Oude Delft 197 |
Naar de 20ste eeuw
|
NB: Klik op de
afbeeeldingen voor een vergroting. |
|
|
Oude Delft wijk 5 nummer 12. Dat was halverwege de
negentiende eeuw de adresaanduiding voor het tegenwoordige
Oude Delft 197. Het huis werd op dat moment bewoond door
Hendrica Adriana Viruly, eigenlijk de weduwe Hoekwater, maar
zij noemde zich vrouwe Van Zwammerdam (een van de namen van
haar eerste, vroeg overleden man). Zij overleed hier in 1876.
De boedelbeschrijving die na haar dood werd opgemaakt, is een
enorme opsomming van haar omvangrijke bezit. Ook het
koetshuis in de Schoolstraat hoorde erbij, met een stalling,
een koetsierskamer, een hooiberg, en een open plaats en erf.
Het geheel werd op 29 mei 1876 geveild, eerst in delen en
daarna gecombineerd, maar vervolgens bij afslag op 21.000
gulden voorbehouden voor de boedel. Met andere woorden, de
veiling diende om de waarde van het object vast te stellen,
maar het huis werd niet verkocht.
Vervolgens is huis met tuin en erf toegewezen aan Hendrica’s
de oudste dochter, Carolina Hendrica van Boon (zoals de heer
van Zwammerdam in feite heette). Carolina was getrouwd met
Johan Daniel Evers, gepensioneerd luitenant-kolonel der
Infanterie. Dit echtpaar heeft ook weer geruime tijd aan de
Oude Delft gewoond.
In deze periode kreeg Delft, zoals trouwens heel Nederland,
te maken met opkomende industrialisatie. Ook de
gepensioneerde Evers deed er aan mee. Hij ontwikkelde in deze
jaren in het koetshuis een blik en koper verwerkende
industrie. (Zie ook Schoolstraat 12). In de
Schoolstraat en omgeving verschenen ook steeds meer winkels.
|
Oude Delft 197, begin jaren ’60.
(Twintig jaar restaureren in Delft,
gemeente Delft 1965)
|
De Vries van Heijst
In 1885 wordt het stadpaleisje toch weer als een magistrale
residentie verkocht, en wel aan Frans Marius de Vries van
Heijst , burgemeester van Delft. Hij was in 1835 in Den Haag
geboren, opgeleid voor militaire dienst, maar hij ambieerde
het burgemeestersambt. Na een korte benoeming in Hardinxveld
werd hij in 1872 in Delft aangesteld. Hij vervulde ook tal
van andere functies. Hij werd regent van het Weeshuis en van
het Sint Joris Gasthuis, auditeur van de Fundatie Renswoude,
curator van de Technische Hogeschool, etc. Bij zijn 25-jarig
jubileum als burgemeester van Delft is hem een fraai
borstbeeld aangeboden, dat nog steeds de eerste verdieping
van het stadhuis siert. Hij overleed in 1910.
|
Vroege foto van de Oude Delft.
Helemaal links een stukje van 197.
(www.delft-prentbriefkaarten.nl)
Het koethuis in de Schoolstraat
hoort erbij
tot omstreeks 1912.
|
Koetshuis apart verkocht
Daarna kwam de residentie in speculatieve handen van Ericus
Gerhardus Verkade met als consorten Walter François Gerard
Waller en de Gemeente Delft (!).
Binnen de groep industriëlen rond om J.C.van Marken, (de
oprichter van de Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek)
fungeerde voor de ontwikkeling van het onroerende goed de
heer Verkade als makelaar en Waller als financier. Verkade
heeft dit onroerend goed allereerst in twee delen gesplitst.
Het herenhuis zelf, Oude Delft 197, werd met een gedeelte van
de tuin, totaal groot 6.31 are, nog in hetzelfde jaar
doorverkocht de Delftse arts Dr. Johannes Thomée.
Het koetshuis aan de Schoolstraat, dat sinds het einde van de
achttiende eeuw deel uitmaakte van het bezit, werd enigszins
verbouwd en vervolgens in 1920 samen met een deel van de
achtertuin als een nieuw kadastraal perceel (C 3296) met
winkels en erf groot 6.35 are ondergebracht bij Dr. Waller en
consorten. Dat duurde niet lang. In 1923 werd het toebedeeld
aan Jan Theodorus Popping, kamerbehanger in Delft en Hof van
Delft. Na opnieuw een kleine verbouwing ging het in 1929 naar
Jacob Arnold Hendrik Frederik Post, koopman en fabrikant.
Uiteindelijk viel dit perceel in 1943 bij boedelscheiding toe
aan Petronella Wilhelmina Popping, de weduwe van J. A. H. F.
Post.
|
De familie Thomée
Dokter Johannes Thomée de oude, de nieuwe eigenaar en bewoner
van Oude Delft 197, werd geboren in 1859 te Delfshaven. Na
zijn studie werkte hij in Delft eerst als gemeentearts en als
buitengewoon docent van de Indische Instelling. Hij was ook
lid van de gemeenteraad en onder meer voorzitter van de
"Oranjedag".
In 1912 vestigde hij zich als huisarts op de Oude Delft. Bij
zijn spreekkamer liet hij een fraaie Spaanse tuin aanleggen.
(Zie ook: De tuin werd steeds mooier) Hij overleed
vier jaar later al, en werd als bewoner en als praktiserend
huisarts direct opgevolgd door zijn zoon Johannes Thomée de
jongere (geboren in Delft, 1886). De jonge Thomée werd vooral
vermaard als voetballer die de bal onstuitbaar hard in het
doel kon schieten. Hij werd herhaaldelijk in het nationale
elftal opgesteld en nam zo ook deel aan de Olympische Spelen
in 1928, in het Olympisch Stadion in Amsterdam. In Delft was
hij captain, voorzitter en de erevoorzitter van de Delftse
club Concordia.
Door al die drukke bezigheden, en misschien ook wel door de
crisistijd en de oorlog, schoot de zorg voor het huis er een
beetje bij in. Vermoedelijk is in zijn tijd de grote schouw
in de voorzaal afgevoerd en misschien verkocht.
|
Van burgemeester De Vries van
Heyst, ook een
bewoner van OD 197, werd een borstbeeld gemaakt.
Dr.Johannes Thomee de ‘oude’
heeft maart kort
op OD 197 gewoond.
(Foto Erfgoed Delft Gemeentearchief)
|
Porceleyne Fles
De ‘jonge’ Jan Thomee overleed in 1954.
Zijn erven hebben in 1957 het herenhuis verkocht aan de N. V.
Aardewerkfabriek De Porceleyne Fles v.h. Joost Hooft en
Labouchere. Die Vennootschap was op dat moment al eigenaar
van een aantal percelen op de hoek van Schoolstraat en Oude
Delft, en voornemens daar een vestiging in te richten. Om
voldoende armslag te hebben voor verkoop en productie van
Delfts porselein, had men ook nog een klein stukje erf van OD
197 nodig. Daarvoor moest het grote huis worden aangekocht.
Vervolgens werd voor het huis zelf weer een andere bestemming
gezocht. Men dacht aan studentenhuisvesting, maar dat bleek
(in 1958) niet haalbaar. Zodoende ging het pand weer in de
verkoop. De nieuwe eigenaar werd Gerrit Johannes van Arragon,
dierenarts.
Gerrit Jan van Arragon begon besloot zijn nieuwe onderkomen
weer wind- en waterdicht te maken. Sinds 1790 was het grote
voorhuis gedekt geweest met een groot dubbel dak, voorzien
van een zakgoot, zodat het water door de zolder heen afliep,
en bij lekkage groot ongerief veroorzaakte. Door tussen de
beide nokken in één groot plat dak te maken werd dat euvel
ondervangen.
Ook de binnenplaats, waar vanaf alle omgevende dakvlakken
veel hemelwater naar toe stroomde, werd afgedekt met een plat
dak, voorzien van een lichtkoepel. Ook het metalen dak boven
op het trappenhuis werd vervangen door een plat zonneterras
(dat echter door de wind niet bruikbaar was). Er waren nog
veel meer plannen maar van de ene op de andere dag verhuisde
Arragon naar elders.
|
Architectuur en Stedebouw
Op 22 Maart 1960 verkocht hij het huis aan Samuel Josua van
Embden, bouwkundig
ingenieur te Delft, tegen een koopprijs van 80.000 gulden.
Het pand werd nu in gebruik genomen door de stedebouwkundige
afdeling van het Bureau voor Architectuur en Stedebouw van
Ir. S.J.van Embden. Dit bureau veranderde spoedig daarna in
“Van Embden, Choisy, Roorda van Eysinga, Smelt, Wittermans,
architecten en stedenbouwkundigen”. (En nog weer later in “OD
205 adviseurs voor Architectuur, Stedebouw en Landschap”).
Nu werd het geheel stelselmatig gerestaureerd, en
weloverwogen ingericht als een woonhuis voor Ir. Roorda van
Eysinga met zeer ruime tekenateliers. Dat gebeurde in nauwe
samenwerking met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Het grote trappenhuis werd opnieuw gedekt met een kap,
zodanig dat alle zolders met
elkaar verbonden werden en gebruikt konden worden als
werkruimte voor tekenaars. De brandveiligheid eiste dat er
naast de grote staatsietrap en de trap naar de zolder, nog
een tweede op- en neergang zou komen.
Zeer veel zorg en deskundigheid zijn nodig geweest om de
monumentale rococoversieringen weer in volle glorie terug te
brengen. Door de eeuwenlang telkens opgebrachte lagen witkalk
zagen die er uit als scheerschuim. In de voorgevel werden de
oorspronkelijke raamkozijnen voorzien van de oorspronkelijke
kleine ruiten, waarmee het beeld van het rococo paleisje werd
versterkt. De empire deuromlijsting en stoep bleven
ongewijzigd.
|
De huisarts en voetballer Jan
Thomee, derde
van rechts, in 1908.
|
Schrijver bleef er wonen
Tenslotte verhuisde het hele bureau naar het wat verderop
gelegen complex OD 203 en 205 en 207. Maar zelf is de
schrijver van dit verslag op OD 197 blijven wonen. Het huis
werd op 30 december 1971 overgedragen aan Nicolaas Petrus
Henricus Johannes Roorda van Eysinga.
|
|
Nico Roorda van Eysinga
Ontleend aan zijn studie Stadspaleizen aan de Oude Delft
|
|
terug
naar Oude Delft 197 |