Oude Delft 210 www.achterdegevelsvandelft.nl
De Bonte Hengst NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Vanouds heette het huis dat nu bekend staat als Oude Delft 210 In den Bonten Hengst. Het huis dateert uit de zestiende eeuw en heeft daar nog diverse kentekenen van, onder meer een vloerconstructie van moer- en kinderbinten, die rusten op natuurstenen consoles die later deels zijn weggehakt voor een stucplafond. Halverwege de negentiende eeuw werd een geheel nieuwe gevel voor het huis opgetrokken met een toen gangbare daklijst, grotere raampartijen en nieuw stoephek en werd ook het interieur ingrijpend vernieuwd.
Op de Kaart Figuratief uit circa 1675 is het huis nog terug te vinden met een trapgevel en een houten pui met glas-in-loodramen en een deur in het midden waarmee men de werkruimte in het voorhuis binnenstapte. Op de plaats van de huidige voordeur lijkt toen een poortje te hebben gezeten dat toegang gaf tot het achtererf en achterhuis.

Vermoedelijk het huis zoals weergegeven op de Kaart Figuratief van circa 1675. Het huis op de kadasterplattegronden van 2004 en 1832. De achteraanbouw achter de binnenplaats is in de loop der tijd kleiner geworden ten voordele van het tuinoppervlak.

Het huis heeft een relatief ondiep voorhuis met een hoge ruimten op de begane grond en een hoge zolderkap en daarachter een aangebouwd smaller en lager achterhuis. Gezien de restanten van een houtskelet-constructie zal dat achterhuis overigens niet veel jonger zijn dan het voorhuis.
Achter een plaatsje volgt een tweede, min of meer losstaand, achterhuis met een keuken. De verbinding tussen die onderdelen in de vorm van een lange gang achter de huidige voordeur, lijkt later aangelegd. Op een deel van het laatste achterhuis is bovendien later (ca.1900) een badkamer aangebracht. Sindsdien is dat deel voorzien van platte daken. Dat achterhuis was ooit groter dan het nu is, blijkt uit de kadasterkaart van circa 1825. De tuinkamer op die plek is in 1965 afgebroken.
En achter dat achterhuis heeft ooit nog een derde achterhuis gestaan. De sporen zijn daarvan nog te zien in de muren van het pand ernaast op het binnenterrein. Ook in de tuin zijn nog fundamenten te vinden. Dat achterhuis moet echter al voor 1830 zijn gesloopt.


Het trapportaal van het huis tijdens de recente verbouwing in 2014.

Zolderkap van het voorhuis.

Oude haardplaat in de voorkamer.

Op de eerste verdieping zit, vlak boven de huidige voordeur, in de zijgevel een opvallende grote nis, waarschijnlijk uit de 16e-eeuw, waarvan de functie tot op heden nog een raadsel is.

De opbouw van een badkamer uit circa 1900 op het tweede achterhuis.

Sporen van een inmiddels reeds lang afgebroken derde achterhuis in de muur van het buurhuis op het binnenterrein tussen de Voorstraat en de Oude Delft.

Bewoners van diverse pluimage
Eind zestiende, begin zeventiende eeuw wonen en werken er aan dit deel van de Oude Delft veel ambachtslieden. Later wordt het huis eigendom van bekende regentenfamilies als Verburch, Van der Dussen, Van der Lelij en Van der Goes. In de achttiende eeuw woont er een succesvolle zilversmid, en is het een Franse kostschool. Rond 1880 komen er bewoners die met de nieuwe Gistfabriek te maken hebben. Tussen 1900 en 1920 is het een studentenpension met veel bekende namen. De rest van de twintigste eeuw is goed te reconstrueren via kranten, internet en de mondelinge overlevering van de families Gaade, Prins en Freie.


Oude Delft 210


Bovenaanzicht van het huis op Google Earth.


lattegrond van het huis uit 1956 van Bouw- en Woningtoezicht, met recente aantekeningen (in blauwe pen) van bouwhistoricus Wim Weve.


Zestiende eeuwse vloer van moer- en kinderbinten in het voorhuis. De natuurstenen consoles waarop de zware balken rusten zijn verminkt vanwege een later aangelegd stucplafond.


De deur op de eerste verdieping op de overloop achter de trap laat duidelijk het niveauverschil zien in de vloerhoogte tussen het voorhuis en het aangebouwde voorste achterhuis.


Betegelde keuken in het tweede achterhuis.

Kuipers en een spiesmaker
De eerste eigenaren in de zestiende eeuw zijn kuipers. Cornelis Hovering en Dirk Jansz. leveren waarschijnlijk de tonnen voor het beroemde Delftse bier.
Begin 1600 koopt de Brabander Hans de Wint het pand. Hij is in 1594 gevlucht uit Antwerpen waar hij plateelbakker was. Dat vak kan hij in Delft niet uitoefenen omdat hij niet wordt toegelaten tot het Lucasgilde. Aan de Oude Delft staat hij later vermeld als spiesmaker. Hij is dus wapensmid geworden en gespecialiseerd in de fabricage van de spiezen van de piekeniers, het voetvolk van het Staatse leger.

Luitenant van timmerlieden te velde
Vanaf ongeveer 1630 vinden we Cornelis Proot, een beroemde naam in het Staatse leger. Een naamgenoot weet in 1585, tijdens het beleg van Antwerpen, de botenbrug van Parma over de Schelde zwaar te beschadigen met een boot met zelfgemaakte explosieven. Hij en zijn zoon krijgen een jaarlijkse toelage van 200 gulden van de Staten Generaal als dank. Waarschijnlijk was deze Proot de grootvader van onze Cornelis, die zelf luitenant was van de timmerlieden te velde. Blijkbaar een familie met belangstelling voor het militaire ingenieurswerk.
Hij overlijdt 1641 en laat een vrouw en vijf kinderen achter, warvan de oudste, Maritge, op dat moment 15 jaar is. Om de rechten van de kinderen op de erfenis te beschermen bemoeit de Weeskamer zich met zijn nalatenschap. Uit de bewaard gebleven papieren blijkt dat de weduwe Catharina van der Harck het huis vanwege schulden moet verkopen. Het brengt 4450 gulden op, meer dan het dubbele van de 2000 gulden die Proot er drie jaar eerder voor betaald heeft. Dat roept de vraag op of er in die tussentijd niet veel aan verbouwd is. (In 1600 telde het in het haardstedenregister nog drie stookplaatsen, en was daarmee op de gracht nog een huis van relatief bescheiden omvang.) De weduwe hertrouwt vervolgens met Johan de With uit Den Haag.

Chique huisbazen
Reinier Verburch, gepensioneerd brouwer, eigenaar van de gekroonde P aan de Voorstraat, koopt het pand maar overlijdt al in 1643. Via zoon Dirck gaat de erfenis in 1672 naar Agneta Graswinckel, zijn nicht die getrouwd is met de Amsterdamse regent Pieter van Loon uit Amsterdam. Dit echtpaar haalt uiteindelijk een gouden huwelijk met gedichten en gedenkpenning. Waarschijnlijk hebben zij het pand verhuurd, want zij woonden niet in Delft. Dat geldt wellicht ook voor Cornelis van der Dussen (geboren 1626) die het huis in de tweede helft van de zeventiende eeuw koopt. Hij overlijdt 1705.
Pieter van Borsselen regelt zijn erfenis. Deze Pieter is getrouwd met kleindochter Anna Margaretha van Honthorst en ook nog voogd van het minderjarige kind uit het tweede huwelijk van Cornelis: Romanus van der Dussen (later Jezuïet te Antwerpen). Van Borsselen is overgekomen om de nalatenschap van Van der Dussen te regelen.

De Amsterdamse huiseigenaar mr Pieter van Loon (1641-1727). Geschilderd door Jan de Baen. (Museum van Loon)

Agneta Graswinckel, vrouw van Pieter van Loon, die het huis geërfd had. Geschilderd door Jan de Baan. (Museum van Loon)

In 1600 werkte hier een kuiper, die tonnen maakte voor de bierindustrie.

Zilversmid
Hij verkoopt in 1709 het huis aan Cornelis van Dijck, beroemd zilversmid te Delft, keurmeester en zevenvoudig deken van het gilde.
Dan komt Maria Willemsdochter van Assendelft, de weduwe van Adriaen Sybrantsz van der Lelij (boekhouder VOC in Delft en Rotterdam). Ze overleeft hem ruim en overlijdt in Rotterdam in 1731, meer dan negentig jaar oud. Het is is dan verhuurd aan Margarita Beckmans, weduwe van de plateelbakker in de Metalen Pot aan de Lange Geer. De kleindochter Geertruida van der Lelij erft, maar trouwt met de Amsterdammer Jacob Feitama en vertrekt in 1747 naar die stad.
Via de Rotterdamse koopman Egbert van den Eijnden komt Jan Frederik Stembor er te wonen van 1747 tot 1761. Met zijn echtgenote Anthonia Verdoes krijgt hij daar tien kinderen waarvan er vier gelijk overlijden. Hij is makelaar in obligaties, maar raakt uiteindelijk in faillissement en verkoopt aan de gezusters De Bellon.

Franse kostschool
Vanaf de jaren ‘60 trekken de ongetrouwde gezusters Elisabeth en Bonne de Bellon in het pand. Samen met hun broer Isaac Louis zijn zij als Waldenzers overgekomen uit Hessen, maar van oorsprong uit de Queyras, een woeste vallei in de Alpen. Zij drijven hier een Franse kostschool voor meisjes van goede huize. Frans is een populaire en sjieke taal.
Zij zijn ook eigenaar van het huis op het binnenterrein achter Voorstraat 79 dat grenst aan de tuin van dit huis, waartegen ook het gesloopt achterhuis was aangebouwd. Dat pand is nog altijd via een poortje vanaf de Voorstraat te bereiken. Dat was gelijk een handige achteringang voor de schoolgaande kinderen. Ook het pand de Roode Rozen aan het Noordeinde is van hen, dat ze later doorverkopen aan hun broer die kapitein is bij de VOC.
De zusters overlijden in 1793, hun broer in 1802 te Amsterdam (waar hij inwoont bij zijn dochter). Pas in 1819 worden De Roode Rozen en De Bonte Hengst geveild bij executie door de erfgenamen van Isaac Louis, te weten dochter en schoonzoon Rutger Ouwens die ondertussen burgemeester is geworden in Boskoop.
Omstreeks 1810 bewoont dominee Jan Willem van Yssem het met zijn dochter en kleinkinderen. Op het moment van verkoop in 1819 is de emeritus rector van de Latijnse School in de Schoolsteeg huurder in De Bonte Hengst. Ik denk dat de verkoop van de boedel zo lang heeft geduurd vanwege de Napoleontische oorlogen. Er waren toen bijna geen kopers te vinden voor huizen.

Koopman in linnen
Via de speculant Pieter van Zonsbeek komt het pand bij Henricus Johannes Maes, raadslid en koopman. Hij is in 1801 getrouwd met Maria Brugger en neemt de negotie in linnen over van zijn schoonvader Matthijs Brugger. In 1820 koopt hij het ‘hecht sterk en wel gereguleerd huis en erve’. Hij noemt de handelsfirma Brugger & Maes en verandert in '24 ook zijn familienaam in het dubbele Brugger Maes. Dubbele namen en adelijke titels zijn in de mode en zijn via koninklijk besluit te regelen.
Aanvankelijk verhuurt hij het huis aan zijn zwager Pieter Duijvesteijn, pas later gaat hij er zelf wonen. Hijzelf overlijdt in 1836 en zijn weduwe in 1844. Ze hadden twee kinderen, Matthias en Anna Antoinette. Beiden verhuizen naar Rotterdam, waar Anna trouwt met Joannes Sleurs, geneesheer uit Luik en Matthias met Carolina Konings.


Advertentie in de Rotterdamsche Courant van 20 januari 1820 waarin De Bonte Hengst te koop wordt aangeboden.

Advertentie in het Algemeen Handelsblad van 2 januari 1844 waarin het huis onder de hand te koop wordt aangeboden.

Douairière Van der Goes van Naters
Van 1844 tot 1853 is het huis eigendom van douairière Henriette Lidt de Jeude, weduwe van Cornelis jonkheer Van der Goes van Naters, telg uit een illustere Delftse regentenfamilie, die de adelijke titel Van der Goes van Naters van Pancrasgors voor elkaar heeft gekregen bij Willem I. De familie was ook eigenaar van het buitenhuis IJpenburg in de Broekpolder bij Rijswijk.
Ik vermoed dat deze dame de grote verbouwing doet die het huis zijn huidige aanzien geeft. Daarop wijzen de potloodtekeningen die ik ontdekte tijdens het weghalen va de betengeling op de muur van de smalle voorkamer op de eerste verdieping (inclusief tekening van dame met hoepelrok). Uit die tijd dateren ook de opvallende empire-schoorsteenmantels in voor- en achterkamer.

Kasten vol servetten
De douairière overlijdt in 1853 in de in de kamer boven achter ‘met twee ramen die uitkijken op de binnenplaats’, lezen wij in de beschrijving van haar nalatenschap. Haar twee dienstboden Josina Simonis en Johanna Meijer voerden de notaris en de stadswaardeerster Johanna Schilperoort, weduwe Westerbaan, toen door alle vertrekken van het huis vanaf de vliering tot uiteindelijk de binnenplaats achter de keuken, waar twee emmers en een vuilnisbak stonden.
Het huis is weinig exuberant of exotisch gemeubileerd, schilderijen of andere kunstvoorwerpen komen we er niet tegen, behalve enkele schilderijen in een kist in een kamertje met schrijftafel en canapé boven de voordeur. Boeken zijn er ook niet noemenswaardig. Wel is er veel linnengoed, onder meer een kast met 20 tafellakens en 173 servetten. In andere kasten liggen nog meer tafellakens en tientallen andere servetten. Op de kleerzolder boven staan de gereedschappen om het linnengoed te verzorgen, zoals strijktafels, een linnenpers, een servet-pers en en een mangel. De overledene lag op een matras van paardenhaar, in de ‘domestiekenkamer’ ernaast sliep de dienstbode op een matras van stro.
Na haar overlijden bedeelt de douairière haar beiden dienstboden met hun bed. Ook met stromatras is dat in die tijd een vrij kostbaar bezit. Daarnaast krijgen zij 50 gulden voor elk jaar dat ze bij haar hebben gewerkt. Het loon was 79 gulden per jaar, dat hadden ze nog te goed. Onder de begunstigden van haar nalatenschap behoort verder haar ‘oppasser’ Pieter Geevers en zijn vrouw Neeltje Hoksteen, Zij krijgen een kapitaaltje van duizend gulden om rente van te trekken.
Er liggen ook nog onbetaalde rekeningen van de timmerman, metselaar, schilder, behanger en loodgieter. Bij elkaar krijgen zij nog ruim 300 gulden voor recent verrichte werkzaamheden. Mogelijk betreft dat de bovengenoemde verbouwing.

Jonkvrouwe Æmilia
De douairière vermaakt het huis en de inboedel aan haar ongehuwde inwonende (stief)dochter jonkvrouwe Æmilia (gedoopt 4 aug. 1804 Nieuwe Kerk en vernoemd naar haar grootmoeder Emilia Jongkint). Zij bewoont het huis vervolgens met drie 'werkvrouwen'.
Vader Cornelis van der Goes had haar voldoende nagelaten. Zij overlijdt op 2 februari 1872, haar broer Adriaan (die in Oude Delft 75 woont) doet daarvan aangifte bij wethouder Aart van der Leeuw. Twee maanden later veilt notaris Schagen van Leeuwen het huis en beschrijft het precies in de Delftsche Courant met formuleringen zoals ‘gang met wit marmer bevloerd’ en ‘weinige jaren geleden nieuw gebouwde tuinkamer’.


Verguld zilveren bokaal met het wapen van Delft, gemaakt door Cornelis van Dijck in 1723. (Rijksmuseum)

 

 


Portret van Anna Antoinette Brugger Maes (1803-1892), dochter van de bewoners Henricus Maes en Maria Brugger. (Historisch Museum Rotterdam)


Bidprentje ter nagedachtenis aan Henricus Brugger Maes, 1836.


Portret van jhr mr Cornelis van der Goes van Naters en Pancrasgors (1766-1836), de overleden echtgenoot en vader van de bewoonsters. Geschilderd door C. Kruseman. (Bruikleen Museum Prinsenhof)

Portret van een onbekende dame uit de familie Van der Goes, mogelijk jkvr Aemilia (of haar moeder). (Bruikleen Museum Prinsenhof)
Willem van der Goes (1809-1841), de jong gestorven broer van jkvr Aemila. Lithografie van J.C. Elink Sterk. (Bruikleen Museum Prinsenhof)

Deftige woning
De ‘deftige wooning’ wordt verkocht aan Willem Lodewijk van Berckel. Hij is een van de twaalf kinderen van de rijke brouwer en burgemeester Hendrik van Berckel en hij trekt er in met twee dienstbodes. Zelf is hij opgegroeid aan de Voorstraat. Ook hij is rijk genoeg om als rentenier door het leven te gaan. Al in 1877 vertrekt Willem Lodewijk naar de villa Westerbeek van zijn vader in Beek bij Nijmegen. Hij is ook voogd van twee minderjarige kinderen Frans en Leontine van zijn zus Eugénie, die daar getrouwd is met de burgemeester Dommer van Poldersveldt.
In 1880 is er een veiling van de inboedel door notaris Van Berckel. Veel sjieke spullen, zoals een 'bonheur du jour' van palissander. Hij overlijdt kinderloos in Beek in 1912.

Trek in een Vlek
Dan arriveert 1881-1886 J.J. Vlek brander/distillateur en lid van de gemeenteraad. Hij heeft een groot rooms gezin met vrouw en twaalf kinderen en meerdere bediendes, oorspronkelijk van de Lange Geer 30. Ze vertrekken na vijf jaar naar Oude Delft 17. De naam Vlek is vereeuwigd in de slogans "even een Vlekje wegwerken" en "ik heb trek in een oude Vlek".


Asbak ter promotie van de Oude Vlek jenever. De grondlegger van de distilleerderij op de Brabantse Turfmarkt bewoonde enige tijd dit huis.

De gevleugelde reclame slogan ‘trek in een Oude Vlek’.

Van 1886 tot 1890 woont er de weduwe Sara Vreede-Van der Mandele met twee dochters. Haar man was burgemeester geweest van Rozenburg, Lisse en laatstelijk van Vrijenban maar vlak daarvoor overleden. Zelf was ze geboren en opgegroeid aan de Oude Delft 126 waar professor Mekel woonde en later huisarts Schreuder.
In augustus 1889 houdt zij op Oude Delft 210 receptie ter ere van de ondertrouw van haar dochter Egberta Vreede met Frans de Vries van Heyst (zoon van de Delftse burgemeester). Als getuige bij het huwelijk is Frans Waller aanwezig. Hij is het jaar daarvoor getrouwd met de andere dochter Dorothea. Beide heren werken bij de Gist- en Spiritusfabriek. De Vries van Heyst wordt later rentmeester van het Gasthuis en woont aan de Phoenixstraat. Waller wordt uiteindelijk directeur van de fabriek en woont aan de Nieuwe Plantage (aan de Wallertuin).


Dorothea Vreede, dochter des huizes, trouwde in 1888 met Frans Waller, de latere directeur van de Gist- en Spiritusfabriek.

De jeugdige Frans Waller.

Verkoopadvertentie van het huis uit 1872 uit de Delftsche Courant.


Oude Vlek voor een gulden de liter aanbevolen voor bruiloften en partijen. Haagsche Courant 28 juli 1894.

 

 

 

Van 1890 tot 1893 woont hier korte tijd het jonge gezin van Henricus Beeckman, dan nog candidaat-notaris. Hij is in datzelfde jaar getrouwd in Rotterdam met de dochter van de laatste burgemeester van Delfshaven Frederik van Citters, Anne Benine jonkvrouwe van Citters. In februari 1891 vraagt zij in een advertentie in de Delftsche Courant "om een flinke keukenmeid'. Op 16 januari 1893 doet hij aangifte van de geboorte van zijn dochter Catharina met als getuige dezelfde Frans de Vries van Heijst.

Ploerterij
Maar dan wordt het onrustig. In 1894 wordt het huis geveild door notaris Kleijn Van Willegen voor 9.675 gulden. Van 1895 tot ’98 woont hier Wilhelm Gregoor met vrouw en drie jonge kinderen. Hij is chef van de afdeling Gist bij de Gist- en Spiritusfabriek, waar ook Waller en De Vries van Heijst samen in het management zitten.
Vervolgens komt een nieuwe veiling in april 1898 met afslag door notaris Bok, van "een zeer goed onderhouden heerenhuis met vrijen in- en uitgang naar de Voorstraat". De biedingen openen op 10.500 gulden. In de jaren 1899 en 1900 staan er geen namen in het Delfts adresboek...
Vanaf 1901 begint de weduwe Antoinette (MT) Pool - van Schadewijk in het pand als kamerverhuurster. Zij overlijdt in 1911, maar tot 1915 is het in gebruik. Zij heeft veel studenten in huis, te weten

  • W.H. van Leeuwen, later directeur Gistfabriek Delft tot 1914
  • G.C. jonkheer op ten Noort, later directeur bierbrouwerij Gekroonde Valk Amsterdam
  • J.W. Gunning JHzn, later zendingspedagoog rond 1911
  • F.A. Vening Meinesz, later hoogleraar Geodesie •
  • H.A. Mangelaar Meertens, later directeur gemeentewerken Soerabaja •
  • J. De Bie Leuvelink Tjeenk, later architect en industrieel ontwerper
  • A.M. de Rouville de Meux, later architect te Rotterdam

In het laatste jaar arriveren drie gevluchte gezinnen uit Brugge.


Mevrouw Beeckman kon kennelijk moeilijk keukenmeiden krijgen (en houden). Want ze adverteerde geregeld daarvoor, onder meer in het Nieuw van den Dag 10 dec 1892.


Hospita de weduwe Pool- van Schadewijk moest in 1911 haar ‘heren’ verweesd achterlaten.

 

Bankier
Van 1915 tot 1919 woont er de familie Surie. Johan Surie is eigenaar van de NH Agrarische Credietbank, en heeft twee kinderen. Hij verhuist later naar het pand Oude Delft 141 van de familie Verkade, directeur bij de Gist. Dit is het barokke pand waar eerst de opvolger van zijn bank zit (als AMRO) en dat tegenwoordig omgebouwd is naar appartementen. Mijn grootmoeder Dies (HC) Prins-Gaade - dochter van de eigenaar van de Delftsche Courant Willem Gaade - had hier haar vriendin Titia Verkade wonen. Daar stapten de jongedames samen op de stoomtram naar Den Haag, zo vertelde ze me.
Titia Verkade trouwt met Kees Bruynzeel, net zoals zij uit een Zaanse familie, fanatiek zeiler en directeur van de houtfabriek. Zij verhuizen na de oorlog naar Zuid Afrika en bouwen een spectaculair huis in Stellenbosch, the Bruynzeel-house.
Dies Gaade heeft meerdere leeftijdsgenoten waar ze mee optrekt, zoals Frans Waller (de zoon van) en Mela van Berckel.

Weer een wijnkoper
Van 1923 tot 1964 woont er de familie Vos. Jan Vos is eigenaar van de distilleerderij en wijnhandel B.A. van de Ven op de Wijnhaven. Mevrouw Vos-Van Schaik is zelf opgegroeid aan de Oude Delft 127. Zij vraagt in 1934 via een advertentie “voor het huishouden een R-C meisje voor dag en nacht, kunnende koken, werkster aanwezig”. Er worden drie kinderen geboren, die het huis verlaten na de oorlog. Het jonge gezin van dochter Anke Vos woont begin jaren vijftig tijdelijk in vanwege de woningnood.

Familie Freie
In 1960 overlijdt Elise Vos en in 1965 verkoopt Jan Vos het huis aan de familie Freie. Het jonge gezin Freie heeft drie kinderen. Het huis heeft dan een tijdje leeg gestaan omdat de meeste huisvrouwen het een te bewerkelijk pand vinden. Henk Freie heeft als natuurkundige een baan gekregen bij de Optische Industrie. Zijn vrouw Kee Freie-Prins heeft een deel van haar jeugd in Delft gewoond en haar ouders Jan Prins en Dies Prins-Gaade en broer Willem Prins wonen er nog steeds.
De kamers beneden worden betengeld, elektriciteit vernieuwd, centrale verwarming aangebracht, de pomp in de keuken verdwijnt en de tuinkamer afgebroken en vervangen door een terras. Omdat het huis zoveel kamers heeft, wonen er vanaf het begin af aan studenten. Naarmate de kinderen uit huis gaan, vullen zij de lege kamers. Tot 2011 woont Kee Freie-Prins in het huis en verhuist dan naar de Van Beerestijnstraat in de wijk waar de straten vernoemd zijn naar de regenten die in dit pand hebben rondgelopen. Zij verkoopt het huis aan de heren Dijkgraaf en Cals, die het opnieuw renoveren en in appartementen verhuren. Haar oudste zoon zoekt in 2016 uit wie de vorige bewoners waren.

Door de eeuwen is het een huis geweest dat gemiddeld gezien lang werd bewoond. De dames Bellon, jonkvrouw Van der Goes, familie Vos en familie Freie woonden er allemaal veertig jaar. Dat is een compliment aan het huis denk ik.


Het huis in verbouwing in 2014. Foto Aannemerij Burgy.


Mevrouw Surie zoekt een dagmeisje. Delftsche Courant 10 aug 1916.


Een juffrouw om op de kinderen te passen gezocht. Delftsche Courant 19 jan 1917.


In 1927 stond het bovenhuis te huur voor fl 35 per maand. Delftsche Courant 1 nov 1927.


Het huis omstreeks 1960. Ernaast op Oude Delft 208 was toen nog een sport-artikelenwinkel.


De grafsteen van Elisabeth van Schaik en Johannes Vos op de RK-begraafplaats aan de Kanaalweg. Het echtpaar heeft ruim veertig jaar lang in het huis gewoond.

Jan Freie  
nadere informatie over Oude Delft 210  
Geplaatst: 9 juni 2017  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft