Vlamingstraat 36
www.achterdegevelsvandelft.nl

Ooit een slagerspaleis vol schilderijen

NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting.

Vlamingstraat 36 dateert vermoedelijk van het begin van de 17e eeuw, al is er sindsdien vrijwel alles aan verbouwd. De laag gelegen ramen onder de daklijst op vloerhoogte op de zolder verraden dat het huis ooit een heel andere gevel moet hebben gehad, vermoedelijk een trapgevel. In 1905 is de huidige gevel nog een keer opnieuw opgemetseld door aannemer Bertus Prins. Het kreeg toen veel decoratieve kenmerken die overeenkomen met die in het metselwerk van het buurpand Vlamingstaat 38.
Glorietijd van het huis lag in de het begin van de 18e eeuw, toen het huis bewoond werd door een rijke slager, Nicolaas Verheul, die er een imposante verzameling schilderijen op na hield en verder het nodige goud- en zilverwerk had om mee te pronken, maar ondertussen slaande ruzie had met zijn vrouw.
De Bijlepoort aan de westkant van het huis gaf toegang tot een stal en wagenhuis op het achtererf, die ooit een groot aantal koeien herbergde en later als timmerwerkplaats werd gebruikt door de aannemer die de huizen rond 1900 renoveerde.


Bovenaanzicht van het huis en omgeving vanaf de Nieuwe Kerk in 1962 (toen het kerkgebouw van de Christelijke gereformeerde gemeente te Delft er nog stond). Rood gemarkeerd het huis. De pijlen wijzen op de voormalige stal en de diverse schuren achter de huizen. Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed.

Erf van de buurman
Van oorsprong was het perceel, waarop nu het woonhuis staat, een erf van het buurhuis nummer 34. Dat huis was eigendom van Pieter Zierenz. Middelhouck, die schuin aan de overkant van de gracht, op nummer 39 was geboren, waar zijn vader een vleeshouwerij runde. Zelf dreef hij een kaashandel in de Nieuwstraat.
In 1613 verkocht hij het erf in de Vlamingstraat voor 600 gulden aan timmerman Thonis Jacobsz. die er een huis met twee haardsteden bouwde dat hij in 1619 verkocht aan de, van oorsprong Vlaamse, saydrapier Frans (Franchoys) Adriaansz. Weemaer. Deze ‘handelaar in wollen stoffen’ zal geprofiteerd hebben van de gunstige vestigingsvoorwaarden, die het stadsbestuur, na de teruggang van de werkgelegenheid in de textielsector, de drapeniers had aangeboden. Ook had het stadsbestuur met Amsterdamse kooplieden een contract gesloten om in zes jaar tijd drieduizend lakens te produceren, waardoor de werkgelegenheid voor de drapeniers was gegarandeerd.
Weemaer deed later het huis over aan zijn dochter Jacobmijntje en schoonzoon Johan van Straeten. Zelf bleef hij overigens tot zijn dood inwonen bij het grote gezin, waarvan hij de geboorte van 14 van de 15 kleinkinderen meemaakte.

Buskruitramp
Op 12 oktober 1654 werd de familie opgeschrikt door een enorme knal toen op het terrein van de huidige Paardenmarkt een grote buskruit-voorraad ontplofte in de kelders van het voormalige Clarissenklooster. De ravage was groot. In de directe omgeving werden alle huizen volledig verwoest, waaronder die van schilder Fabricius. Ook het huis op de Vlamingstraat had schade. Van Straeten is kennelijk in het rampgebied gaan helpen. Hij ontving namelijk later een vergoeding van 500 gulden. Dat was niet alleen voor de schade aan zijn huis, maar ook ‘voor de veele goede dienste (---) met een groot reddement’.


Voor zijn schade aan zijn huis en voor vele goede diensten bij de hulpverlening na de kruithuisontploffing, kreeg Johan van Straeten een vergoeding van 500 gulden.

Huurwoning
In 1671 kocht ‘tresauriër ende out-schepe deser stadt’ Jacob van der Burch het huis. Na zijn overlijden werd Margaretha van Bleiswijck de nieuwe eigenaar. Zij was de weduwe van predikant Johannes Cogh, die in een fraai kerkje in het plattelandsdorpje ’t Woudt, een kleine gemeente van nog geen vijftig lidmaten onder zijn hoede had gehad. Johannes Cogh overleed in Delft in de Korte Breestraat, waar het gezin met zes kinderen naartoe was verhuisd. Vermoedelijk hebben zowel de thesaurier als de predikanten-weduwe het huis verhuurd.

Vleeshouwer met schilderijen
In 1697 nam hier de 44-jarige vleeshouwer Nicolaas Verheul met zijn vrouw Elisabeth van Oosten zijn intrek. Verheul was de zoon van een spekslager op het Rietveld en werkte aanvankelijk in de ‘neering van de vleeshouwerije’ van zijn schoonvader Jan van Oosten aan het einde van de Vlamingstraat. Toen hij het huis kocht zat hij ondertussen goed bij kas. Later kochten ze ook nog de buurpanden Vlamingstraat 32 en 34, met de tussen 34 en 36 gelegen Bijlepoort waarin nog vijf ‘huijsges ofte camertges’ stonden. Materieel ging het het echtpaar naar den vleze, in ander opzicht hadden zij minder geluk: al hun vier kinderen stierven al op jonge leeftijd.
Verheul was een verwoede verzamelaar van schilderijen uit de ‘goede oude tijd’. Na zijn dood in 1737 (op 83-jarige leeftijd) bleek hij in het bezit van 74 schilderijen van bekende en onbekende schilders uit de 17e eeuw, waaronder een geslacht varken en een winterlandschapje van Van der Poel, twee schilderijtjes van Jan Steen en een schilderij van Frans Hals. Het huis was gaandeweg te klein geworden voor de ontelbare hoeveelheid huisraad. Hij vergrootte het aantal kamers door een aanbouw aan de achterkant van het huis; de kamers waaronder het ‘zaleth’ (de pronkkamer) met 31 schilderijen, de grote kamer met 28 schilderijen en een goudleren kamer, werden met zorg ingericht. Behalve de schilderijen had hij ook onder meer een Bijbel met gouden sloten, een gouden bril en een zilveren ‘sakhorologie met dito ketting’ en zilveren schoengespen.

Goed bij kas
Met een doorsnee gevelbreedte van ruim vijf meter was het huis niet bijzonder groot, maar door aanbouw aan de achterkant waren er op de begane grond drie gangen en acht vertrekken gerealiseerd, een trap naar boven kwam uit op een portaaltje dat toegang gaf tot een voor- en achterkamer, drie zolders, nog een portaaltje, en tenslotte de vliering. Achter het huis lag een plaats met stal, turfzolder en wagenhuis. (Lees hier meer over het huis en de schilderijen van Verheul).
Behalve al zijn huizen in en rond de Vlamingstraat was hij ook eigenaar van twee boerderijen buiten de stad, een flink aantal percelen land en voor 15.700 gulden aan uitgeleend geld. Hij moet dus met zijn vleeshandel kapitalen verdiend hebben. Het lijkt er overigens op dat hij aan het einde van zijn leven stil was gaan leven. Toen zijn eerste vrouw in 1713 overleed, bestond hun gezamenlijk bezit nog uit twaalf boerderijen buiten de stad en negen huizen in de binnenstad. In de stal achter het huis stonden toen zes koeien en een bruin merriepaard.

Huwelijks perikelen
Overigens blijkt het in huize Verheul/van Oosten niet altijd ‘pais en vree’ geweest te zijn. Beide echtelieden stapten enkele malen naar de notaris: Verheul klaagde dat er veel ruzie was en dat zijn vrouw weigerde met hem ‘in vrede en vriendschap’ een glaasje wilde drinken om het goed te maken. Zijn vrouw daarentegen verklaarde ‘dat het hem in zijn hersenen schorte en dat hij het seer quaad hadden in het bloeijen van de boomen en in het vallen van de bladeren. Ja dat als dan geen huijs met hem was te houden en de dat het beter was dat hij bij Taarlingh in het beeterhuijs sath (zie Vlamingstraat 107) als dat zij met hem leven moest’.
Naaister Gertie van Heder getuigde dat Verheul eerder de ruzie bijlegde, maar dat zijn vrouw haar zin doorduwde. Ook buurman Dirk Cock, nam het voor Verheul op: hij verklaarde dat hij als ‘een eerlijk deugtsaam man’ met zijn vrouw heeft geleefd.
In 1704 vroeg Elisabeth van Oosten scheiding van tafel en bed aan, maar zo ver kwam het niet. Zij stierf in 1712 op 53-jarige leeftijd in het huis van haar echtgenoot. Een jaar later trouwde Verheul met Clara Hoppesteijn van Leeuwen. Zij was de weduwe van advocaat Zeger Twent. Haar twee kinderen Clasina Clara en Pieter kwamen ook op de Vlamingstraat wonen. Toen hun moeder in 1728 overleed waren zij het huis al uit en bleef Verheul alleen achter in het grote huis.

Notaris met koeienstal achter het huis
Een half jaar na het overlijden van Verheul werd notaris Geesteranus voor 2.500 gulden de nieuwe eigenaar van het huis. Daarbij nam hij ook nog voor tweehonderd gulden aan losse goederen over. Hij ging het huis met vrouw, twee zoons en twee dienstbodes bewonen. Zeventien jaar later verhuisde hij naar de Hippolytusbuurt en verkocht toen dit huis aan Johannes Frielingh. In een advertentie prees hij het aan als: ‘een huys en de erve met een Koestallinge en Paardestallinge daar agter en neeven staan’ met ‘een vrije in- en uitgang ten allen tijde met Paarden, Koebeesten, of ander vee door de Bijlepoort’. Vermoedelijk had hij die stallen verhuurd aan een veehouder of slager.


Links het huis op de eerste kadasterkaart uit circa 1825. Achter het huis hoorde een groot erf met stal en koetshuis. In de loop van de 19e eeuw is het achtererf nog verder uitgebreid en bebouwd. In 1898 (middelste kadasterkaart) kwam het tot een splitsing van het huis aan de straat en het erf en schuren erachter. Rechts de huidige plattegrond van het huis met binnenplaats volgens het kadaster.

Nog meer vleeshouwers
Het huis werd regelmatig doorverkocht, soms aan een belegger die het verhuurde, maar ook aan eigenaren die er zelf gingen wonen. Tot het in 1806 voor 600 gulden in handen kwam van Hendrik Kouwenberg en sindsdien lang in de familie zou blijven. Kouwenberg woonde zelf met zijn vrouw Maria Heesterman twee huizen verder op nummer op het huidige nr 40. Dit huis verhuurde hij aan vleeshouwersknecht Johannes Ammerlaan. Toen Kouwenberg vijf jaar later overleed, trouwde zijn weduwe met Ammerlaan en trok samen met haar twee kinderen Johannes en Jacoba bij hem in op nummer 36.
Volgens een patentregister uit 1822 slachtte Ammerlaan dat jaar 56 runderen, 108 kalveren en 58 schapen. Het vee liep ’s zomers in de wei op zijn land in de Bieslandse Polder. Vandaar kon hij het via de Koepoortbrug, die toen nog aan het eind van de Vlamingstraat lag, naar zijn stal halen.


Vleeshouwer Johannes Ammerlaan had weilanden in de Bieslandse Polder om ’s zomers zijn vee te laten grazen. Detail van de kaart van Delfland van Cruquius uit 1712.

Zoon Johannes Kouwenberg (ook vleeshouwer) trouwde met de uit Rijswijk afkomstige notarisdochter Cornelia Schuurman. Zij namen het huis over. Ook hun zoon Herman zette het slagersbedrijf voort, nadat zijn ouders naar Vlamingstraat 28 waren verhuisd. Hij was de vierde vleeshouwer op rij in de familie, maar verdiende zijn brood ook als bouwman (boer) en veehandelaar. Zijn vrouw Dina Sieling en hij kregen maar liefst zestien kinderen, waarvan er zes jong overleden. Toen het huis samen met nummer 38 door de erfgenamen Schuurman in 1889 werd verkocht, verhuisde het gezin naar ’s- Gravenhage.

Vastgoedfirma Bruigom
Volgens een advertentie in de Delftsche Courant was het pand in 1889 een goed onderhouden huis met wagenschuur en paardenstal inclusief hooizolder, poort en erf, daarachter ruime stallen, loodsen, plaats en tuin toen de gebroeders Gerrit en Johannes Carel Bruigom Vlamingstraat 36 en 38 samen kochten voor 6.500 gulden. De beide broers hadden samen een firma die veel huizen in Delft opkocht, opknapte en verhuurde in een tijd dat iedereen in Delft weer op zoek was naar woonruimte.
Johannes Carel Bruigom ging zelf met vrouw en kinderen in dit huis wonen en kreeg vergunning om aan de achterzijde een kamer af te breken om zijn tuintje te vergroten. Na het overlijden van haar beide ouders erfde dochter Louisa Maria Bruigom het onroerend goed op de Vlamingstraat (waaronder ook nummer 40). Haar broers en zussen verlieten één voor één het huis. De laatste, broer Gerrit, vertrok in 1905.

Johannes Carel Bruigom en zijn vrouw Petronella Bruigom-van Druemel waren in de jaren 1890-1895 bewoners van het huis. Fotograaf Herman Kouwenberg zetten hen destijds op de plaat. Collectie Stadsarchief (nrs 77585 en 77857).

Nieuwe Voorgevel
Aannemer Bertus Prins kreeg toen de opdracht om de voorgevel opnieuw op te metselen en op het perceel ernaast een boven- en benedenwoning te bouwen. In die tijd kocht Prins van Bruigom ook het binnenterrein met de schuren/stallen en de poort naar het Rietveld.

Opnieuw huurpand
Het huis bleef nog meer dan zestig jaar voor de verhuur in bezit van de familie Bruigom, net als de buurpanden 38 en 40. Enkele van de vele huurders die in de loop der jaren in het huis hebben gewoond waren: C. van der Heijde (zadelmaker in ruste), het gezin A. Tusenius waarvan de vader als werktuigkundige aan de Gist en Spiritusfabriek verbonden was, W. de Vries met zijn bureau voor boekhouding, accountancy en belastingzaken en de fotograaf J. van der Meer. Bij hem kon men ook terecht voor het ontwikkelen van filmrolletjes.


De Vlamingstraat vanaf de brug aan de Oostertraat in 1903. Onbekende fotograaf.

Apart in de verkoop
In 1967 werden de huizen 36, 38 en 40 verkocht aan Theodorus Tienen, die zelf in het bovenhuis 38A woonde. Achttien jaar later werd dit huis apart verkocht. Dit betekende het einde van ruim honderdvijftig jaar gemeenschappelijke eigendom van de drie huizen.
Rond de eeuwwisseling werd het Amerikaanse echtpaar David Hoskins en Schlun Lynn Scott eigenaar en ging het huis bewonen. In 2022 gaan ze verhuizen en zoeken een nieuwe eigenaar.


Achteraanzicht van het huis, met latere aanbouw. Foto Van Daal Makelaardij.


De voorgevel met poortje ernaast, in 2016. Foto van de auteur.


Uitzicht vanuit de zolderkamer boven, met ramen op kniehoogte. Foto Van Daal Makelaardij.


Wever aan het werk, geschilderd door Cornelis Decker, 1653. Museum Lakenhal, Leiden.


Een gedeelte van het Prinsenhof werd in 1658 ingericht als laken- en saaihal. Boven de poort werd een steen aangebracht waarop in reliëf de activiteiten in de saaihal zijn te zien. Op de gevelsteen heeft Pieter Rijksz het moment afgebeeld waarop de ‘loyers’ het laken keuren. Foto van de auteur.


De ontploffing van het kruithuis in het voormalige Clarissenklooster op 12 oktober 1654 richtte veel schade aan. De vrijwilligers kwamen de slachtoffers te hulp en voerden het puin af op dit schilderij van de Delftse schilder Egbert Lievensz. van der Poel (1621-1664). National Gallery, Londen.


Boerenschuur met geslacht varken van Egbert van der Poel. Nationaal Museum Warschau.


Deze ‘Walvisvangst in de Poolzee’ van Abraham Storck hing mogelijk bij Verheul in zijn ‘salet’. Nu in het Rijksmuseum, Amsterdam.


Gouden bril uit de 18e eeuw.


Zilveren schoengespen, 18e eeuw.


Verheul had een eigen graf gekocht in de Nieuwe Kerk. In zijn testament liet hij vastleggen dat dit graf na zijn overlijden veertig jaar ‘gesloten zal moeten blijven’. (Fragment van zijn boedelinventaris.)


Een ledikant met ‘groen behang’, matras en peluw in het poppenhuis van Petronella de la Court, eind 17e eeuw. Centraal Museum. Utrecht.


De Koepoort met brug lag eeuwen lang aan het einde van de Vlamingstraat. De poort werd in 1861 gesloopt en in 1936 verhuisde de brug naar de Nieuwe Langedijk. Gravure naar een tekening van Isaac van Haastert, eind 18e eeuw. Collectie Bodel Nijenhuis, Universiteitsbibliotheek Leiden.


In 1888 werden de huizen Vlamingstraat 36 en 38, samen met enkele weilanden en een water in de Bieslandse Polder te koop aangeboden. Delftsche Courant, 14 maart 1888.


Advertentie Delftsche Courant, 13 oktober 1889.


J.C. Bruigom overleed op 20 oktober 1900. Zijn vrouw was vijf jaar eerder al overleden. Delftsche Courant, 23 oktober 1900.


Zelfportret van kleindochter Greta Bruigom. Zij was in de jaren ’30 van de vorige eeuw een geliefd dierenschilderes.


Toen de laatste Bruigom vertrok, werd het huis te huur aangeboden. Delftsche Courant, 24 september 1905.


Fotograaf J. van der Meer en zijn vrouw J. Goedhart woonden in de jaren dertig van de vorige eeuw op de bovenetage. Hun verlovingsfoto omstreeks 1920. Fotograaf Piet Stek (collectie Corinne Brunnekreef).


Delftsche Courant, 29 januari 1906. Van der Meer werkte vanuit huis.


Glas-in-loodraam boven de voordeur. Foto Van Daal Makelaardij



Corrie den Hengst,
met dank aan Johan Geertzenwijk


 
Nadere informatie over Vlamingstraat 36
Geplaatst: 9 juli 2022 / Laatste wijziging: 27 augustus 2022
 
 
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft