Vlamingstraat 47
(en 49, en Trompetstraat 36 en 38) |
www.achterdegevelsvandelft.nl
|
 |
Van boerenerf naar
grachtenpand |
NB: Klik op de
afbeeeldingen voor een vergroting. |
Er moeten in vroeger eeuwen
vaak koeien gelopen hebben over de Vlamingstraat. Niet alleen
woonden hier veel vleeshouwers (slagers), ook waren er
verschillende stadsboerderijen. De stadspoort aan het einde van
de gracht heette niet voor niets de Koepoort. Die is in 1861
gesloopt, maar tot 1936 bleef daar nog de Koepoortbrug. Ook het
huis Vlamingstraat 47 had van oorsprong te maken met een
stadsboerderij.
Vleeshouwerserf
Het perceel waarop het gebouwd is maakte in de 17e
eeuw deel uit van een groter geheel. Samen met het buurhuis
nummer 49 en de achtergelegen panden aan de St.
Urselenstraat, (de huidige Trompetstraat nummer 36 en deels
38) vormde het één eigendom. Tussen de twee huizen aan de
Vlamingstraat was er een poort naar het achtererf. Die is er
nog steeds.
Aan het einde van de zestiende eeuw stond alles op naam van
Joris Ariensz Pijnacker, van wie de oudst bekende vermelding
voorkomt in zijn trouwakte van 1594. Hij trouwde met Annetgen
Steffens. Pijnacker was vleeshouwer en hield ook vee. In 1599
werd hun dochter Maria hier geboren. Over haar is
betrekkelijk veel bekend. Zij trouwde in 1625 met notaris,
kunstverzamelaar en dichter Willem de Langue, en ging met hem
in de Kerkstraat wonen. Ter ere van dit huwelijk, werd er een
boekje met bruiloftsverzen uitgegeven en
kreeg schilder Willem van Vliet de opdracht een dubbelportret
van het paar te schilderen. Deze schilderijen bevinden zich
in het Delftse Museum Prinsenhof. Eerder had Willem al een
boekje met ‘rederijkerspoëzy’ gepubliceerd met een aantal
lofdichten op Maria. Het bevat verder gedichten van zijn
vrienden, opgedragen aan Willem.
Lees
hier de ‘vertaling’ van dit loflied op de bruid.

De dochter van Joris en Annetgen,
Maria Pijnacker trouwde in 1625 met notaris Willem de
Langue.
Een jaar later schilderde Willem van Vliet hun portretten.
Beiden waren toen 27 jaar.
(Coll. Museum Prinsenhof).
Het verhaal over Maria (en Willem) is op deze website bij
twee adressen -- Vlamingstraat 47 en 49 -- te lezen, omdat
nu niet meer is te ontrafelen waar zij precies woonde. In een
verkoopakte uit 1696 is er op deze plek sprake van één huis.
Dat zou een ondiep maar breed pand geweest kunnen zijn, met
het dak evenwijdig aan de straat. Na de verkoop in 1696 is de
situatie gewijzigd. Nu staat er hier twee huizen.
Maria ’s broer Arent Jorisz Pijnacker, die zijn hele leven
op de Vlamingstraat zou blijven wonen, deed ook al van zich
spreken. Hij leende 400 gulden aan de vader van Johannes
Vermeer, toen deze de herberg Mechelen op de Markt kocht.
Voor Arent was het een belegging. Hij ontving jaarlijks 20
gulden rente. In 1670 was hij getuige toen de zus en zwager
van Johannes Vermeer, die enkele huizen verder op
Vlamingstraat 61 woonden, hun testament opmaakten.
Jan van Oosten
Bijna honderd jaar bleef het perceel in het bezit van deze
familie. Een dochter van Maria Pijnacker, Maria Schagen-de
Langue erfde de boerderij en huizen van haar oom Arent en
verkocht het geheel in 1696 aan Jan van Oosten. Deze deed
enkele jaren later in 1703 ‘een groot agtergedeelte van der
vercoopers blok huijsinge’ over aan Jacob Willem Cocq. Ook
hij blijkt later een boerenbedrijf met elf koeien te hebben.
Bij deze verkoop gaat het om een huis met erf aan de St.
Urselenstraat/Trompetstraat, achter Vlamingstraat 49. De
eerste splitsing was hiermee een feit. In de 19e eeuw had dit
perceel een eigen adres en huisnummer via de poort aan de
Vlamingstraat. Bij de verkoop aan Cocq noteert de notaris
ook: ‘Houte schuijr en agterpoort comende in de voornoemde
St. Urselen straat met het hooijzoldertje’.

Op de stadsplattegrond van
Braun en Hogenberg (1580) is in deze omgeving een
hooiberg te zien, met blauw dakje. |

Op de kaart van Blaue (1649)
loopt hier, vlakbij de brug, het dak evenwijdigaan de
gracht. |

Vlamingstraat 47 zou ongeveer
bij de rode streep moeten zijn. Kaart Figuratief ca.
1675. |
|
Vlamingstraat
47 met gepleisterde gevel


Willem de Langue schreef een gedicht
op zijn geliefde Maria en vrienden schreven gedichten voor
hem.(Coll. Universiteit Gent).

Bij hun huwelijk werd er een apart
boek met bruiloftsgedichten gedrukt. (Familiearchief Van der
Lely van Oudewater). |
Medegebruik
Cocq werd bij de koop ook eigenaar van het secreet, de
gemeenschappelijke plee op het erf. De andere bewoners
behielden het notarieel vastgelegde recht op medegebruik
ervan; “maar zullen ook die des verkopers voornoemd huisje en
kelderkamer bewonen als de koper of zijn vrouw thuis is daar
op te allen tijde moge gaan”.
Als hierna sprake is van het huis, dan bedoelen we
Vlamingstraat 47. Gaat het over het perceel dan bedoelen we
het gehele hierboven genoemde complex huizen en stallen. De
kadastrale nummers, die bij ‘nadere informatie’ worden
genoemd, vertellen iets over de omvang van het geheel.
Koeien aan Tweemolentjeskade
De Vlamingstraat is te vinden in het oostelijke deel van de
stad, dat laag lag en drassig was. Dat is ook nu nog te zien
aan de waterstand in de grachten. In deze omgeving waren vele
stadsboerderijen gevestigd.
De verschillende eigenaren van het complex bij Vlamingstraat
47 waren ook stadsboeren. Bij de boerderij hoorde land buiten
de stadspoort. Toen in 1832 een van de toenmalige eigenaren,
Jan van der Laan, overleed bezat hij acht bunder wei- en
hooiland, gelegen aan de Singel buiten de Koepoort in de
Klein Vrijenbansche polder, ten noorden van de Twee
Molentjesvaart en aan de andere kant begrensd door de
Molenkolk of Molensloot. ‘s Winters stonden de koeien op
stal. ‘s Zomers, vanaf Pasen tot half november, stonden ze
buiten. In de winter werden ze gevoerd met hooi en allerlei
industrieafval, onder andere van de bierbrouwerijen.
Gezicht op
de Tweemolentjesvaart. Waar de koeien lopen, daar
had Jan van der Laan zijn weiland. (Johannes
Hoppenbrouwers, olieverf, ca. 1850, collectie
Museum Prinsenhof).
|
|

De Koepoort, met rechts een koe.
Koeien stonden ’s zomers buiten en moesten langs de
(Oost)Singel naar de Kleine Vrijenbansche Polder lopen.
(Isaac van Haastert, collectie RU Leiden)
|
Secreet en krebbe
De fecaliën van het secreet, dat vlakbij de St Urselenstraat
stond, werden opgevangen in een beerput. Zo’n beerput werd
periodiek geleegd. Al vanaf de 17e eeuw waren er strenge regels
voor de afvoer van de inhoud van deze putten naar speciale
‘stalen’ ofwel terreinen bij de stadsmuur. Later kwam er een
systeem met wisseltonnen, dat in sommige delen van de stad
Delft nog tot in de jaren '60 van de twintigste eeuw bestond.
Huizen aan de Vlamingstraat werden in 1870 aangesloten op het
riool.
Voor het huis nr. 47 was op de kade aan de gracht een
gemeenschappelijke krebbe in gebruik. Hierin konden mensen uit
de buurt hun afval deponeren. Deze krebbes (er waren er zo’n
honderd in de stad), werden regelmatig geleegd door de
mistrapers, mestverzamelaars. De dierlijke mest werd afgevoerd
met boten. Dat was een gewild product voor tuinders. Er waren
dus verschillende afvalstromen. Het moet in de stad hoe dan ook
(zeker naar onze maatstaven) flink gestonken hebben. Eigenaren
van huizen met een krebbe voor de deur werden vrijgesteld van
de belasting ‘kadegeld’.

Jan van der Laan had weiland
bij de Twee Molentjesvaart. |

Kadaster 1832. Vlamingstraat
47 is sectie C nummer 766 |

Kadaster 1924. De bebouwing op
het achterterrein is sterk veranderd. |
Boekenwurm in de kelder
Op de oorspronkelijke percelen tussen de Trompetstraat en de
Vlamingstraat stonden vier of vijf woningen, waaronder in de
achttiende eeuw ook enige tijd een kelderwoning. Een
belastingregister uit 1749 vermeldt dat één van de woningen,
waarschijnlijk deze kelderwoning, werd bewoond door de
armlastige boekverkoper Bartholomeus Frijn, met zijn vrouw en
drie kinderen. Een winkeltje was het niet. Vermoedelijk ging
hij met zijn boeken markten en kermissen af. Nu staan er op
dit stuk grond vier aparte woningen van verschillende
eigenaren.
Op een kaart van Joan Blaue uit 1649 is langs de
Vlamingstraat één lange gevel te zien. Het pand heeft één
woonlaag en een zolder. Het dak loopt evenwijdig aan de
gracht. Of het er echt zo heeft uitgezien, is overigens lang
niet zeker. Er moet in de gevel zeker één poort geweest zijn,
voor de dieren en de mensen die op het binnenerf woonden.
Veel bewoners
De lijst met bewoners van het huis is, voorzover de namen al
bekend zijn, te lang om hier op te noemen. Regelmatig waren
er huurders. Op 10 oktober 1593 woonde hier Joris Arientsz
Pijnaker. Het huis bleef vrijwel de hele 17e eeuw in bezit
van zijn familie. In 1696 werd het verkocht aan Jan van
Oosten. Ook deze Jan was slager, maar hij woonde zelf bij de
stadsveste tussen de Vlamingstraat en het Rietveld.
Uit de stukken blijkt dat in de 18e en 19e eeuw meer dan
honderd jaar lang de verschillende onderzochte percelen en
ook nog het oostelijke buurpand plus erf, eigendom waren van
de familie Van der Laan. Nicolaas van der Laan woonde in 1749
op nummer 49. Achterkleindochter Catharina Maria woonde tot
1884 in de Trompetstraat nummer 40, achter Vlamingstraat 51.
Broers en zussen Van der Laan
Nicolaas kreeg vijf kinderen, onder wie Arij, Marijtje en
Jan. Alle drie waren ze actief in het boerenbedrijf. Jan en
Marijtje, beiden ongetrouwd, werkten bij hun vader en erfden
na zijn dood in 1805 Vlamingstraat 51: “de huijzinge, erve en
koestallinge (….) en karnemolen”. Ze kregen bovendien ieder
500 gulden omdat zij “sedert nu al enige jaren (…) waarneming
van de bouwerij hebben bewezen zonder enige vergelding of
loon, buiten kost en inwoning, te hebben genoten”.
Broer Arij had in 1776 al een boerenbedoening van Anthonij
Wijgel gekocht, bestaande uit een huis, schuur en erf achter
de huidige huisnummers 47 en 49. Blijkens een
Bevolkingsregister woonde hij daar ook, maar hij overleed (5
juni 1832) op Vlamingstraat 51. Hij was toen weduwnaar en
zijn inwonende zuster Marijtje was ook al gestorven. Broer
Jan woonde bij overlijden (24 augustus 1832) op nummer 47.
De dochter van Arij, Maria, betrok met haar
man Pieter van Velzen, ook bouwman en melkverkoper, nummer
51. Zij hebben de twee bedrijven van Arij, Jan en Marijtje
weer samengevoegd. Een zoon van Arij, Johannes van der Laan,
was zo ongeveer de enige die niet het boerenbedrijf in ging,
maar schoenmaker werd. Hij bewoonde het huis op het
achterterrein, het via de poort bereikbare wijk 4 nummer 220.
Het 19e eeuws huisnummer dan niet meer bestaat.
Nieuw gezicht in 1873
Na de dood van Jan van der Laan werd Vlamingstraat 47
definitief van de stadsboerderij afgescheiden en als
afzonderlijk woonhuis verkocht. Het werd eigendom van
boekdrukker Pieter de Groot, die het huis verhuurde aan
boekbindersknecht Cornelis Wilhelmus van den Heuvel. Hij
woonde er halverwege de negentiende eeuw met zijn vrouw en
zes kinderen.
In 1873 werd het huis flink verbouwd. Er kwam een tweede
woonlaag op en werd er een hoge zolder met schuin dak dwars
op de gracht gemaakt. De gevel kreeg in grote lijnen zijn
huidig aangezicht. Aan de voorkant kwam een dakkapel. De
aannemer was Huurman, die zelf aan de overkant woonde. Zijn
huis heeft net zo’n ‘segmentboogvormige’ dakkapel. De
naaldhouten vloerbalken van de eerste verdieping zijn veel
ouder dan deze verbouwing en worden gedateerd tussen 1650 en
1750.
|

Het ophalen van poeptonnen in de
Vlamingstraat.
Rond 1900.

Tekening door A.Doorenbos in 1993.
|
Warmoezier in ruste
In 1874, na de grote verbouwing, werd het huis Vlamingstraat
47 gekocht door Cornelis Overvoorde. Hij ging er zelf wonen,
met zijn zus en zwager. Zij woonden beneden en Cornelis in
het bovengedeelte. Al vrij snel kreeg hij toestemming om “de
kozijnen in de voorgevel te veranderen en de bestaande houten
stoeppalen te veranderen in hardsteen”. Cornelis had een
zwaar leven achter de rug, toen hij op 75 jarige leeftijd aan
de Vlamingstraat van zijn oude dag ging genieten. Zijn vrouw
was op 17-4-1866 overleden en van zijn 11 kinderen leefden
alleen nog zijn zoon Arie Oeble en dochter Adewij Geertruida.
Hij had zijn brood als warmoezier (tuinder/groenteboer)
verdiend. Zijn warmoestuin, met woonhuis, schuren, watering
en erven ( totaal 27 percelen) lag buiten Delft aan de
Haagschestraatweg in de Oude Broekpolder in Rijswijk. Zijn
zoon nam het bedrijf van hem over, toen Cornelis te oud werd
om de tuinderij te runnen.
In 1887 werd Vlamingstraat 47 geveild. Het heeft hier
een in- en uitgang via de poort. Advertentie
Delftsche Courant. |
Weer een advertentie in de Delftsche Courant. In 1907
opnieuw een veiling, nu met een huurder nog in het
huis. |

Na het overlijden van Clazina Hanemaaijer, werd haar
complete huizenbezit, 5 panden in totaal (aan
Vlamingstraat, Gasthuislaan 2x, en Molslaan 2x)
verkocht. Delftsche Courant 1914. |
|

Betje (links) en Stijntje (3e van links) woonden samen met
moeder Clazina Hanemaaijer, in 1908 op de Vlamingstraat |
Familiebezit
In 1907 kwam het huis in handen van Clazina Hanemaaijer, weduwe
van Nicolaas Struijk, de overgrootmoeder van de huidige
bewoonster. Ze kocht het voor 3.000 gulden, geld dat ze moest
lenen. Clazina was reeds in het bezit van verschillende panden
aan de Gasthuislaan en Molslaan. Hierdoor was het niet moeilijk
voor haar om een lening af te sluiten. Haar huizenbezit was
kennelijk een soort pensioenvoorziening. Ze betrok het huis aan
de Vlamingstraat een jaar na de aankoop in 1908.
Clazina Hanemaaijer, geboren in 1831, was toen 76 jaar. Ze
bewoonde het pand samen met haar dochters Betje en Stijntje. Na
de dood van Clazina erfde eerst Betje het pand, en vervolgens
Stijntje. Deze laatste trouwde in 1911 (in de Nieuwe Kerk) met
Pieter de Visser, de zoon van de molenaar van de Groene Molen
(of Groenmolen) aan de Kethelstraat. Op dat moment was Pieter
korenmolenaar in Capelle aan den IJssel. Daar werd ook hun
eerste kind, Andries Adrianus, geboren. Het overleed echter al
na twee maanden. Uit een ansichtkaart van haar man Pieter op
13-11-1912 uit Capelle, blijkt dat Stijntje na dit drama weer
enige tijd bij haar moeder en zus op de Vlamingstraat was gaan
wonen.

Stijntje trouwde op 10 mei 1911 met molenaar Pieter
de Visser.
|
 |
 |
Piet de Visser werkte op een molen in Capelle aan
den IJssel. Hij stuurde een ansichtkaart aan
Stijntje, die tijdelijk weer bij haar moeder en zus
woonde.
|
|

De Visser werd later molenaar op de Groenmolen aan de
Kethelstraat. (Foto Rijksdienst Cultureel Erfgoed)

Nadat een storm de Groenmolen had vernield, verplaatste Piet
zijn handel in granen en diervoeders naar de Zuidwal. Op de
foto Piet en Stijntje. (Particuliere collectie)
|
Groene Molen
Na de dood van zijn vader nam Pieter samen met zijn broer
Hendrik de Groene Molen over. Met woon- en pakhuis, aanwezige
hulpmotor en maalwerk werd de molen in de erfenis getaxeerd
op 8.500 gulden. De broers kregen echter onenigheid, waarna
Pieter alleen ‘op de molen’ bleef. Hij woonde daar ook met
Stijntje. De molen raakte in 1922 zwaar beschadigd bij een
storm en werd in 1928 gesloopt.
De woning aan de Vlamingstraat werd destijds verhuurd. Dat
gold ook later, toen het huis door vererving eigendom werd
van hun dochter Clasina Elizabeth (geboren in 1917),
echtgenote van Simon den Hengst, die in Delfgauw woonde.
Een van de huurders was zus/schoonzus Cornelia Wilhelmina
Broer - den Hengst. Zij was voor de 2e wereldoorlog samen met
haar echtgenoot Wim Broer, korporaal-monteur bij de Marine,
naar Nederlands- Indië vertrokken. Wim kwam tijdens de
Japanse bezetting bij een zeegevecht om het leven en Cornelia
werd, samen met haar kinderen Wijnand en Ans, geïnterneerd in
een Jappenkamp. Na de oorlog kwam het gezin ( met dezelfde
boot als Wim Kan en Corrie Vonk) naar Nederland terug. Na
tijdelijk opgevangen te zijn in Doorn en daarna in Delft bij
de ouders van Wim (waar ze geen prettige tijd hadden, als een
van de kinderen een vlek op het tafelkleed maakte moest er 5
cent betaald worden) konden ze in 1947 eindelijk zelfstandig
in de Vlamingstraat gaan wonen.
Na elf jaar vertrok het gezin naar een nieuwe flat in de Hugo
de Grootstraat.

Het gezin Broer in de jaren 50. Ans, moeder Cornelia en Wijnand.
Bewoners van Vlamingsstraat 47.
Nu, 107 jaar nadat Clasina Hanemaaijer het ‘Burgerwoonhuis
met erf en plaatsje, gelegen aan de zuidzijde van de
Vlamingstraat nr. 47’ kocht, wordt het pand bewoond door
achterkleindochter Corrie den Hengst.
|

Fotograaf Peter Odijk woonde aan de
overkant.
Hij maakte in 1925 een foto vanuit zijn bovenhuis.
(Archief Delft)
|
Corrie den Hengst
Met dank aan Martien Kalkman, Kees van der Wiel en Aart
Struijk. |
|
>> Nadere informatie
over Vlamingstraat 47
>> Zie voor de achtergronden van
stadsboerderijen in Delft het artikel“Koeien melken aan de
gracht” |
Geplaatst: 16 maart 2014. / Laatste wijziging: 8
februari 2021 |
|
|
www.achterdegevelsvandelft.nl
- Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter:
twitter.com/AchterdgvDelft |