Paardenmarkt 40-41
www.achterdegevelsvandelft.nl

Gebouwd op de puinhopen van de buskruitramp

NB: Klik op de afbeeldingen voor een vergroting.

De nummers 40 en 41 aan de westzijde van de Paardenmarkt vormden van oorsprong samen één pand dat is gebouwd bij de wederopbouw na de grote buskruitramp van 1654. Aan de huidige gevel is nog te zien dat het huis van origine een mooie strakke symmetrische aanblik heeft gehad met twee vensters aan weerszijde van de voordeur, nu de deur van nummer 41. In 1883 heeft de toenmalige eigenaar het geheel verbouwd tot twee aparte woningen. Op de plaats van het meest zuidelijke venster heeft hij toen de voordeur van nummer 40 gemaakt en tegelijk waarschijnlijk de bestaande vensters vergroot. Sinds 1918 zijn de beide woningen ook elk een afzonderlijk eigendom geworden.


De ravage na de ontploffing van het buskruitmagazijn op 12 oktober 1654. Pentekening van Herman Saftleven, naar eigen zeggen getekend 17 dagen na de ramp. (Metropolitan Museum of Art, New York)

Wederopbouw rampgebied
Bij de wederopbouw na de buskruitramp van 12 oktober 1654 werd de omgeving van de ramp ingrijpend veranderd. Dat blijkt uit een vergelijking van de stadsplattegrond die in 1649, kort vóór de ramp, door Joan Blaeu is uitgegeven en de Kaart Figuratief die de situatie circa twintig jaar na de ramp weergeeft.
Op de plek van de weggevaagde oude schuttersdoelen werd de nieuwe Paardenmarkt gecreëerd. Daaromheen werd een heel nieuw stratenplan ontwikkeld. Zoals de voordien niet bestaande Van der Mastenstraat en de Hoogstraat, zoals de nieuwe straat aan de westkant van de Paardenmarkt toen genoemd werd, waaraan dit huis werd gebouwd. De begin 20e eeuw gedempte Lakengracht werd langs de Paardenmarkt doorgetrokken tot de Kantoorgracht.
Tot degenen die hun huis met de ramp in puin zagen storten behoorden kleermaker Jan Jansz. van Ackersdijck en zijn vrouw Corsge Willems. Zelf overleefden zij de ramp, maar Jan overleed een jaar later op 11 november 1655. Waarschijnlijk als vergoeding voor de schade kreeg zijn weduwe twee naast elkaar gelegen bouwpercelen aan de nieuw gecreëerde Hoogstraat. Op 14 januari 1662 verkocht zij dit dubbele bouwkavel aan de kunstschilder Willem van Odekercke, die er het royale huis op liet bouwen met kamers aan weerszijden van de ingang.



Links het gebied rond de Paardenmarkt op de kaart van Delft uit het “Toneel der steden” een stedenatlas van Blaeu, uitgegeven in 1649. De kaart geeft een beeld van de omgeving vóór de ontploffing van het kruitmagazijn in 1654. Rechts hetzelfde gebied op de Kaart Figuratief na de ramp, getekend ongeveer 1675.

Kunstschilders
Schilder Willem (Gijsbrechtsz.) van Odekercke (ca. 1610-1677) is geen internationale beroemdheid geworden zoals zijn tijdgenoot Vermeer of de bij de ramp omgekomen Fabritius. Toch duiken er nog herhaaldelijk fraaie schilderijen van hem op in de kunsthandel. Vooral keukenmeiden aan het werk lijkt zijn favoriete thema te zijn geweest. Het Rijksmuseum heeft er twee van hem in de collectie. Hoewel vermoedelijk in Nijmegen geboren, is hij zijn hele werkzame leven als schilder in Delft actief geweest, waar hij in 1643 als meester schilder tot het Sint Lucasgilde werd toegelaten. Hij is tweemaal getrouwd geweest. Eerst met Hillegont van Nieukerck en vervolgens met Maria Sasbouts van der Dussen.
Van Odekercke kende de buurt goed. Vóór de ramp had hij onder meer een huurwoning op de Verwersdijk, en na de ramp aanvankelijk op de Lakengracht. In 1677 overleed hij in zijn nieuwe huis ‘op de Paerdemart’.
Twee van zijn dochters trouwden ook met een schilder: Josina met Arij Hendricksz. Boda en Susanna met Joris van Cleef, beiden sinds 1671 lid van het Lucasgilde. Ook zijn kleinzoon Willem Boda zou actief worden in het vak. Hun roem is echter minder bestendig gebleven. Van geen van hen is nog werk bekend.
Bij zijn dood had Willem kennelijk de schulden voor zijn nieuwe huis nog niet afbetaald. Daarom maakten zijn erfgenamen gebruik van hun recht de erfenis te weigeren. Schoonzoon Arij Boda kocht het huis echter wel uit de openbare verkoop die daarop volgde. Hij heeft ook het pand bewoond. Dit weten we omdat in 1680 een kind van hem ‘op de Paerdemarct’ is overleden. 

Militairen
Boda verkocht het pand aan de militair (huursoldaat) luitenant Samuel Conain, wiens troepen vermoedelijk in de kazerne aan de overkant van het plein waren gelegerd. Conain was in 1680 in de Waalse Kerk getrouwd met de weduwe Christina van Lovereijn. Hij kocht het pand op 20 mei 1681. Samuel overleed al snel daarna, waarop de weduwe het huis op 08 september 1683 aan een andere militair verkocht: de weduwnaar kapitein Johan van Daelen.
Opvallend genoeg stapte deze Christina vier maanden later(!) met de nieuwe eigenaar uit ‘de Hoogstraet’ in het huwelijksbootje. Die zo dus haar echtgenoot nummer drie werd.
Samen heeft dit paar vervolgens nog 33 jaar in dit huis doorgebracht, waar Johan in 1715 overleed en Christina een jaar later. Zij hadden geen kinderen.

Zilversmid
Van 1718 tot 1762 woonde hier bijna een halve eeuw zilversmid Adriaen van den Velden (ca. 1670-1760) en zijn vrouw Christina Bacchijn (Bagijn). Toen zij het huis kochten was hij reeds een gevestigd gildemeester. Kort voor zijn huwelijk was hij in 1693 als meester toegelaten tot het goud- en zilversmedengilde. Als bewijs daarvan mocht hij zijn meesterteken in de plaat met gildemeesters slaan. In de loop der jaren zou hij een voorname rol in dat gilde spelen als keurmeester en deken (voorzitter). Hij werd dan ook geregeld ingeschakeld als taxateur bij nalatenschappen. Maar ook buiten zijn vak was hij kennelijk een gerespecteerd burger die door meerdere stadgenoten tot beoogd voogd over hun kinderen werd benoemd, waaronder die van VOC-stuurman Jan Loockeman.
Het echtpaar behoorde tot de Lutherse Kerk, die destijds kerkten om de hoek op de Verwersdijk. Voor zij huiseigenaren werden op de Paardenmarkt hadden zij geruime tijd in de Lange Breedstraat gewoond.
Beide echtelieden moeten de gezegende leeftijd van ongeveer 90 jaar hebben bereikt toen zij in respectievelijk in 1760 en 1762 in het huis overleden.

Duitse immigrant
Sinds 1768 was Anna Maria van Oostenrijk eigenaresse van het pand. Zij bewoonde het huis samen met het gezin Pannebakker van haar zus Petronella. Een van diens dochters, (Anna) Maria Pannebakker, trouwde in 1781 met een Duitse jongeman, Joannes Casparus Bredenhöller, die in Delft werk gevonden had als brandersknecht in de destijds spectaculair groeiende jeneverindustrie en woonde in de Molsteeg. Na zijn huwelijk trok hij ook in bij zijn nieuwe schoonfamilie aan de Paardenmarkt.
Tussen 1782 en 1793 kregen Caspar en Anna Maria zes kinderen die er in het huis bij kwamen. Mogelijk heeft Casper zijn naam aangepast, want zijn kinderen kregen allemaal de achternaam Bruijnhout.
In het jaar 1788 overleed de vader van Anna Maria, opa Antonius Pannebakker. In hetzelfde jaar verkocht eigenaresse Anna Maria van Oostenrijk het pand aan Caspar Bruijnhoud.

Weeskinderen
Tot zover liep alles vrij voorspoedig. Tot 1797. Toen sloeg het noodlot toe. Bij de geboorte van het zevende kind van Caspar en Anna Maria, dat jaar, stierven moeder en kind ‘op de Paardemarkt’. Anna Maria liet haar man, haar moeder en tante met zes minderjarige kinderen achter. Een paar maanden later overleed ook Caspar in Duitsland in zijn geboortedorp Diestedde bij Lippstadt.
Ongeveer twee jaar na het overlijden van Anna Maria en Casper werd het pand verkocht aan ene Arnoldus Bruijninks. Dit weten we omdat op 15 maart 1799 belasting werd betaald aan de stad Delft over de verkoop van het huis per executie. (‘Ontvanger van de Tachtigste Penning’). Er waren dus hoog opgelopen schulden.
Eén maand na de verkoop zijn de jongste vijf kinderen ‘ingekomen’ bij het rooms-katholieke weeshuis aan de Oude Langendijk. De oudste, op dat moment net 17 jaar oud, ging het Bataafse Leger in en vocht tegen de Engels-Russische invasie van Noord-Holland in 1799. Hij is nog korporaal geworden voor hij in 1804 op 22-jarige leeftijd overleed in een militair hospitaal te Leiden.
Van de 20-jarige Lucas (het vijfde kind) is bekend dat hij in mei 1809 is ‘weggeloope’, kort nadat zijn broer Casper (het vierde kind) het weeshuis verliet om te gaan trouwen. Lucas is net zoals zijn oudste broer, het leger ingegaan. Hij vocht op Walcheren tegen de Engelse invasie van Zeeland in juli/augustus van datzelfde jaar. In 1811 werd hij overgeplaatst naar Camp de Boulogne in Frankrijk. Dit had te maken met de voorbereidingen van Napoleon op de invasie van Rusland in 1812. Hierna is niets meer van Lucas vernomen.


Inschrijving van de kinderen Bruijnhout in het RC Weeshuis op 15 april 1799. Achter de naam van vader Casper Bruijnhout staat “gevlugt”.

Het jongste weeskind, Petrus, heeft heel zijn leven in Delft doorgebracht en zich in dienst gesteld van de armenzorg. Hij en zijn vrouw, Jacoba Groenendaal, gingen zorgen voor de ‘oude mannen en bestedelingen’ in het gesticht de ‘Dubbelde Schenkkan’ aan de Oude Langendijk. Zij werden uiteindelijk ‘vader’ en ‘moeder’ van het RK Oude Mannenhuis waarin zij tot hun dood zouden blijven wonen.

Bewoner met twaalf ambachten
Vanaf begin 19e eeuw heeft een eeuw lang de familie Heesterman de scepter gezwaaid over Paardenmarkt 40-41.
De eerste generatie Aart Heesterman (1765-1853) en zijn vrouw Maria Hartkoorn heeft meer dan een halve eeuw in het huis gewoond. Ze zijn er uit de modder omhoog gekropen. In de Franse tijd (1806-1813) kregen ze nog drie broden per week van de bedeling om rond te komen. Aart was toen schippersknecht. Ze zijn op de Paardenmarkt komen wonen in 1811. Aart was inmiddels koopman in turf. Hij heeft vele andere ambachten gehad: stratenmaker, blokmaker en op het laatst pompmaker. In 1818 kon Aart het huis kopen van de ‘Ontvanger van de belastingen’. In die tijd werden veel huizen voor een habbekrats verkocht om belastingschulden van onvindbare huiseigenaren te innen.
In 1829 verkocht Aart het pand aan zijn ongehuwde dochter Willemina (geb.1801). Mogelijk was zij gehandicapt en wilde hij haar daarmee enige zekerheid bieden in het leven, mocht zij er alleen voor komen te staan. In elk geval bleef zij het huis samen met haar ouders bewonen tot kort voor haar moeder in 1871 overleed. Vader Aart was reeds in 1853 in het huis gestorven, evenals in 1846 een ongehuwde broer Willem op 29-jarige leeftijd.
Moeder Heesterman overleed bij haar zoon op Verwersdijk nr. 88, de timmerman Adrianus Johannes (1822-1911) en Wilhelmina verkocht daarop in 1871 het huis aan deze broer op voorwaarde dat hij haar de rest van haar leven kost en inwoning van hem zou verschaffen.

Splitsing
Adrianus Heesterman ging het huis verhuren. In januari 1877 voerde Delft de moderne huisnummering per straat in. Wijk 6, nummer 488, zoals het sinds 1806 bekend stond, werd toen Paardenmarkt 18. Zes jaar later - twaalf jaar na de koop - splitste Heesterman in 1883 het pand in tweeën op. Vanaf dat moment duiken de aparte adressen Paardenmarkt 18a en 18b op in het bevolkingsregister en adresboeken. Bij de deling kon het huis vanwege de positie van de oorspronkelijke voordeur niet in twee gelijke delen worden gesplitst. 18b (later 41) behield twee vensters naast de voordeur, terwijl voor het smallere 18a (nu 40) na de verbouwing nog maar een venster overbleef.
Het lijkt er echter overigens op dat Heesterman het pand al eerder verhuurde aan meerdere gezinnen tegelijk. Zo werd het huis in 1878 volgens het bevolkingsregister tegelijk bewoond door het gezin van schipper Hendrik Kila en door arbeider Arend van Tol met zwangere vrouw en kind.
Van de verbouwing in 1883 is in de archieven niet veel meer te vinden dan dat de gemeente in november 1883 toestemming verleende voor een verbouwing en het plaatsen van een steiger, ‘mits betalende tien cents voor elk steigerhout en de passage niet worde belemmerd.’
In juni 1904 zijn beide woningen bezocht tijdens het grote woningonderzoek van de plaatselijke Gezondheidscommissie, die in alle twee problemen met optrekken vocht constateerden door slechte trasramen. Zie hier de onderzoeksformulieren van Paardenmarkt 18a en Paardenmarkt 18b met schetsjes van de plattegrond en toenmalige zolderkappen.

Nieuwe huisbazen
Na de dood van huisbaas Adrianus in 1911 erfde diens zoon Hendrik de woningen. Zijn vader kon als timmerman de huizen goedkoop onderhouden, maar hij voelde zich als onderwijzer waarschijnlijk wat minder geroepen tot de rol van huisbaas. In elk geval zette hij de twee woningen in 1918 in de Delftsche Courant te koop. In de advertentie voor de Openbare Verkoping zien we dat het adres inmiddels is veranderd van Paardenmarkt 18a en 18b in Paardenmarkt 40 en 41. (Vermoedelijk was dat sinds 1915 het geval.)
Paardenmarkt 40 werd toen verkocht aan Arie Gijsbertus de Koning. Nummer 41 vond pas zes jaar later een nieuwe eigenaar in het aannemersbedrijf “Gebroeders J. en P.A. de Roo”, gevestigd op Noordeinde 34, die meer woningen in de stad verhuurde. Zij namen in 1925 ook het naastgelegen Paardenmarkt 40 over.
Ook cafetariahouder Robert van der Vlerk, elders op de Paardenmarkt (nr 24), die beide panden omstreeks 1968 van de gebroeders De Roo kocht, deed dat nog voor de verhuur.


Het huis op een foto uit 1924. Achter de deur en de ramen van nr 41 loeren een aantal kinderen nieuwsgierig naar de (onbekende) fotograaf. (collectie Stadsarchief)

Komen en gaan
Gedurende de eerste twee eeuwen van haar bestaan is het huis gedurende het grootste deel van de tijd door in totaal vijf gezinnen bewoond geweest die er samen 181 jaar hebben gewoond. (Van Odekercke 15 jaar [1662-1677]; Van Daelen 32 jaar [1683-1715]; Van de Velden 44 jaar [1718-1762]; Van Oostenrijk/Bruijnhout 30 jaar [1768- ca.1798] en Heesterman 60 jaar [1811- 1871]).
Sinds de woningen in 1871 in de verhuur zijn gegaan kenden ze een veel groter verloop. Vooral Paardenmarkt 18b/41 zag vele kortstondige huurders.
Uitzonderingen op die eendagsvliegen waren op Paardenmarkt 18a (40) huisschilder Jan Brehm, die hier tussen 1903 en 1914 elf jaar woonde en de familie Kiesenberg, die van 1915 tot circa 1970 meer dan een halve eeuw op hetzelfde stekje bleef.
Karel Kiesenberg (1877-1953) werkte in 1915 als ‘veekoekmaker’ bij de oliefabriek Calvé. Hij maakte koeken die na het persen van de olie uit de zaden overbleven. Dat was gewild bijvoer voor koeien. Zijn zoon Maarten (geb. 1911) begon hier in 1948 een zaak als rijwielhersteller en zat er twintig jaar later nog, volgens het adresboek uit 1969.
Een opvallende bewoner van nr. 18a was glasblazer Carl Bitter. Hij kwam in 1893 met zijn vrouw en vijf kinderen uit Duitsland naar de Paardenmarkt 40. Drie jaar later vertrok hij als weduwnaar met vier kinderen naar Amerika.

Winkeltje
Paardenmarkt 18b (41) is lang een winkel geweest in onder meer tabak; oud-ijzer, lorren, hout en turf. Van 1891 tot 1907 dreef Herman Bosman hier zestien jaar een groentezaak, nadat hij daarvóór even verder op de hoek (nr 20) zeven jaar een water- en vuurwinkeltje had gehad, een buurtwinkel, waar je een emmer warm water kon halen voor de was en een kooltje om het vuur aan te maken. Na zijn dood belandde zijn vrouw Hendrica Diehle in de armenzorg. Zij kreeg van het Burgerlijk Armbestuur een gulden per week ondersteuning omdat zij niet meer in staat was te werken en ‘haar kinderen alle groote gezinnen hebben en niet veel kunnen bijdragen’. Haar zoon Willem woonde hier nog tot 1909 als sigarenmaker.
Daarna kwam Jacobus Lock die hier samen met zijn vrouw Catharina de Vries een logement exploiteerde. In vier jaar tijd kregen zij daarbij tien verschillende ‘inwonenden’ in huis. Zie hier de lijst met inwonenden op de achterzijde van de Woningkaart.
Van 1914 tot 1925 zat op dit adres rijwielhandelaar Leonardus Ham. Hij adverteerde onder andere met een Amerikaanse vulcaniseer-inrichting om fietsbanden te bewerken. Misschien is het een aantal van zijn (acht) kinderen die we op de foto zien uit ca. 1924.


Het bouwplan dat mevrouw Staarink in 1978 indient om bij nr 40 aan de achterzijde boven een extra slaapkamer te bouwen in plaats van een dakterras.

Jonge klussers
Begin jaren ’70 van de vorige eeuw zijn de woningen, zoals veel huurhuizen in de binnenstad, verkocht aan studenten en andere jonge starters die ze opknapten en zelf gingen bewonen. Vaak gingen ze daarbij na een paar jaar alweer van hand tot hand.

Lees hier wat er zoal te doen was op de Paardenmarkt, toen er nog geen auto’s stonden.


Paardenmarkt 39 t/m 45 in 1960. (Foto Willem van der Poel-Openbare Werken)


Wil Bruinhout


Paardenmarkt 40 (links) en 41 (rechts) in 2024. (Foto Kees van der Wiel)


Keukenmeid aan het werk. Schilderij toegeschreven aan Willem van Odekercke. (Rijksmuseum)


Vrouw met glimmend gepoetste koperen kan. Geschilderd in 1645 door Willem van Odekercke. (Museum Kunstpalast, Düsseldorf)


Keukenmeid met stilleven van appels, gans en varkenskop door Willem van Odekercke, geveild 2008 bij Christies.


Man met gebroken eieren, door Willem van Odekercke. (Nottingham City Museum)


Stilleven met luit en tinnen kan, door Willem van Odekercke. (Geveild 2016)


Adriaan vanden Velde met zijn merktekens op de koperen plaat van het Goud- en zilversmedengilde.
(Foto Pieter Biesboer)




Boven en onder: Deurpanelen in het landhuis Hof van Moerkerken in Mijnsheerenland beschilderd door Willem van Odekercke. Boven: een balustrade met een vaas met tulpen. Onder: een schutter in vol ornaat. De eigenaar liet na een brand in 1663 het huis weer opbouwen en gaf Odekercke de opdracht daarin een groot aantal deurpanelen te beschilderen. (Rijks Kunsthistorisch Documentatiecentrum)



 


Het huis (nr B 410) op de eerste kadasterkaart opgemeten in de jaren 1825-1830. Het huis kende toen al aan een kant een uitbouw naar achteren.


Het huis op een olieverfschilderij van Arthur Tutein Nolthenius uit 1950. (Collectie Stadsarchief)


Vergunningen voor de verbouwing/splitsing van het huis in 1883. De “overlegde tekening” van het plan is helaas nooit in het archief beland. En aannemer J.Koomen mocht al drie weken voor de goedkeuring van het plan het huis in de steigers zetten.


Verkoopadvertentie in de Delftsche Courant van 6 april 1918.


Schets van de landmeter uit april 1919, waarbij de (eerdere) splitsing bij het kadaster werd vastgelegd vanwege de verkoop van een van de delen. Perceel 2596 (nr 41) blijkt dan duidelijk groter dan 2597 (nr 40).


Aanbieding in de Delftsche Courant van 23 september 1912.


Advertentie in de Delftsche Courant van 24 juli 1917.




In 1939 stonden beide woningen te huur. Boven nr 40 in de Delftsche Courant van 9 februari; onder nr 41 in die van 1 juni.



Bewoner Cornelis Walhout bood aan het einde van de oorlog alles wat hij had te koop voor eten en sigaretten. Delftsche Courant, 10 april 1945.


Bewoonster Kirsten Elbrant sloopt in 1988 samen met haar vader een aanbouwtje achter haar nieuwe huis nr 40 waar in 1974 een douche was aangelegd. In plaats daarvan kwam boven een ruimere badkamer.
Zie hier voor meer informatie over bronnen, eigenaren en bewoners van Paardenmarkt 40-41

Geplaatst: 27 maart 2025
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft