Rotterdamseweg 99 | www.achterdegevelsvandelft.nl |
In 1906 van weiland naar professorenhuis | NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. |
In het begin van de 19e eeuw lagen aan de oostzijde van de Rotterdamseweg in Delft al vrijstaande woningen van renteniers en fabrikanten, die hier kleine industrie vestigden, waaronder een scheepsmakerij en een wagenmakerij. Het perceel aan de Rotterdamseweg 99-105 was toen nog weiland, in eigendom van Abraham van den Bosch, een bouwman (landbouwer) uit de wijk Vrijenban, grenzend aan het centrum. Rond 1900 is de toenmalige Technische Hogeschool van Delft uitgebreid met gebouwen aan de rand van de stad (Nieuwelaan, Kanaalweg). In 1905 heeft een aantal hoogleraren het perceel aan de Rotterdamseweg gekocht voor de bouw van vier woningen, met de huisnummers 99-105. De woningen zijn ontworpen door Anton van der Lee, die architect én lector aan de Technische Hoogeschool was. Zelf woonde hij in het pand in art nouveau-stijl op de hoek van de Hertog Govertkade en de Rotterdamseweg. Anton van der Lee is ook de architect van de Porceleyne Fles, op nummer 196. Het adres Rotterdamseweg 99 ligt nu op de hoek met de Van Speykstraat. Drie professoren In 1920 werd de Rotterdamseweg 99 voor ƒ 22.000 overgenomen door professor Frans Westendorp, werktuigbouwkundig ingenieur. Hij was in 1916 aangesteld als hoogleraar. Westendorp schreef het “Handboek voor werktuigkundigen” (1927) en was ook rector magnificus (1929-1930). Hij overleed in Delft in 1969, op 89-jarige leeftijd. De derde eigenaar was Henri George Nolen. Nolen was als elektrotechnisch ingenieur werkzaam bij Smit Transformatoren in Nijmegen. Ook hij werd hoogleraar. In 1937 aanvaardde hij zijn benoeming in Delft, en verhuisde naar de Rotterdamseweg 99. Henri Nolen zag zichzelf als een intermediair tussen de TH en de industrie, en bleef tot 1946 als adviseur contact houden met de fabriek van Smit in Nijmegen. Tweede Wereldoorlog Eind 1944 werd het pand in beslag genomen door Duitsers. Joop de Blij, die een lijvige studie heeft gepubliceerd over de oorlogsgebeurtenissen in Delft, schreef erover in het weekblad Delft op Zondag, mei 2011. “Aan de andere kant van de stad, aan de Rotterdamseweg, bevond zich ‘De Vesting Rotterdamseweg’. Na Dolle Dinsdag, op 19 september 1944, voelden de Duitsers zich niet meer veilig. Ze maakten daarom aan de Rotterdamseweg een soort vesting waar ze zich terugtrokken. Ze vorderden stuk voor stuk de herenhuizen tussen de Van Speykstraat en Villa Zonnehove. Daar verbleef vanaf dat moment aan de Rotterdamseweg 123 de Ortskommandant. NSB-Commissaris van Politie Gerard Verschoor ging op nummer 111 wonen. In de andere panden waren de administratie van de Organisation Todt, afdelingen van de Kriegsmarine, de Ordnungspolizei en de Feldgendarmerie gehuisvest. De voor- en achterzijde van dit gedeelte van de Rotterdamseweg waren afgesloten met prikkeldraad, een slagboom en zogenaamde Spaanse ruiters (gekruiste houten palen met daarover prikkeldraad). Duitse soldaten bewaakten de toegangen, waar men zonder speciaal Ausweis niet langs kwam”. |
Rotterdamseweg 99
|
De opa van… Henri Nolen (geboren 30 juni 1890, Rotterdam) was getrouwd met Hubertha Gerarda van Walsem (geboren 13 maart 1894, Katwijk). Hun dochter, Hubertha Gerarda Nolen, trouwde met Gerard van Rossem en werd de moeder werd van Maarten, Sis en Vincent van Rossem. Nolen en zijn vrouw waren dus de opa en oma van historicus Maarten van Rossem, die door zijn veelvuldig verschijnen in allerhande programma’s op televisie een bekende Nederlander is geworden. Hieronder enkele citaten uit de paperback “Maarten zonder masker”, geschreven door Frénk van der Linden en Pieter Webeling, in 2013 bij Bruna verschenen. Amerikaanse auto “Opa Nolen was een grote stralende ster, oma Nolen een kleine ster die daar omheen draaide. Ze waren dol op klassieke muziek. Hun held was Beethoven. In de avond zetten ze een langspeelplaat op en wee je gebeente als je dan maar één kik durfde te geven. Ze zaten naast elkaar, hand in hand, de ogen geloken: mijn opa in een grote, Heer-Bommelachtige fauteuil, mijn oma in een stoeltje daarnaast. Als het klaar was, slaakte mijn oma een diepe zucht en zei: “Wat is dat toch prachtig, vadi.” In de voorkamer hadden ze een Steinway staan: mijn opa speelde piano. Als ik in bed lag, luisterde ik soms wel anderhalf uur lang naar zijn vingeroefeningen: Heerlijk. Veilig. Rustgevend”. Sis van Rossem: “Als meisje woonde mijn moeder in dat grote huis, met een klap aan personeel: tuinmannen, dienstmeisjes, chauffeurs, keukenhulpjes en kindermeisjes. Ze was best verwend, maar ook weer niet. Haar vader zat in de studeerkamer en was onbereikbaar. Hoe vaak zou ze werkelijk warmte en aandacht hebben gekregen?” |
|
Verhuur aan velen In 1946 kwam Henri Nolen terug als directeur bij Smit Transformatoren in Nijmegen. Vanaf die tijd werd de Rotterdamseweg 99 verhuurd aan verschillende mensen, die allemaal een relatie met de Technische Hogeschool hadden: Lambertus Hendrik de Langen (werktuigbouw, professor), Jan Gmelig Meijling (bouwkunde), Herman de Winter (mijnbouw) en Hans van der Does (weg- en waterbouwkunde). Dick Gmelig Meijling schreef een impressie van het gebruik van de Rotterdamseweg 99 in de jaren ’50: “Mijn vader had de eerste en tweede etage van het huis gehuurd. De begane grond was verhuurd aan het echtpaar Herman en Tonia (tante Ton) de Winter. Zij waren toevallig in Bandung al onze buren; zij was een Russin. Wij hadden op de eerste etage een grote woonkamer en een slaapkamer voor mijn ouders, met tussen beide kamers een diepe kastenwand. Op de tweede etage hadden wij de beide slaapkamers aan de voorkant in gebruik. Eén slaapkamer was bereikbaar via de tussenzolder met een kolenhok (antraciet voor de haard in de huiskamer). De cv werd alleen in de echte wintermaanden gestookt; mijn vader en de benedenbuurman zorgden samen voor de cv kachel (in het hok achter de keuken van de begane grond). De beide kamers op de tweede etage aan de achterkant werden weer verhuurd. Een tijdlang aan het echtpaar Goudsmit en daarna aan Anneke Molevelt”. Drie generaties Oprel De naam Gratias op de gevel is afgeleid van Deo Gratias en heeft Helena Oprel laten aanbrengen als blijk van dankbaarheid voor de nieuwe woning. In 1969 is Jacob Oprel overleden. Vanaf die tijd woonde Hans Oprel met zijn vrouw en drie dochters boven, en zijn moeder beneden. Na het overlijden van Helena Oprel in 1977 heeft Hans Oprel de woning van zijn moeder overgenomen. In 2002, na zijn pensioen – Oprel werkte bij TNO - is hij met zijn vrouw verhuisd naar Vriezeveen. Vier heren Elf jaar later, in 2013 worden Frank Zeppenfeldt en Marloes van Kemenade de nieuwe eigenaren. Ze gaan er wonen met oma Riet Zeppenfeldt (eind 2013 overleden) en hun twee kinderen Bart en Renske. Net als in de tijd van familie Oprel: oma beneden en de rest van de familie boven. |
Koninginnedag 1953 (foto Dick Gmelig Meijer) |
|
|
Marloes van Kemenade | |
nadere informatie over Rotterdamseweg 99 | |
Geplaatst: 28 september2015 |
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |