonge’ werd huisarts en beroemd
voetballer. Hier in het midden, in 1910. ( Foto
Spaarnestad)
De beau monde ging zijn
visite in tuinhuisjes en theekoepels ontvangen. Tekening
door Leonard Vliegenthart, 1890, aan de R’damse
weg. (Foto Erfgoed Delft Gemeentearchief)
|