Het huidige pand Oude Delft 6 is in 1843
nieuw gebouwd op de plek van afgebroken pakhuizen van een voormalige
aardewerkfabriek. Dat voorgaande pand had sinds eind 17e eeuw een groot
deel van haar bestaan dienst gedaan als
‘verbeterhuis’, een instelling waar
‘verwarde personen’ werden opgevangen, cq.
opgesloten. Het droeg daarbij de naam met de naam
‘Keulen’.
Volgens de beschrijving van Monumentenzorg zou het pand
achter de gevel nog een 16e eeuwse kern bevatten. Bouwhistoricus Wim
Weve die het pand in 2004 tijdens een verbouwing uitvoerig heeft
onderzocht, heeft echter destijds niets kunnen waarnemen dat daarop
wees. Het pand bleek van origine geheel 19e eeuws. Hoewel dat in het
verleden bij veel grachtenhuizen niet zo gebruikelijk was, lijkt in dit
geval het huis dat hier eerder stond in 1843 tot de grond toe
afgebroken.
Achterbehuizing van de Koornmarkt
Omstreeks 1580 stond hier het achterhuis van
het koopmanspand ‘het Wapen van Keulen’ aan de
Koornmarkt (ter plekke van het tegenwoordige nr 9) van Cornelis
Cornelisz de Bije. Dat ging waarschijnlijk om pakhuizen, zoals vrijwel
overal op dit deel van de gracht. In de periode 1620-1670 waren die
eigendom van de familie Van der Graeff op de Koornmarkt. In de 17e eeuw
werd de bebouwing op de Oude Delft verbouwd tot woonhuis en afgesplitst
van het voorhuis aan de Koornmarkt.
Verbeterhuis
Omstreeks 1670 werd het huis aan de Oude Delft verkocht aan
Maria van Sprongh, de weduwe van Pieter van der Aert, die er een
verbeterhuis begon, dat zijn naam ontleende aan het moederpand aan de
Koornmarkt. Het verbeterhuis werd voortgezet door haar dochter Maria de
Loos en haar echtgenoot Joachim Brughman. Een verbeterhuis
was een instelling waar personen die
‘ontoerekeningsvatbaar’ waren, op kosten van de
familie konden worden verpleegd. In de praktijk was het een tehuis waar
vaak onhandelbare familieleden werden opgesloten. Daarbij kwam
overigens altijd wel een officiële goedkeuring van de
schepenen van Delft bij kijken. Eén en ander was sinds 1662
in Delft geregeld in een keur “over het houden van dolle en
crancksinnige luyden”. Sindsdien zijn er diverse van
dergelijke particuliere tehuizen geweest. Tussen 1685 en 1713 werden
door de stedelijke overheid twaalf vergunningen afgegeven voor het
houden van verbeterhuizen. Ze stonden onder toezicht van de regenten
van het Dol- en Tuchthuis, het Sint Joris Gasthuis.
Verbouwing
In 1696 deden de exploitanten het verbeterhuis
‘Keulen’ voor 3.000 gulden over aan Abraham van
Barth en zijn vrouw. Van Barth breidde in 1702 zijn nering uit met de
aankoop van het huis ‘Het Groene Schild’ aan de
Koornmarkt (nu nr 11). Het voorhuis aan de Koornmarkt ging hij daarvan
verhuren. Het achterhuis liet hij grondig verbouwen om het aan het
verbeterhuis toe te voegen. De opdracht tot die verbouwing is uitvoerig
beschreven in een bestek dat terug te vinden is in de
notariële archieven. Het betreffende pand op het
terrein tussen de Koornmarkt en de Oude Delft was voorzien van een
‘provisiekelder’ en een
‘boterkelder’ en had een poort naar de Oude Delft.
De westgevel daarvan werd vernieuwd en het pand werd verhoogd met een
extra verdieping, waar de timmerman Hermanus Brge tien kamertjes met
bedsteden moest timmeren. In het pand kwamen drie nieuwe vloeren,
waarvoor de timmerman 21 nieuwe balken moest leveren. Op de begane
grond werd een gang in het pand gemaakt. In de provisiekelder moest
metselaar Jonas Blijvenburgh een vloer met rode tegels leggen en een
bak metselen voor de opvang van regenwater, waarop de timmerman een
pomp moest aansluiten. Daarnaast moet er ook een put met bronwater
komen. Verder voorzag het bouwplan onder meer in twee
‘secreten’ (wc’s), drie stoofpotjes (niet
het gerecht, maar een soort kachel/ovens), een fornuis en een nieuwe
wenteltrap. Het pand grensde aan het bestaande verbeterhuis, waar de
keuken uitgebroken moest worden. Zie hier het hele bestek uit 1703.
Het huis nam zowel mannen als vrouwen op. Na de
uitbreiding
werden de vrouwen vermoedelijk ondergebracht in het huis aan het Oude
Delft en de mannen in de nieuwe vleugel daarachter die ook bereikbaar
was via de poort.
Tien commensalen
Dertig jaar later, na het overlijden van Van
Barth, nam in 1725 Hugo Brouwer de nering over. Hij was eerder al
kastelein van het verbeterhuis ‘Duinkerken’ aan de
Burgwal. Het achterhuis, waarin de verpleegde mannen zaten, kocht hij
niet. Dat werd aan een andere Delftenaar overgedaan, die er een andere
bestemming aan gaf. Vanaf 1725 nam het beterhuis Keulen alleen nog
vrouwen op, maar twee jaar later kocht Brouwer het achterliggende huis
alsnog. In 1750 bestierde Brouwers weduwe, Willemina Veenendaal, samen
met haar zoon het beterhuis. Ze hadden toen tien
‘commissalen’ en ‘een meyd’
onder hun hoede.
In de tweede helft van de achttiende eeuw werd Keulen nog
meerdere keren als verbeterhuis verkocht. In 1755 bracht het daarbij
haar de hoogste prijs op: f 7.500. In 1788 kregen Gijsbert Verhaast en
zijn vrouw Jacomina Lucas toestemming het verbeterhuis voor vrouwen
voort te zetten, maar ook om een ‘juweliersfornuys’
in de bovenkamer te plaatsen. Verhaast, was net als de vorige eigenaar
Fente, van oorsprong juwelier.
‘Roomcouleurd’
aardewerk
Het einde van het verbeterhuis kwam in 1799
toen de nieuwe eigenaar Johannes Knipschaar er een plateelbakkerij
begon. Hij richtte er een oven in. In transportakten uit die tijd wordt
gesproken over het 'vanouts bekende verbeterhuis Keulen, tans
geapproprieerd tot een roomcouleurde aardewerkfabriek'. De fabriek
maakte zogenaamd Engels aardewerk en vermoedelijk ook pijpen.
Twee jaar later ging Knipschaar een compagnonschap aan met
Johannes Henricus Sanderson, maar het boterde niet geweldig tussen de
heren. In 1802 nam Sanderson de hele zaak in handen. In de jaren
1805-1811 breidde hij het bedrijf uit met meerdere panden in de
omgeving. Zo kocht hij in 1805 de timmermanswinkel op de Koornmarkt
(het huidige nummer 13) en in 1807 pakhuis De Pauw, twee panden verder
op de Oude Delft en in 1811 het pand waar nu Koornmarkt 11 staat en dus
ook het eerder genoemde achterhuis. Sanderson was ook aandeelhouder in
de plateelbakkerij De Porceleine Clauw die op de hoek
Koornmarkt/Gasthuissteeg stond. Zelf bewoonde hij de panden Oude Delft
45 en 47.
In 1819 werd de aardewerkfabriek ontmanteld en kocht de
regent Maximiliaan Anne 's Gravesande Guicherit, die op de hoek van de
Breedsteeg woonde, het pand voor fl 3.000. Hij verzamelde heel wat
onroerend goed in deze hoek van de Oude Delft en de Breestraat en
verbouwde daarbij het nodige. Dit pand werd echter in de jaren
1820-1840 als pakhuis verhuurd en niet bewoond.
 Het
pand omstreeks 1900. Links is nog een glimp zichtbaar van het
voormalige Oude Delft 8. (Foto Album Van Haagen/collectie
Trésor TU Delft.)
|  Verkoopadvertentie
in de NRC van 4 september 1865. |
‘Geheel
nieuw
gebouwd’
In 1843 kocht aannemer Petrus Schouten de
pakhuizen. De verkoopster bedong daarbij in het koopcontract dat ze
nooit gebruikt zouden mogen worden voor de stalling van paarden of
andere beesten. (Aan de overzijde van gracht waren naast het Weeshuis
toen al militaire paardenstallen.) Verder moest het riool van haar
hoekhuis dat onder dit pand doorliep naar de gracht goed worden
onderhouden. De koper van zijn kant mocht gebruik blijven maken van het
water uit haar waterput, mits hij de helft van de schoonmaakkosten voor
zijn rekening nam. Schouten brak echter alles af en bouwde
op die plek (vermoedelijk bovenop het riool) het huidige Oude Delft 4
en 6, die hij beide ging verhuren. Als eerste huurder voor het nieuwe
riante woonhuis Oude Delft 6 strikte hij kantonrechter Simon Rosendael
en daarna baron Willem Bentink tot Nijenhuis, een kolonel bij de
artillerie. Later volgde nog Robert Arntzenius, een leraar aan de
Koninklijke Academie. In 1857 verkocht Schouten het naast
gelegen Oude Delft 4. Voor nummer 6 vond hij toen nog geen koper. Acht
jaar later, in 1865, meldde zich wel een koper voor het huis met vijf
benedenkamers, een watervrije kelder en keuken met regen- en
welwaterpomp (waterleiding was er toen nog niet): marine-officier
Gerrit de Heer. Eind 19e eeuw woonde hier gemeentearchivaris dr.
Gerardus Morre (1861-1941), die zich verdienstelijk heeft gemaakt met
een uitvoerige beschrijving van de oude stadsarchieven van Delft.
Daarnaast was hij bibliothecaris bij de Polytechnische School.
Artsen- en tandartsenpraktijk
In de periode 1919-1966 bewoonde bijna een
halve eeuw het artsenechtpaar Van der Belt het royale huis. Hij was
huidarts en zij huisarts, die aan huis in de jaren ’20 van de
vorige eeuw ook een zuigelingenbureau begon. Verder was zij ook een
pionier op het gebied van stervensbegeleiding.  Delftsche
Courant, 1 november 1919. |
 Delftsche
Courant, 16 september 1922. |
De naast gelegen panden Oude Delft 8 en 10
waren in die
jaren heel bouwvallig. In Oude Delft 10 zat vlak voor de oorlog een
kapok- en matrassenfabriek (en daarvoor was het in 1936/‘37
‘troephuis’ van de Jeugdstorm van de NSB). Het pand
werd begin 1940 voor verder gebruik afgekeurd en kort daarop gesloopt.
Het terrein werd aangekocht door het echtpaar Van den Belt, die het bij
hun tuin voegde. In 1938 had het ook al Oude Delft 8 aangekocht nadat
daar de laatste bewoonster overleed. Ook dat braken zij af om er na de
oorlog een garage te laten bouwen. In 1967 werd het huis betrokken door
tandarts C. van der Berg van Saparoea, wiens huis en praktijkruimte aan
de Zuidwal ten offer viel aan de verkeersdoorbraak aldaar. Ook zijn
opvolger, Willemien Mulder, was tandarts.

Huis met tuinmuur (en garage) die hier tussen 1943 en 2003 heeft
gestaan. Foto uit 1964 van G. Dukker, Rijksdienst Cultureel Erfgoed.
|
Kelders
opgegraven
Rond de eeuwwisseling verhuisde de
tandartspraktijk naar Oude Delft 46 en is het pand verkocht aan een
investeerder, die op de plek van de garage en de afgebroken huizen in
2004 het nieuwe pand Oude Delft 8-10 bouwde en Oude Delft 6 grondig
renoveerde. Voorafgaand aan de nieuwbouw is dat terrein in
2002 door de Archeologische Dienst onderzocht. Daarbij kwam een grote
stenen kelder te voorschijn. Op grond van het steenformaat dateerde
archeoloog Epko Bult hem op begin 1400, dus ruim voor de grote
stadsbrand van 1536. In de kelder lag nog allerhande aardewerkafval. En
ook resten pottenbakkersklei. In de kelder werd verder een waterput van
2 meter doorsnede aangetroffen. De kelder zal in de zestiende eeuw
hebben behoord tot de achterbebouwing van de brouwerij de
“Calkoense Haen’ op de Koornmarkt (nr13). In die
panden zat in de 18e eeuw een jeneverstokerij. Achter de
kelder troffen de archeologen verder een beerput uit de 16e eeuw en een
waterkelder voor de opvang van regenwater. Tussen Oude Delft 8 en 10
liep een steegje, zoals ook op oude kadasterkaarten is te zien. Het
merkwaardige van de fundering van het gesloopte pand nummer 8 was dat
het geen stenen, maar vermoedelijk een houten achtergevel moet hebben
gehad. Ook dit pand had een kelder, die volgestort was met
plateelbakkersafval. |
|  Oude
Delft 6. (Foto Michiel Minderhoud)

Het huis op de kadasterkaart uit 2020.

De vermoedelijke locatie van het verbeterhuis op de Kaart Figuratief
van circa 1675.

Aan het eind van de 18e eeuw kwam er veel crèmekleurig
aardewerk uit Engeland om in Delft te worden beschilderd. Ook bij
Sanderson en Zn. (Collectie Rust, Prinsenhof)
 Bij
de eerste opmeting van het kadaster omstreeks 1825 maakte het pand deel
uit van het onroerend goedcomplex van de patriciersfamilie ’s
Gravesande Guicherit op de hoek van Oude Delft/Breestraat.
 De
situatie een eeuw later, omstreeks 1925, toen naast Oude Delft 6 nog de
panden Oude Delft 8 en 10 stonden.
 Schets
van de landmeter van het kadaster uit september 1943, toen na Oude
Delft 10 (in 1941) ook Oude Delft 8 was afgebroken en de grond van
beide eigendom van het echtpaar Van den Belt.
 Kadasterkaart
uit 1949 waar de kort daarvoor (1947) nieuw gebouwde garage van Oude
Delft 6 is ingemeten.
 De
auto die Van den Belt 8 juli 1933 in de Delftsche Courant te koop bood.

De voorbereidingen voor de nieuwbouw op het terrein achter de voormalie
tuinmuur. Foto Kees Spiero, Stadsarchief Delft, oktober 2003.

Stenen fundamenten die bij de opgravingen in 2002 op het bouwterrein te
voorschijn kwamen. Waarschijnlijk betreft het de resten van een
aardewerk-oven. Foto Archeologie Delft.
|