Oude Delft 28 www.achterdegevelsvandelft.nl
Wandeling door het huis in 1839 NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.
Chirurgijn Alewijn de Haas was zelf op jonge leeftijd weeskind geworden. Toen hij in 1839 op 47-jarige leeftijd overleed moest hij op zijn beurt ook vijf minderjarige zoontjes in de leeftijd van 5 tot 14 jaar aan de zorgen van zijn weduwe overlaten. In zulke gevallen schrijft de wet voor om zijn hele nalatenschap nauwkeurig te beschrijven, zodat de kinderen bij meerderjarigheid ieder aanspraak kunnen maken op hun deel van de erfenis.
Daarom begaf notaris Van Staveren zich eind december 1839 naar het huis van de overledene om er alle eigendommen, schulden en vorderingen vast te leggen.

Hemelbed
De notaris begon boven op de zolder. Op de achterzolder trof hij alleen een ladder en ‘wat rommeling’, op de andere zolder aan de voorzijde een mangel, droogrekken en wat wasgoed.
Vervolgens liep hij de linker bovenachterkamer in met uitzicht op de tuin. Hier was een bedstede met een tinnen pispot en een vaste kast waarin japonnen en degelijke mannen kleding.
Op de bovenachterkamer ernaast, rechts, stond een losse geverfde kast met een reiskoffer, wat kleding en een grote tabakspijp, en een geverfd kabinetje met vrouwenkleding en linnengoed.
Aan de andere zijde van de overloop was een bovenkamer over de hele breedte van het huis met uitzicht op de straat, die duidelijk alleen diende als (ouderlijk) slaapvertrek. Daar stond een ledikant met ‘behangsel’ (hemelbed) en een ‘slaapsecretaire’, verder drie stoelen en een spiegel.

Vogelkooien
Na de trap te zijn afgedaald begon de tocht beneden in een ‘achtervertrek’ (achterhuis) met uitzicht op de binnenplaats. Hier was een vuurhaard en stonden een houten kist en ‘enige vogelkooien’. In het gangetje naar het achterhuis stonden nog meer vogelkooien. Vogeltjes waren duidelijk een grote liefhebberij van de familie, hoewel een enkele vogelkooi in huis in die tijd vaker gebruikelijk was.
Op het plaatsje stond een vuilnisbak en een kast, met daarin een hangijzer en een koekenpan. Kennelijk werd op het plaatsje wel vis of andere sterk riekende zaken gebakken.
Na het plaatsje kwam een ‘achtertuinkamer’ met een raam naar de plaats en twee naar de tuin. Ook hier was een stookplaats met een vuurmand. Er stonden verder zeven stoelen en een tafel met een tafellamp en theeservies en een speeltafeltje. Aan weerszijde van de schoorsteen waren vaste kasten ingebouwd, die aan de linkerzijde gevuld met boeken en die aan de andere kant met serviesgoed.


Een schilderij van een Zaans burgerinterieur uit 1849 (door G. Walch). Eenvoudige strakke meubels waren toen in de mode.

Vervolgens betrad de notaris de keuken die ook met één raam uitkeek op de tuin. Daarin stond een keukenkast en een aanrecht met daaronder potten en pannen.

Chirurgijnskamer
Behalve het eerder genoemde achterplaatsje, was er kennelijk nog een binnenplaats met daarop een wastobbe. Op die binnenplaats keek het werkkamer van de chirurgijn uit. Er stonden twee kasten en een houten toonbank met allerhande potten en glazen ‘voor heelmeestergebruik’. In het vertrek stonden verder een tafel en drie stoelen, maar er was ook een bedstede, en naast die bedstede een trap, twee paraplu’s en en een kist met kinderspeelgoed.
Halverwege de gang was de ingang naar een kelderruimte, waar potten en kruiken stonden.
Daarna stapte de notaris een tussenkamer binnen die haar licht ontving van twee binnenramen naar de voorkamer, waarvoor zogenoemde ‘communicatiedeuren’ zaten. In de kamer was een stookplaats, een vaste kast met theegoed en een eiken ‘ladentafel’ (tegenwoordig zouden wij zeggen ‘commode’), waarin onder meer kinderkleding. Ook was er een bedstede met een zogenoemde ‘kinderrol’.
Het voorvertrek aan de straat was duidelijk de ‘mooie kamer’ met een vloerkleed, zeven stoelen en een uitschuiftafel, vier stoven en een gladhouten secretaire met daarop een lamp en porseleinen koppen en schotels. Er hingen ook vijf niet nader benoemde schilderijen van geringe waarde.
In het halletje bij de voordeur stond een Friese klok, een kinderwagen, een puthaak en een bankje.

Inkomsten en boodschappen
De chirurgijn had voor 70 gulden aan contanten in huis. Verder had hij als (stads-) chirurgijn en vroedmeester nog vaste inkomsten te goed van de stad, de verzekeringsfondsen van de lakenweversbus, de timmerliedenbus, de linnenweversbus en de Sociëteit “Uit Liefde voor Elkaar”. Gezamenlijk haalde hij daar een vast inkomen uit van 762 gulden per jaar. Daarnaast had hij ook nog wat particuliere patiënten, al lijken dat er niet veel. Er stonden er nog 16 bij hem in het krijt voor bedragen van 1 gulden tot 24,75, en daarnaast een niet nader genoemd aantal oninbare debiteuren. Bij ene B. van der Doll had hij nog een rekening openstaan van fl 147,97 voor aangeschafte chirurgijns-ingrediënten.
De begrafenis was eenvoudig gebleven. Zij had slechts 44 gulden gekost.
Verder waren er nog wat onbetaalde rekeningen. Veel leveranciers leverden in die tijd op de pof. Slager Paalman kreeg nog voor bijna fl 145 aan vlees, D. Schaap fl 80 voor aan huis bezorgde aardappelen en bakker Verhagen fl 42,81 voor het brood. Dan stond er nog scheerloon van elf gulden en een rekening van de schoenmaker van fl 24,90. P. van Es kreeg nog 8,45 schoolgeld voor lessen aan de kinderen.


Rek met Goudse pijpen, in een 19e eeuws interieur onvermijdelijk.


Tinnen pispot uit 19e eeuw.


Huis en tuin stonden vol vogelkooien.


Wellicht een ‘slaapsecretaire’ zoals in de boedelbeschrijving genoemd. Gedateerd op circa 1820.

 


Chirurgijnsinstrumentarium afgebeeld in een oud handboek.


Het hedendaagse achteruitzicht vanuit de keuken. In de tijd van De Haas keek men hier uit op een binnenplaatsje en de gevel van een achterhuis.

Kees van der Wiel  
Terug naar verhaal Oude Delft 28  
Geplaatst: 28 januari 2018  
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft