Oude Langendijk 18
www.achterdegevelsvandelft.nl

Vanouds genaamd De Vijf Ringen

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

 In de huidige winkel van Jamin op de Oude Langendijk, vlakbij de hoek met de Jacob Gerritstraat en de Bijbelbrug, was meer dan 120 jaar de textielzaak Jenje gevestigd. Die begon in 1863 in Oude Langendijk 18 en voegde een halve eeuw later daar het buurpand Oude Langendijk 17 aan toe, waarmee het sindsdien een geheel is. Hieronder beperken we ons tot de geschiedenis van nummer 18 dat ooit de olympisch aandoende naam De Vijff Ringen droeg. Volgens het haardstedenregister van 1600 had het vier vuurplaatsen en een instrument om te destilleren; er woonden namelijk in die tijd chirurgijns. Het was een smal maar diep pand. Volgens koopakten van rond 1700 liep het door tot achter het huidige adres Jacob Gerritstraat 15, het vijfde huis vanaf de hoek met de Oude Langendijk.

Onduidelijk is of er van het oorspronkelijk zestiende-eeuwse huis nog sporen in het huidige pand zijn terug te vinden. De voorgevel is in elk geval in 1863 geheel vernieuwd en wellicht met een verdieping verhoogd. Daarna is de gevel, gezien de raampartijen, bij de verbouwingen van 1911 en/of 1936 nogmaals gemoderniseerd.

Gezagscrisis
De oudst bekende eigenaar van het pand is meester Jacob. Hij wordt in het register van de tiende penning van 1543 vermeld als ‘zirurgyn’. De volgende eigenaar annex bewoner van De Vijf Ringen, Dirck Jacobsz, eveneens chirurgijn, is waarschijnlijk zijn zoon.
In de vroege ochtend van zondag 25 augustus 1566 wordt deze Dirck Jacobsz op het stadhuis ontboden. Er heerst een gezagscrisis. De Beeldenstorm raast door Delft en er wordt geplunderd, onder meer in het minderbroedersklooster op de huidige Beestenmarkt. Dirck Jacobsz en twaalf andere notabelen moeten eraan te pas komen om “met hun harnassen en geweren” de weifelende schutterij te hulp te schieten om een eind te maken aan de plundering van de voedsel- en drankvoorraden van het klooster.
In 1572 kiest het Delftse stadsbestuur de kant van de Opstand tegen Spanje en int het zes pond voor de gemene zaak bij Dirck Jacobsz. Hij overlijdt kort na 1596.


Inschrijving van de begrafenis van Trijntgen Jacobs in het begraafboek van de Oude en Nieuwe Kerk met de toelichting: “oude vrijster, eertijdt gewoont hebbende in de Vijff Ringen aan de Oude Lange Dijk, overleden ten huijse van Cornelis Janss bode in de Spaerpodt”.

Ongehoude dogter
Op hetzelfde adres woont dan, blijkens haar begraafakte, de ‘ongehoude’ (ongehuwde) Trijntgen Jacobs, Dircks zuster. Zij overlijdt in 1605 ten huize van stadsbode Cornelis Janss Uutterweer in De Spaerpodt op de Verwersdijk.
De erfgenamen van Dirck en Trijntgen Jacobs verkopen De Vijf Ringen aan chirurgijn Jacob Jacobsz van Poelenburch. Kennelijk is deze Jacob een leerling van Dirck, want hij woont er al in 1600 als hij trouwt met Anna Herweijer, dochter van een korenkoper. Poelenburch is een goede bekende van Dirck Cluyt, apotheker in de Granaetappel in de Wijnstraet (Zie Wijnhaven nr 18), want hij trad op als voogd van diens kinderen na diens dood in 1598. Cluyt was oprichter van de Hortus botanicus in Leiden en genoot als Theodorus Clutius internationale bekendheid vanwege zijn kennis op het gebied van kruiden. (Zie voor zijn Delftse kruidentuin Rietveld nr 83-89)

Oliverw schilder
Jacob van Poelenburch verkoopt in 1610 De Vijf Ringen aan Reijer IJsbrandtsz Crabmoes alias van der Burch. Via zijn moeder stamt hij af van de welgeboren familie Van der Burch uit ’t Woudt. Reijer is getrouwd met Joosge Michiels, dochter van een huikenmaker (een huik is lange mantel zonder mouwen maar met een kap). Reijer Crabmoes is pachter van de impost op turf, maar staat ook ingeschreven als ‘oliverw schilder’ in het meestersboek van het Sint-Lucasgilde. Van hem is geen werk overgeleverd. Kort voor zijn dood raakt Crabmoes kennelijk in financiële problemen. De Vijf Ringen komt dan via een credietbrief in handen van notaris Adriaen Pietersz van der Wijel.

Azijnmaker
Van der Wiel was ooit zijn carrière begonnen als azijnmaker en had met zijn broer Frans een ‘asijnplaets’ aan de Geerwech. Adriaen had zich omgeschoold tot notaris en kreeg in 1625 ‘admissie’ (toelating) tot het ambt. Schout en schepenen benoemen hem tot procureur voor de vierschaar. Hij overlijdt in 1652.
Zijn weduwe, Jacomijntje van der Cruijf, laat aan de oostmuur achter haar huis een lantarentje timmeren. Twee jaar later, in 1661, verkoopt zij De Vijf Ringen en verhuist naar de Markt.

Twijnder
Een volgende eigenaar, Box (ook wel geschreven als Bocks of Bocxe), zoon van een schoolmeester, komt uit het Brabantse Heesch. Hij koopt het huis kort na zijn trouwen met Maria van Everaert. Later koopt hij ook het westelijke buurhuis (huidig nummer 17). Box is twijnder van beroep. Twijnen is van twee of meer draden garen of zijde éen sterke draad maken. Met de hand twijnen is erg tijdrovend. Via Italië vond de in de Chinese zijdenijverheid ontwikkelde twijnmolen ingang in Noord-West Europa. Met zo’n molen deed één arbeider het werk dat anders 47 man zou vergen. Aldus werd een twijnder iemand die toezicht hield op twijnmolens en het bedienend personeel.

Een twijnmolen uit 1789. Collectie Industriemuseum Gent.

Stadsbeiaardier
Box verkoopt in 1701 De Vijf Ringen aan Cornelis Scholl, een telg uit de befaamde beiaardiersfamilie afkomstig uit Den Briel. Cornelis Scholl was al op 25-jarige leeftijd organist van de Kapel ten Hove, de Waalse Kerk in Den Haag. In 1687 volgde hij Stroomberch na diens overlijden op als organist van de Oude Kerk van Delft. Cornelis’ broer Dirck Scholl, organist van de Nieuwe Kerk, schoof door naar Stroomberchs functie van eerste klokkenist en Cornelis werd naast zijn broer benoemd tot tweede klokkenist. Cornelis' wedde bestaat uit driehonderd gulden van de stad en driehonderd gulden van de kerk. Zijn taak omvat naast het kerkelijk en wereldlijk orgelspel in de Oude Kerk, het bespelen van de klokken van de Nieuwe Kerk gedurende vier uren per week en het versteken van de speeltrommel eenmaal per maand.
Cornelis en broer Dirck Scholl treden op als deskundigen voor orgel en klokkenspel. Cornelis is keurmeester bij het orgel in Den Briel en Den Bosch. Van hem is slechts één compositie bekend.

Grensconflicten
Na zijn benoeming in Delft huren Cornelis Scholl en zijn vrouw, Sara van der Heck, eerst een huis aan de Gasthuislaan. In 1701 wordt Scholl eigenaar van De Vijf Ringen en laat hij tegen de westmuur achter zijn huis een nieuwe keuken timmeren. Met zijn buurman Heyndrick Bocks komt Cornelis Scholl overeen dat hij de zuidmuur van Bocks, die grenst aan de plaats van Cornelis, voor eigen rekening laat vervangen door een nieuwe, even hoge halfsteense muur. Cornelis mag in de westmuur van zijn ‘achtercamer’ drie lichten zetten met twee openslaande ramen, opgaande over Bocks’ achterkeukentje.
In 1707 moeten de erfscheiders er aan te pas komen omdat Cornelis last heeft van een vervallen houten goot op de grensmuur met zijn nieuwe westelijke buurman, Claude Souwen, schoolmeester op Delfshaven. Afgesproken wordt de reparatiekosten te delen.
In hetzelfde jaar eindigt het huwelijk van Cornelis en Sara in een scheiding van tafel en bed. In 1726 moet de 76-jarige Cornelis Scholl stoppen met het bespelen van de klokken, maar hij blijft wel orgel spelen. Het beklimmen van de torentrappen zal hem te veel zijn geworden.


Scheidinge tusschen Cornelis Schol ende Sara van der Heck d.d. 14 maart 1707. Opgetekend in het 9e Keurboek van de stad Delft, folio 207v.

Opperstuurman
Cornelis’ dochter Geertruijda verkoopt als enige nagelaten kind en erfgenaam De Vijff Ringen in 1733 aan Willem van Eijk en zijn vrouw Catharina Voorstad. Van Eijk heeft dan al verscheidene reizen naar Nederlands Oost-Indië gemaakt als derdewaak (derde stuurman) in dienst van de VOC. In 1735 klimt hij op tot opperstuurman. Een paar jaar later sterft Catharina Voorstad op 40-jarige leeftijd, onder achterlating van drie minderjarige kinderen. Haar nalatenschap en de inboedel van het huis worden daarbij uitvoerig beschreven. Lees daarover in bijgaande bijlage. In 1743 verongelukt Willem op de terugtocht naar Holland met het in Delfshaven gebouwde schip Rust en Werk. Willems ‘dienstmaagd’ Clara Verrotte krijgt een legaat van 200 gulden. De voogden van zijn twee kinderen en erfgenamen verkopen het huis aan Cornelia Cool.

Kamerbewaarder van de schepenkamer
De ‘bejaarde ongehuwde dogter’ Cornelia Cool bewoont het huis niet zelf. Ze verhuurt het in twee delen. Het ene deel aan een militair, kapitein Jean Juliere, het andere deel aan het pasgehuwde stel Johanna van den Boogert en Johannes Bolster. Hij is kamerbewaarder van de schepenkamer, waar de heren van de wet bijeenkomen. De functie hield een combinatie van conciërge en deurwaarder in en leverde een vast jaarinkomen tussen tweehonderd en vierhonderd gulden. Het was een eervolle betrekking, die bijna een eeuw eerder bekleed werd door de beroemde Anthonie van Leeuwenhoek. Er is een zogeheten memoriefles bewaard gebleven met daarin de tekst: “Johanes Bolster kamerbewaerder van heren schepenenkamer in de stad Delf”. In de houten stop staat “in 't jaar 1747”, het jaar waarin hij aangesteld werd. Jan Bolster houdt dit ambt tot zijn sterfdag, 4 januari 1786. Het raadselachtige is dat dergelijke flessen doorgaans alleen aan hooggeplaatste personen of religieuze taferelen gewijd werden.

Horlogemaker
De koper in 1757, Jean Philippe (Jan) Fouache, is horlogemaker van beroep. Hij trouwt met Maria van der Hegge uit ’s-Gravenhage. Ze krijgen twee zoons: Antoine zou veldwachter worden, Jaques Elysée (Jacobus Eliza) gaat in Leiden studeren en wordt predikant van de hervormde gemeente Nieuw-Helvoet. In 1773 koopt Fouache, kwartiermeester van het zesde kwartier, ook het oostelijke buurhuis voor 550 gulden.
Een jaar later krijgt hij een aanstelling om het ‘horologie’, een hangend uurwerk, in de burgemeesterskamer van het stadhuis te verzorgen tegen een jaarloon van elf gulden. Later staat er een tafeluurwerk, dat Fouache naloopt tot zijn zeventigste.
Hij verkoopt De Vijf Ringen in 1790 aan Balthazar (Baltus) ten Haaff uit Zevenaar.

Schrijver
Baltus verkoopt het huis al gauw door aan Carel Pistor. Afkomstig uit het graafschap Westerburg (Hessen-Nassau) staat Pistor sinds1781 met zijn echtgenote Maria Juliana Swartz ingeschreven bij de evangelisch-lutherse gemeente van Delft. Pistor is schoenmaker; maître cordonnier in officiële stukken uit de Franse tijd.
Vervolgens bewonen Gerrit de Haak en Johanna Zeegers dik veertig jaar De Vijf Ringen. Zij krijgen negen kinderen en hebben tijdelijk inwoning van een tante. Gerrit – zoon van een timmerman die in de Voldersgracht is verdronken – werkt als schrijver bij de Bank van Lening en is in de avonduren debitant van loterijbriefjes.


Ingekleurde krijttekening van de Oude Langendijk door Floris Arntzenius (1864-1925). Recent geveild via Artnet.

Manufacturier
In 1862 krijgt De Vijf Ringen een winkelfunctie. Franciscus van Marrewijk en zijn vrouw Theresia Jenje openen er dan een manufacturenzaak, nadat zij vergunning hebben gekregen om de voorgevel te verbouwen. Theresia komt uit Ibbenbüren in het toenmalige Pruisen en had zich vijf jaar terug in Delft gevestigd met haar oudste broer Andries. Begonnen als dienstbode had zij al na twee jaar een manufacturenwinkel op de Groote Markt. Van Marrewijk richt met zijn zwager Andries Jenje een vennootschap op tot het drijven van handel in manufacturen.
Privé treft de familie Van Marrewijk het niet. De oudste twee kinderen overlijden kort na de geboorte. Het enige overlevende kind, Anna, gaat al op 9-jarige leeftijd uit huis naar Monster en zou ongehuwd overlijden in het Sint-Annagesticht, een pension voor (hulpbehoevende) oude vrouwen even verder op de Oude Langendijk. In 1883 sterft moeder Theresia.
De vennootschap met Andries wordt per 1 januari 1884 ontbonden. Van Marrewijk, verkoopt de zaak aan Andries en diens zoon Bernard en verhuist naar de Molslaan.

Dames- en kindermode
Nog hetzelfde jaar trouwt zoon Bernard Jenje met Sophia van Hoek. Zij betrekken De Vijf Ringen en zetten de zaak voort. Het assortiment van de stoffenwinkel wordt uitgebreid met modeartikelen voor dames en kinderen. Andries Jenje blijft op de Markt wonen en grossiert in bittertinctuur. Bernard sterft in 1902, nog geen 42 jaar oud.
Uit een onderzoek naar vrouwenarbeid blijkt dat in deze tijd van opkomende vrouwenemancipatie de meeste Delftse vrouwen werk vinden in de textielbranche. Zij naaien kleding voor modezaken, zoals Jenje & Co.

Kamerverhuur
Delft blijft tot 1927 een garnizoensstad. Eind negentiende eeuw zijn er nog maar tweehonderd militairen in Delft, onder wie de 1ste luitenants Vosmaer en Nepveu, die onderdak vinden op dit adres. Bekendheid als musicus geniet kamerbewoner Frits Boers, muziekdirecteur van Delft.


Advertentie. Delftsche Courant, 6 november 1909.

Dubbelpand
In 1909 koopt de familie Jenje het buurpand Oude Langendijk 17 erbij en begint daar een zaak met kindermode. Twee jaar later wordt dat pand met een verbouwing definitief bij het winkelwoonhuis nr 18 getrokken en krijgt de winkel een nieuwe inrichting. In 1911 wordt de naam van de zaak veranderd in firma Wed. B. Jenje. Haar zoon Bernard begint voor zichzelf. Hij verhuist naar de Haagse Boekhorststraat, waar hij in de zomer van 1917 het Confectiehuis opent.
Bernards jongere broer Joseph trouwt in 1924 in Franeker met Alida Postma. Zij gaan bij de zaak wonen. De ‘wed. B. Jenje’, Sophia van Hoek, verkast dat jaar naar de Oostsingel en overlijdt in 1934. 


De zaak van de weduwe Jenje trekt volop klanten in 1950. (Foto W.F. van Oosten, Stadsarchief Delft)

De winkel wordt in 1937 opnieuw gemoderniseerd. Tijdelijk wordt dan de verkoop verplaatst naar Brabantse Turfmarkt 93. Eind jaren ’50 van de vorige eeuw breidt de zaak nog uit door om de hoek Jacob Gerritstraat 17 en 19 erbij te kopen. Uiteindelijk eindigt Jenje vooral met kindermode. Oktober 1985 valt het doek.

Beenmodespecialist
Tot 2015 zit hier bijna dertig jaar de Markt-sjop. Deze zaak doet in ‘beenmode’ en heet de grootste kousenspecialist van Delft en omstreken. Tegenwoordig is er een filiaal gevestigd van snoepketen Jamin.


Het personeel van de beenmode-zaak Marktsjop in 2015. Foto Delft op Zondag.



Huidige voorgevel van de snoepwinkel van Jamin, Oude Langendijk 18 (en deels 17).


Fragment uit een 16e eeuwse prent van Frans Hoogenberg over de Beeldenstorm van 1566.


Chirurgijn Jacob van Poelenburch is een van de geportretteerden op “de anatomische les van doctor Van der Meer”, die Michiel van Mierevelt en zijn zoon Pieter schilderden in 1617. Collectie Museum Het Prinsenhof.


Oude Langendijk 18 en 17 van bovenaf gezien. Duidelijk te zien is dat het erf ver doorloopt naar achteren, achter de huizen van de Jacob Gerritstraat en dat achter het huis van Oude Langendijk 18 nog enkele aanbouwsels volgen. De huizen Jacob Gerritstraat 17 en 19, die haaks op die aanbouwen staan, heeft de firma Jenje in de jaren ’50 van de vorige eeuw nog aangekocht als uitbreiding van de zaak.




Cornelis Scholl, geschilderd door Martinus de la Court in 1693. Collectie Museum Prinsenhof Delft (foto Tom Haartsen).


De Ursula-Beiaard telt momenteel 48 klokken, waarvan 18 klokken dateren uit 1659/1660. Ze zijn gegoten door Francois Hemony. De overige klokken zijn gegoten door Klokkengieterij Eijsbouts, in 1963, in het oude profiel. De klokken zijn gestemd in de middentoonstemming.


De stuurman op een VOC-schip aan het werk. Uitsnede uit een tekening van Jan Brandes. Collectie Rijksmuseum.


Memoriefles met drie schijven verguld hout waarin uitgesneden de tekst: 'Johanes Bolster kamerbewaerder van heren schepenenkamer in de stad Delf'. Collectie Museum Het Prinsenhof.


Jan Fouache was horlogemaker. Op deze prent uit 1694 zien we de ‘Orlosimaaker’ van Jan Luyken.


Gevelsteen boven de ingang van de stedelijke Bank van Lening op de Burgwal uit 1769, destijds nieuw gebouwd door de ‘stadsfabriek’ Nicolaas Terburgh.


Mevrouw Jenje was van goede katholieke huize en at graag een degelijke burgerpot. Delftsche Courant, 20 februari 1880.


Eerder had Thresia Jenje een manufactuurwinkel op de Markt (nummer 14). Delftsche Courant, 5 mei 1859.


Vader en zoon Jenje gaan een vennootschap aan. Delftsche Courant, 11 juni 1884.


Huurder Frits Boers was een bekend musicus in Delft. Knipsel uit onbekend tijdschrift en Haagsche Courant 14 dec 1921.


De zaak omstreeks 1910, nog achter twee aparte winkelpuien.


Redactionele promotie van de firma Jenje door de Delftsche Courant, 16 november 1909.


Alles moest weg, want in 1937 werd de zaak opnieuw gemoderniseerd. Delftsche Courant, 11 december 1936.


Delftsche Courant, 2 april 1937.

Wim van Veen,
met dank aan Laura Meilink-Hoedemaker


 
Nadere informatie over Oude Langendijk 18 (en 17)
Geplaatst: 7 juni 2022
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft