Oude Delft 48 www.achterdegevelsvandelft.nl
Het sterfhuis van Naundorff NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.

Omstreeks 1600 maakte dit pand waarschijnlijk ook deel uit van de brouwerij Het Dubbelde Cruys van de familie Van Groenwegen, zoals beschreven bij het naastliggende pand Oude Delft 50/52.
Na een korte weinig succesvolle episode met suikerbakker Lintlage als eigenaar, kwam het pand omstreeks 1640 weer in de handen van de familie Van Groenewegen, mogelijk omdat Lintlage zijn verplichtingen niet kon nakomen. Burgemeester Arlewijn van Groenewegen woonde zelf inmiddels echter elders en had geen tijd meer voor brouwersbesoignes. Vermoedelijk liet hij, of zijn zoon Simon van Groenewegen van der Made, die stadssecretaris was, het pand verbouwen tot woonhuis om het te verhuren aan mederegenten.

Geschiedschrijver
Huurder van de familie Van Groenewegen was in de tweede helft van de 17e eeuw Hendrick van Bleyswijck, een regent van een bekende brouwersfamilie, die kon bogen op een aanzienlijk vermogen en een keur aan magistraatsfuncties. Toch zou de ongehuwde neef die bij hem in huis woonde, Dirck Evertsz van Bleyswijck, achteraf meer bekendheid vergaren. Hij was namelijk de auteur van de nog altijd gezaghebbende stadsgeschiedenis van Delft, waarvan het eerste deel in 1667 het licht zag. Ook hij werd stadsbestuurder, maar zou naast zijn boek, ook blijvende bekendheid verwerven met de Kaart Figuratief van Delft, die onder zijn auspiciën werd samengesteld. Deze fraaie vogelvluchtkaart moest Delft in de hoogtijdagen van de Gouden Eeuw in volle glorie tonen. Hoewel de tekenaars zich wel dichterlijke vrijheden gepermitteerd hebben bij de samenstelling van de kaart, nemen we aan dat Bleyswijcks eigen huis, of dat van zijn oom, er redelijk betrouwbaar op is afgebeeld.

Woonpaleis
Ook in de 18e eeuw was het een woonpaleisje voor de stedelijke elite. In 1731 kwam het bij ‘scheiding onder de hand’ in eigendom van de magistraat mr. Barthout van Slingerlandt, die hier in 1750 drie dienstboden hield. De man was niet alleen stadsbestuurder, maar mocht zich tevens baron noemen. Later deed hij het huis over aan zijn dochter Elisabeth en zijn schoonzoon David Graswinckel. Deze baronesse heeft er samen met haar man tot 1803 maar liefst 51 jaar gewoond, en daarna nog eens 22 jaar als weduwe. Ook deze David grossierde in regentenbaantjes, inclusief het lucratieve bewindvoerderschap van de VOC, tot het in 1795 met de intocht van de Fransen met de oude regenten was gedaan. Wel bleef hij hoeder van het Hofje van Gratie dat ooit door één van zijn voorvaderen was gesticht. Het lange verblijf van de Graswinckels en de Slingerlandts heeft ook zijn sporen in het gebouw nagelaten, onder meer in fraai gestuukte plafonds, mogelijk van de hand van Joseph Bollina. Zo prijken in de gang nog de beide familiewapens. 
De oude weduwe maakt zich aan het einde van haar leven zorgen om één van haar drie voormalige dienstbodes, Adriana Ooikaas, die ‘door schrikken haar gezondheid bij mijn is kwijtgeraakt’. In 1821 schreef zij haar zoon Jan dat zij ‘niet kan rusten’ als zij niet weet dat na haar dood voor dit ‘ongelukkig schepsel’ gezorgd zou worden. Ze bepleitte een uitkering van twee guldens en tien stuivers per week. “Zo U denkt dat dat wat veel is, laat het dan twee guldens per week zijn. Is dat nog teveel dan een daalder, maar minder toch niet.” Zo had toch ook de rijkdom haar gulle kanten. David Graswinckel werd in tweede helft van die eeuw ook weer enige tijd eigenaar van het achterliggende pand Koornmarkt 67, het huidige Museum Paul Teter van Elven, dat ooit ook tot de brouwerij behoorde.

Mysterieuze dood in Casino
In 1845 opende de gewezen Rotterdamse kantoorbediende Casparus Bekker in dit pand het logement  'Casino', dat ook dienst deed als koffiehuis. Het had volgens advertenties een zaal ‘champêtre a la Renaissance, geheel door gaz verlicht’. Zijn bekendste gast was ongetwijfeld de ex-horlogemaker en uitvinder en ex-valsemunter Karl Wilhelm Naundorff, die hier op 10 augustus 1845 onder verdachte omstandigheden zou komen te overlijden. Hij is in het Kalverbos in Delft begraven in een chique perkje onder een steen met het opschrift: "Ici repose Louis XVII, Charles Louis Duc de Normandie, Roi de France en de Navarre". Over de ware identiteit van de man is sindsdien herhaaldelijk veel te doen geweest. Zelf beweerde hij het kind te zijn van de vermoorde Franse koning Lodewijk XVI, dat als door een wonder aan de guillotine was ontsnapt en na allerlei onnavolgbare omzwervingen in een eenvoudig milieu in Berlijn was opgegroeid.

Geen woord Frans
Hoewel hij geen woord Frans sprak, wist de man in Frankrijk diverse voorname medestanders te vinden voor zijn verhaal, tot hij in 1836 door koning Louis Philip het land werd uitgezet. Vervolgens vertrok hij naar Engeland, waar hij zich bekwaamde in de wapenfabricage en diverse gevaarlijke experimenten uitvoerde met explosieven. Ook dat land moest hij verlaten, voornamelijk vanwege de vele schuldeisers die hem achtervolgden.
Op zoek naar nieuw arbeidsterrein arriveerde hij 25 januari 1845 in Rotterdam. Bij het ontschepen werd zijn paspoort ingenomen in de hoop dat hij zo snel mogelijk zou doorreizen naar een bestemming elders in Europa. Niettemin deden op 17 juni 1845 niet minder dan drie ministers, te weten die van Oorlog, van Marine en van Koloniën, uiteindelijk een 'zeer geheim' voorstel aan de Koning om een contract met Naundorff te sluiten om voor de Nederlandse Staat een hele serie militaire uitvindingen te realiseren. Voor dat doel werd hij benoemd tot directeur van het Pyrotechnisch Atelier (buskruitlaboratorium) in Delft tegen het fabelachtige salaris van  f 80.000 per jaar. Mocht hij erin slagen al zijn uitvindingen binnen een jaar te realiseren dan zou hij nog eens één miljoen toenmalige guldens ontvangen. Voor hij echter goed en wel was begonnen, overleed hij in zijn pension, naar boze tongen beweerden, aan een vergiftiging.

Spaarbank
Na Naundorff gaf de pensionhouder ook gastvrijheid aan het Delftse studentencorps, dat haar sociëteit 'Phoenix' in dit pand op 1 maart 1847 begon. Het corps bleef overigens maar kort op deze locatie. Aan het einde van de 19e eeuw werd het pand in gebruik genomen door de Spaarbank van de Vereniging van het Nut tot het Algemeen, sinds 1916 de Delftse Spaarbank geheten. De onderpui van de voorgevel werd toen verfraaid door architect A. van der Lee, die zelf op de bovenverdieping van het pand woonde.


Oude Delft 48 als Bondsspaarbank. Hier in 1935 op Wereldspaardag met vele sparende kinderen. Foto Peter Odijk. Collectie Erfgoed Delft Gemeentearchief.

Het gebouw is enige jaren in gebruik geweest bij het accountantskantoor AAC. In 2008 kwam het softwarebedrijf Auxilium (http://www.auxilium.nl/) er in. Als snel volgde in 2010 een tweede softwarebedrijf, Octavalent (http://www.octavalent.nl). De woning van Van der Lee is tegenwoordig nog steeds in gebruik als appartement.
Wie het pand van binnen wil bekijken kan tijdens kantooruren aanbellen.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Oude Delft 48 op de Kaart Figuratief van 1678
(het pand rechts)

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
18e-eeuws stuukwerk in de gang met de
familiewapens van Graswinckel en Slingerlandt,
het echtpaar dat het huis tussen 1752 en 1825
bijna driekwart eeuw bewoonde.

Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Portret van Karl NaundorffKlik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Het graf van Naundorff in het Kalverbos Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw venster
Het Hofje van Gratie bleef onder de hoede van David Graswinckel

Kees van der Wiel
nadere informatie over Oude Delft 48
laatste wijziging 01-07-2010