Oude
Delft 28 is net als het buurhuis Oude
Delft 30 in 1648 gebouwd door graanhandelaar Adriaen Claeszn.
van Schie. In feite zijn het twee huizen in één,
want zowel de dakconstructie met gekoppelde dakspanten als de
vloerbalken lopen in beide huizen door. Oorspronkelijk moeten beiden
huizen aan de grachtzijde identieke trapgevels hebben gehad. Gevel en
raampartijen hebben tegenwoordig een hoofdzakelijk vroeg negentiende
eeuws uiterlijk, zij het dat bij nr 30 nog de onderste trede van de
trapgevel behouden bleef. De twee huizen kwamen destijds
in de plaats van pakhuizen die behoorden tot de voormalige
bierbrouwerij ‘De Beugel’ op de Koornmarkt (nu nummer 43).
Na de sluiting van die brouwerij in 1639 werd het complex overgenomen
door wijnkoper Pieter Hogenhouck, die het huis aan de Koornmarkt
vervolgens ‘De Keijzerskroon’ noemde en de
pakhuizen aan de Oude Delft in 1648 verkocht. Het huis is
later (vermoedelijk in de 18e eeuw) uitgebreid met een dubbel
achterhuis, dat deels aansloot achter het buurhuis nr 30. In 1965 zijn
beide achterhuizen bij een renovatie is weggebroken.
De plattegrond van het huis in 1832 met twee achterhuizen, deel achter
Oude Delft 30. |
Recente luchtfoto van het pand Oude Delft 28 met in rode lijnen
aangegeven het achterliggende stadstuintje. |
Plattegrond van de te slopen achterhuizen in 1965. |
Familie
Van Dorp De eerste eigenaar, Arij van Schie,
is volgens het begraafboek uit 1665 aan de Oude Delft tegenover de
Poppensteeg overleden en was dus tevens de eerste bewoner. Een groot
deel van de achttiende eeuw was het huis eigendom van de familie Van
Dorp. De heer des huizes, Adriaan van Dorp, was onder meer als
onbezoldigd wijkmeester verantwoordelijk voor de controle op de
blusemmers en de administratie van de bewoners in de buurt. In 1750
bewoonde zijn weduwe met twee dochters van 12 en 19 jaar het pand samen
met een inwonende dienstmeid. Eerst zou dochter Adriana het huis erven
en vervolgens haar zuster Beatrix. Zij woonde toen in Rotterdam en
verkocht het huis uiteindelijk in 1804 aan de emeritus predikant
Johannes de Milde.
Koopcontract uit 1726 op perkament, een zg. charter. |
Dominee Johannes
de Milde Johannes de Milde was predikant
in het Zuid-Hollandse Piershil. Op zijn 70ste keerde hij terug naar de
stad waar hij geboren is. (Namelijk op Koornmarkt 16, waar
zijn vader, ook Johannes de Milde geheten, kuiper was.)
Na zijn jonge jaren op de Latijnse School in Delft vertrok Johannes in
1754 naar Leiden om theologie te studeren. Vervolgens werd hij
predikant in de Stad aan het Haringvliet en in 1776 te Piershil, waar
hij meer dan 25 jaar op de kansel stond tot zijn emeritaat 1803.
Zijn vrouw Maria Anemaet vond hij in Lage Zwaluwe alwaar zij de dochter
was van de burgemeester met een chique wapenbord. Zij trouwden in
Nieuwe Tonge op 19 augustus 1778. Maria Anemaet was twintig jaar jonger
dan de dominee waarmee zij in het huwelijksbootje stapte. Niettemin
stierf zij in 1796 als eerste. Omstreeks 1805 kwam
Johannes als weduwnaar naar Delft in gezelschap van drie dochters: Anna
Ida, Elisabeth en Aletta. Zijn zoon Johannes, met bruin haar, blauwe
ogen en een grote neus, deserteerde in 1810 uit het Napoleontische
leger, zoals velen.
Dochter Elisabeth bleef na haar huwelijk in 1813 enige jaren bij haar
vader inwonen, evenals Aletta die ongehuwde moeder werd. Drie
kleinkinderen van Johannes overleden in dit huis in de jaren 1813-1819,
waarvan in twee gevallen de grootvader aangifte deed.
Het familiewapen van domineesvrouw Maria Anemaet, dochter van een
burgemeester uit West-Brabant. |
Zelf zou Johannes de Milde in 1822 op 89-jarige leeftijd
overlijden. De erven verkochten het huis echter pas zes jaar later.
Volgens het bevolkingsregister werd het huis na zijn dood bewoond door
Abraham Titsingh belastinginspecteur en Elisabeth Visser.
Chirurgijn en vroedmeester Alewijn de Haas
In 1828 kocht de jonge chirurgijn Alewijn de Haas het huis. Als
weesjongen was hij, net als zijn broertje Herman, in het Weeshuis
kennelijk opgevallen vanwege zijn goede verstand en uitverkoren door de
Fundatie Vrijvrouwe van Renswoude om een goede opleiding te krijgen in
het Fundatiehuis Oude
Delft 49, later Oude
Delft 95. Beiden mochten in de leer bij chirurgijn J.G.
Vortsman. Maar broer Herman maakte zijn studie niet af en trad toe tot
het leger van Napoleon.
Alewijn studeerde in 1811 wel met een meesterproef succesvol af op
kosten van de Fundatie. Hij hoopte op een baan in Nijmegen, maar dat
ging niet door, dus vestigde hij zich in Delft als chirurgijn en
vroedmeester, opnieuw met financiële steun van de Fundatie.
Een oefenbaarmoeder om bevallingen te oefenen met een pop. Museum
Boerhaave. [Museum Griffoen aan de Koornmarkt heeft een soortgelijk
exemplaar.] |
De instructie van een tangverlossing in een 18e eeuws boek over de
vroedkunde. | |
De huidige voorgevel van Oude Delft 28.
Aan de achterzijde is goed te zien dat nr 28 en 30 een
tweelinghuis zijn. Al heeft het rechter huis bij de restauratie nog 18e
eeuwse kozijnen gekregen en
het linker (nr 28), later vernieuwde huis, echte
namaak 17e eeuwse kruiskozijnen.
De kerk te Piershil, waar dominee De Milde
27 jaar op de kansel heeft gestaan.
Handtekening van Johannes de Milde, toen zijn hand niet
meer zo vast was.
|
Tijdens zijn opleiding kwam een van de
broeders De Haas in opspraak omdat hij eigenmachtig anatomisch
onderzoek had gedaan op een babylijkje uit het Gasthuis. Zijn
leermeester deed een beroep op de regenten van het Gasthuis om zijn
leerling diens ‘onberaisonneerde en strafschuldige
leerlust’ te vergeven.
In 1820 trouwde Alewijn met Anna Vervoorn. In 1839 stierf hij reeds op
47-jarige leeftijd. Zijn vrouw bleef daarna met hun vijf minderjarige
zoontjes het huis bewonen. Een deel van het huis ging zij verhuren. Een
van haar kamerbewoonsters was tussen 1847 en 1853 de bovengenoemde
Elisabet de Milde, voormalig winkelierster.
Lees hier meer over de nalatenschap en het huis van de chirurgijn
Alewijn de Haas. De weduwe overlijdt 23 jaar
later, in 1862. Twee van haar zoons zijn intussen onderwijzer en
boekbinder geworden. Ze laten het ouderlijk huis in 1863 veilen in het
Stads Koffijhuis achter het Stadhuis. Het leverde een bod op van fl.
2.800, dat de verkopers als onvoldoende afwezen. [De moderne
huizenmakelaar bestond destijds nog niet. Een veiling in twee ronden,
twee weken na elkaar, met bijbehorende advertenties was destijds de
manier om kopers voor een huis te zoeken.] Zijdeverfster
en orgelbouwer Een maand later werd het
huis echter toch voor fl 2.750 ondershands verkocht aan drie ongehuwde
zijdeverfsters: Elisabeth en Maria van Stratum en Petronella Loots. Of
zij dat beroep echter ook in de woning uitoefenden is niet zeker, maar
wel waarschijnlijk. Elisabeth blijkt ook degene die het huis gaat
bewonen en ook kamers ging verhuren, blijkt uit advertenties. Het
bevolkingsregister geeft diverse medebewoners aan.
Advertentie in de Delftsche Courant van 18 juni 1867 biedt kamers aan
voor heren studenten. |
Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van
7 januari 1876. Er kwam een bod van fl 6.000,
maar dat was de verkoopster te weinig. |
Na mejuffrouw Van Stratum werd in 1883 Alida
Dol de nieuwe eigenaresse, maar zij hield het niet langer dan twee jaar
vol. Daarna verkocht ze het huis weer aan ene C.D. de Vries, die alleen
belangstelling had voor de verhuur. Een van zijn huurders was
orgelbouwer Jan Lodewijk Tabbornal. Boterhandelaar
Maarten Hoogenraad en dansschool In 1888
verhuist boterhandelaar Maarten Hoogenraad van de Boterbrug naar het
Oude Delft, gezien zijn handel misschien opmerkelijk. Maar volgens de
advertentie wordt de boter thuisbezorgd dus betreft het hier wonen en
kantoor aan huis.
Advertentie in de Delftsche Courant van 3 juni 1888. |
Boterhandelaar Hoogenraad adverteert in het Algemeen Handelsblad van 8
okt.1889 voor zijn puike waar. | |
Advertentie in de Delftsche Courant van 23 september 1862.
Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 14 april
1863.
|
Begin
1900 woonden er veel verschillende huurders in het huis. Ze boden soms
opmerkelijke zaken te koop zoals een trekhond: maar goed dat er een
tuintje bij het huis is. Een student verkocht boeken van de
socialistische profeet Domela Nieuwenhuis. In 1912 trok
Dirk Brandwijk, radio-telegrafist en ambtenaar bij de Technische
Hoogeschool met zijn gezin in het huis. Hij was ook de nieuwe eigenaar.
Radio’s en
alarminstallaties Na de Eerste
Wereldoorlog zat er 37 jaar lang een elektrotechnisch bureau dat onder
meer alarminstallaties aanlegt, maar waar je in de begintijd ook
radio’s kon kopen en laten repareren.
Advertentie in de Delftsche Courant van 17 nov 1919. |
Radio en stofzuiger als nieuwste van het nieuwste. Advertentie in de
Delftsche Courant van 27 nov 1927. |
In 1965 kocht de musicus Erik Mesman het
huis. Hij ging het verwaarloosde pand flink opknappen en sloopte het
achterhuis.
De achterzijde van Oude Delft 28 voor de grote renovatie in 1965. |
De voorgevel in oude staat, van voor 1965. Foto Dienst Rijks Cultureel
Erfgoed. | |
Honden te koop. Delftsche Courant 2 sept. 1900.
Het Socialisme van Domela. Delftsche Courant 18 jan. 1901.
|