Vanouds had dit
huis geen naam. De naam
“Huize OD62” is een kleine eeuw geleden aan dit
huis gegeven door de kunstenaar Rijk van Lavieren die hier
tussen
1925-1961 ruim 35 jaar woonde. Hij stelde zijn huis open voor
exposities. Ik heb er zelf ook een aantal jaar gewoond, toen
mijn
eerste echtgenoot hier zijn huisartsenpraktijk had. Het huis
dateert
uit de 17e eeuw en is een gemeentelijk monument. Volgens de
monumentenbeschrijving heeft het een rechthoekige plattegrond
met twee
bouwlagen en een zolder “onder een aan de voorzijde
schildvormig beëindigd zadeldak”. Daarachter is een
achterhuis met een zadeldak evenwijdig aan de straat. Het is
van het
voorhuis gescheiden door een open binnenplaats. De huidige
voorgevel
blijkt gebouwd in 1861. De raampartij op de begane grond is van
oorsprong een winkelpui met “eclectisch-classicistische
vormen”. Inwendig is de historische struktuur nog grotendeels
aanwezig, volgens de monumentenbeschrijving. Daarom wordt het
pand
bouwhistorisch van belang geoordeeld. Via het achterhuis hebben
de
bewoners toegang tot een poort, gelegen tussen de huisnummers
58 en 60.
Deze poort wordt van vroegs af aan in alle koopaktes vermeld.
Het huis
deelt deze in- en uitgang met “meerdere geburen”.
Het huis op de oudste kadastrale kaart van circa 1825,
met de
gemeenschappelijke uitgang door de poort (die nog
dateert van de
vroegere brouwerij).
|
Achtererf van
bierbrouwerij
Het huis is samen met de wederzijdse buurhuizen 60 en 64 kort
na 1616
gebouwd op het voormalige achtererf van bierbrouwerij “De
Hantbooch”, die dat jaar failliet ging en
‘uitgebroken’ werd (tot woonhuis omgebouwd). (Zie
Koornmarkt 81) De
aannemers Pieter Parsant en Thonis Jacobs ontfermen
zich dan over het achterterrein en bouwen daar drie nieuwe
huizen. Ze
krijgen daarvoor krediet van houthandelaar Pieter Joosten van
Ruyven,
die woont in Oude Delft 157. (Zie
aldaar) Als de bouwers in
afbetalingsproblemen komen, neemt Van Ruyven in 1619 twee van
de drie
nieuwe huizen over om te verhuren, waaronder het huidige nr
62. (In nr
64 gaat Parsant zelf wonen.) Voor die twee woningen betaalt
hij fl
4.800, met aftrek van de 2.900 die de bouwers nog bij hem in
het krijt
stonden.
Haags
topambtenaar en regentessen
In 1641 koopt Gerrit Verburgh (ook wel Verburch) het huis van
de erven
Van Ruyven. Acht jaar later neemt zijn schoonzuster Elisabeth
van der
Aa het huis over. Zij is de weduwe van koopman Hendrick
Verburgh, met
wie zij op de Keizersgracht in Amsterdam heeft gewoond. Haar
zoon
Hendrik jr is van 1629 tot 1653 agent van de Staten Generaal
in Den
Haag en hoogste klerk aldaar. Hij overlijdt in 1677 en wordt
vanuit dit
huis per koets naar Den Haag gebracht. Elisabeth is zelf ook
een dame
van aanzien. Zij wordt in 1655 benoemd tot ‘moeder’
(regentesse) van het Gasthuis. Sinds 1691 ligt zij begraven
in de
Nieuwe Kerk in een voornaam graf met de familiewapens van de
families
Verburch en Van der Aa.
Na het overlijden van Hendrik doet
zij het huis over aan haar andere zoon Johan Verburch. Acht
jaar later,
in 1686, verkoopt hij het ineens voor fl. 1.700 aan
vastgoedhandelaar
Robbregt Oudenhoorn om het vervolgens binnen een half jaar
weer terug
te kopen voor fl. 2.000! Wat daarvan precies de reden is, is
onduidelijk, maar vermoedelijk had hij even acuut geld nodig.
De
familie blijft er overigens wel wonen. In 1689 komt de
ongehuwde Johan
hier te overlijden en vererft het huis weer aan zijn moeder
Elisabeth.
Als zij twee jaar later zelf ook sterft op 82-jarige
leeftijd, komt het
huis nu aan haar dochter Geertruyd Verburgh. Zij was in 1660
getrouwd
met Stephanus Marchant, die hoogleraar Rechten was in Leiden,
maar tien
jaar later alweer weduwe en opnieuw bij haar moeder
ingetrokken. Zij
nam van haar ook de functie van ‘moeder’ van het
Gasthuis over.
Als Geertruyd in 1696 het huis verkoopt
heeft de familie er meer dan veertig jaar gewoond. Met de
verkoop
verwisselen ook een eikenhouten kast, enkele haardijzers, een
koperen
waterketel en een oude kist van eigenaar.
80 jaar mr steenhouwers
Kort daarna wordt het huis in de achttiende eeuw ruim tachtig
jaar
bewoond door drie achtereenvolgende steenhouders. In 1697 is
Hermanus
Knollenburg de eerste. Hij is getrouwd met Elisabeth
Gravelins en samen
hebben zij drie kinderen. Na zijn overlijden in 1735 komt een
notaris
een boedelbeschrijving opmaken in opdracht van de Weeskamer,
omdat zijn
minderjarige kleinkinderen en schoondochter zijn erfgenamen
zijn.
“Op de Kay liggen diverse soorten stenen: Italiaanse plinten,
Gotlandse steen en gereedschap”, lezen we daarin. Zijn eigen
vrouw en drie kinderen zijn dan al overleden. Knollenburg
bezit aan het
einde van zijn leven vijf huizen op een rij op de Oude Delft
rond zijn
eigen huis: de nummers 60 tot en met 68. Zelf woont hij tot
aan zijn
dood op het huidige nummer 62, net als zijn kleinkinderen en
zijn
schoondochter Sara Jenet, die inmiddels hertrouwd is met
Hendrik de
Koning. De andere omliggende huizen zijn verhuurd.
De
indeling van het huis in de boedelbeschrijving is nu nog heel
herkenbaar: er is een voor-, binnen- en achterkamer, een
lange gang die
uitkomt in de keuken grenzend aan een binnenplaats. Ook de
inboedel
wordt beschreven: in huis hangen 48 schilderijen, groot en
klein, en in
de gang 28 Delfts-blauwe schotels. Verder is er het nodige
porselein en
zilverwerk en enkele juwelen. Op de kleerzolder staat een
“kakstoel” vermeld. In de Nieuwe Kerk heeft
Knollenburg twee graven bij het hoogaltaar.
Onterfde dochter
Na Knollenburgs dood gaat het huis over in handen van Gerrit
van der
Giesen, die eveneens mr steenhouwer is, maar zich ook
architect noemt.
Dat kan niet voorkomen dat hij in 1768 failliet gaat. Het
huis wordt
dan ‘bij decreet’ op verzoek van de schuldeisers
verkocht aan steenhouwer Nicolaas Keetwijk. Die overlijdt
hier in
augustus 1785 kinderloos.
Twee advertenties van mr steenhouwer en architect
Gerard van Giesen in
de ’s Gravenhaegse Courant. De bovenste op 12 februari
1745,
de onderste op 16 september 1746.
|
Keetwijk
was getrouwd met Gudela Bollina, een dochter van een bekende
stuc-werker en beeldhouwer Joseph Bollina, die in zijn tijd
in Delft
diverse grachtenhuizen heeft verfraaid. Zijn meest bekende
stucwerk is
te vinden in het huis van de Fundatie van de Vrijvrouwe van
Renswoude.
(Zie Oude Delft 49
op deze site)
Of de ouders van Gudela erg ingenomen waren met hun
dochters huwelijk, is de vraag. Haar moeder besluit in ieder
geval haar
in 1763 gedeeltelijk te onterven en de helft van haar vrij
forse
nalatenschap onder beheer te stellen van de Weeskamer ten
behoeve van
de kleinkinderen wanneer die volwassen zijn.
Na de dood
van Keetwijk zijn tapper Cornelis Oosterlee en zijn weduwe
Maria
Binkhorst ruim tien jaar eigenaar. Zij hebben hun kroeg aan
de
Buitenwatersloot en hebben het huis alleen voor de
huurpenningen.
Ververs
annex glazeniers
Vervolgens nemen na de steenhouwers een halve eeuw lang
ververs en
glazeniers bezit van het pand. In 1796 koopt mr. verver
Corstiaan
Koejemans het huis voor fl 900. De huizenprijzen zijn in deze
moeilijke
tijden voor de stad inmiddels behoorlijk gezakt. Samen met
zijn vrouw
Clara Schaap, een onderwijzersdochter uit het Brabantse Hees,
krijgen
zij negen kinderen, die allen hier geboren en opgegroeid
zijn. In 1805
komt Koejemans in grote financiële problemen. Zijn
overbuurman
de arts Abraham Stipriaan Luiçuis (Oude Delft 93) schiet hem
te hulp en koopt het huis voor fl. 700 uit zijn faillissement
en geeft
de huisschilder een doorstart. De familie kan er als huurders
blijven
wonen. Een aantal jaren later is Koejemans, met hulp van zijn
zoon
Hendrik en dochter Cornelia, in staat het huis terug te
kopen.
Als
vader Koejemans in 1852 als weduwnaar overlijdt, heeft zijn
zoon
Hendrik de schilderszaak en het huis overgenomen. Zijn zuster
Cornelia is dan inmiddels ook overleden en heeft haar deel
van het huis
aan haar vader en broer vererft. De oude Koejemans blijkt
voor zijn
overlijden op een kamer boven aan de straat in het huis van
zijn zoon
te wonen en aan hem kostgeld te betalen. De afwikkeling van
zijn
nalatenschap is nog een heel passen en meten met de
schuldeisers.
Eclectisch-classistische
winkelpui
In 1857 doet Hendrik Koejemans, waarschijnlijk noodgedwongen,
het huis
in de verkoop. Het wordt dan opgekocht door een handelaar die
het drie
jaar later doorverkoopt aan de meubelmaker Hendrik
Zeelenberg.
Zeelenberg is officieel ‘mr. kabinetwerker’ en
waarschijnlijk een goede ambachtsman, want enige jaren krijgt
hij de
status van hofleverancier en adverteert geregeld om vakbewame
werkkrachten. Ook deed hij mee aan een Tentoonstelling van
Nijverheid
in Haarlem. Kort nadat Zeelenberg het huis gekocht heeft,
krijgt hij in
1861 vergunning om er een nieuwe gevel voor te zetten. Hij
zal ook
degene geweest zijn die de
‘eclectisch-classicistische’ winkelpui met de voor
die tijd grote ramen heeft laten aanbrengen om zijn fraaiste
meubels
onder de aandacht te brengen. Verder bewoont hij het huis met
zijn
vrouw Gerritje Zoutendijk en vier kinderen. Ondanks brand in
zijn
werkplaats (aan de vest bij de Schoolstraat) in 1864 doet hij
hier
zulke goede zaken dat hij na acht jaar zijn zaak gaat
verkassen naar
het grotere Oude Delft 22 waar hij een nieuw magazijn met
“antieke en moderne meubelen” opent, die
“met de beste fabrikaten kunnen concurreren”, en
“ook geschikt zijn voor verzending naar
Oost-Indië”.
Delftsche Courant, 22 juni 1860. |
Nieuwe Rotterdamsche Courant, 2 januari 1861. |
Delftsche Courant, 21 juni 1861. |
Gezin
zonder boterbriefje
In 1868 koopt inspecteur van politie Dirk van der Pijl het
huis. Hij
gaat er wonen met Apolonia van Raamsdonk, die verlaten was
door haar
echtgenoot. Zij bracht drie kinderen mee, die allen haar naam
dragen.
Ook Dirk had uit een eerder huwelijk een zoon. Een scheiding
zat er
voor Apolonia kennelijk niet in, daarom trouwen zij pas in
1882: Dirk
is dan 72 jaar en zij 70 jaar. Hun respectievelijke zonen van
36 en 30
jaar zijn hun getuigen. Opvallend is dat Apolonia’s zoon Dirk
al ruim tien jaar eerder een procedure aanhangig heeft
gemaakt om zich
Dirk van Raamsdonk van der Pijl te mogen noemen. Dat werd hem
in 1871
per
Koninklijk Besluit toegestaan. In 1885 volgen zijn broers en
zussen
zijn voorbeeld, kort voor hun moeder in 1886 komt te
overlijden. Vijf
jaar eerder heeft Van der Pijl in 1881 dan al het huis
verkocht aan
zijn oudste dochter Theodora. Haar ouders blijven er echter
wonen. Haar
vader sterft hier in 1895.
Aankondiging van officiële naamsverandering in de Ned.
Staatscourant van 1 maart 1871 (links) en 14 maart 1885
(rechts).
|
Studentenhuis met
hospita’s
Ondertussen gaat Theodora kamers verhuren aan studenten,
onder wie de
latere secretaris van het Koninklijk Instituut voor
Ingenieurs, Rudolph
A. van Sandick, en de secretaris van de Senaat van het
Delftse
Studenten Corps, G. den Tex.
Wanneer Theodora in 1905 overlijdt, erft haar jongste zus
Elisabeth het huis. Tot twee keer toe biedt zij het huis op
een veiling
te koop aan, maar accepteert het bod niet. Ook Elisabeth
blijft nog
lange tijd als hospita kamers verhuren. Haar langstblijvende
huurder is
Dirk Goslings, een ongehuwde leraar aan de HBS, die in 1910
overlijdt.
In
1918 koopt Cornelia Zwarts het huis. Zij is de weduwe van een
jong
overleden onderwijzer Abraham Verveen uit Tiel. Zij trekt er
samen met
haar twee dochters in, een zoontje is dan ook al overleden.
Ook zij
verhuurt kamers om aan de kost te komen. De woningkaarten uit
die tijd
vermelden heel wat namen. De beide dochters worden
onderwijzeres,
respectievelijk pianolerares. De laatste geeft aan huis
pianolessen. Na
de huwelijken van beide dochters verkoopt Cornelia Zwarts het
huis in
1927.
“Huize
OD62” van Kunstkring Delft
Koper is dan Rijk van Lavieren (1889-1952), die
oorspronkelijk ook uit
Tiel komt. Hij koopt het huis van zijn voormalige huisbaas
Cornelia
Zwarts, bij wie hij dan al een aantal jaren als huurder heeft
gewoond
samen met zijn vrouw Maaike Roozenbeek. Ze hebbn drie
kinderen, van wie
hun dochter Geri in 1936 sterft op zestienjarige leeftijd.
In
1914 is Van Lavieren naar Delft gekomen na zijn opleiding aan
de
Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam. Hij werd toen
leraar
tekenen en schilderen aan de ambachtsschool in Delft. Tot aan
zijn dood
in 1952 zal hij aan die school blijven werken, in latere
jaren als
adjunct-directeur. Hij is een bekend en veelzijdig
kunstenaar: tekent
en schildert, ontwerpt glas-in-lood ramen en is werkzaam als
graficus.
Voor het Sint Hippolytus Ziekenhuis aan de Phoenixstraat
ontwierp hij
glas-in-lood ramen.
Van Lavieren is medeoprichter van de
Vereniging voor Schone Kunsten “De Kring” in 1923
en van het kunsttijdschrift “De Delver” dat zich
zowel richtte op muziek, literatuur als beeldende kunst
(grafiek).
Lange tijd voert hij de redactie over dit blad. Ook stelt hij
zijn huis
open voor exposities onder de naam “Huize OD62”.
Het stadsarchief heeft een complete reeks van het tijdschrift
dat tot
1941 verschijnt, evenals een collectie van zijn werk. In de
oorlogsjaren is het huis opgesplitst in een boven- en
benedenwoning.
Boven woont dan de directeur van de Delftse School Vereniging
Halbertsma met vrouw en kinderen en daarna de familie
Scheffer, een
scheikundig ingenieur met vrouw en twee kinderen. Na de dood
van de kunstenaar komt het
huis in eigendom van zijn gelijknamige zoon, die er tot 1960
met zijn gezin blijft wonen. In 1961 verkoopt deze het aan
tekenlerares Wilhelmina van Schie.
Goache van Rijk van Lavieren uit circa 1930. |
Huisartsenpraktijk
In 1973 wordt huisarts Thomas O.M. Dieben de nieuwe eigenaar,
zij het
niet voor lang. Dieben had zijn praktijk op Oude Delft 58.
Hij kocht
dit huis met het oog op de praktijkoverdracht aan zijn
dochter. Het
huis stond op naam van de ouders samen met alle zeven
kinderen. Diebens
vrouw, C.G.B. Neyzen, was ook arts, en haar vader eveneens.
Dieben had
de praktijk van zijn schoonvader overgenomen, die huisarts
was aan het
Oude Delft, vlakbij het Noordeinde.
In september 1973
overlijdt Dieben onverwachts. Van een praktijkoverdracht aan
zijn
dochter kwam het toen niet. De familie verkocht het huis aan
mijn
eerste echtgenoot wijlen Joep Bovenlander, die hier zijn
opvolger werd.
Wij troffen het huis in enigszins verouderde toestand. De
begane grond
van het toenmalige woonhuis hebben we destijds grondig
verbouwd voor de
praktijk. Er kwam een onderzoekskamer, een assistentenkamer
en een
wachtkamer. Mijn vader, architect ir. H.J.Meijsing, heeft dat
uitgetekend en georganiseerd. Aan de oorspronkelijk indeling
van het
huis is vrijwel niets veranderd. De lange gang leidde naar de
wachtkamer in het achterhuis.
Opmeting van de bestaande toestand voor de verbouwing
in 1977. |
De
eerste jaren hebben wij
samen in het bovenhuis gewoond tot wij in 1980 het huis van
mijn ouders
op Oude Delft 24 konden overnemen om daar te gaan wonen. Het
bovenhuis
is daarna tot 1998 verhuurd aan familie, vrienden en
bekenden. Na het
overlijden van mijn echtgenoot in 1996 is de
huisartsenpraktijk
gestopt.
Notariskantoor
Sindsdien is notaris W.J. Boelens eigenaar. Ook hij heeft
weer
verbouwd. Het huis is nu geheel als kantoor in gebruik
genomen en wordt
niet meer privé bewoond. Nog altijd is Boelens de eigenaar,
alhoewel zijn opvolger notaris E.J.H. Jansen het kantoor
tegenwoordig
voert.
|
|
Oude
Delft 62 met gevel uit 1861.
Het huis met het lagere achterhuis daarachter van bovenaf
gezien,
gelegen recht tegenover de Smidssteeg.
Elisabeth van der Aa op 20-jarige leeftijd, geschilderd in 1638
door de
Amsterdamse schilder Thomas de Keyser (zoon van bouwmeester
Hendrick de
Keyser). Museum Hotel Sandelin, Saint-Omer.
Familiewapens
van de families Verburgh (links) en Van der Aa (rechts)
Prof. Stephanus Marchant, voormalig echtgenoot van bewoonster
Geertruyd
Verburgh. Academieportret Leidse Universiteit.
Steenhouwer
aan het werk op een vroeg 19e eeuwse centenprent.
De steenhouwer, uit ‘Het Menselyk Bedryf’ van
Johannes en Caspar Luiken, 1694.
Twee jaar na het overlijden van Corstiaan Koejemans was de
afwikkeling
van zijn nalatenschap nog steeds niet rond. Ned. Staatscourant,
21 juli
1854.
Verkoopadvertentie,
Delftsche Courant 12 juni 1857.
De winkelpui van meubelmaker H. Zeelenberg uit 1861.
Bericht over de brand in de meubelwerkplaats aan de Schoolvest
in de
Delftsche Courant van 10 juni 1864 en het publieke dankwoord
van de
getroffene in de krant van 21 juni 1864.
Delftsche
Courant, 9 maart 1886.
Verkoopadvertentie, Delftsche Courant 29 juli 1907. Het huis
werd niet
verkocht wegens te laag bod.
Delftsche Courant, 8 september 1924.
Rijk van Lavieren. Foto Peter Odijk.
Links:
Omslag voor het blad ‘De Delver’, ontworpen door
Rijk van Lavieren. Rechts: Ex libris van Rijk van Lavieren.
Krantenadvertentie,
december 1976.
Dokter Bovenlander aan de telefoon. |