Voorstraat 36-40 | www.achterdegevelsvandelft.nl | |||
Van Vliegend Hert tot Gekroonde ‘P’, brouwerij van de rijkste man van Delft | NB: Klik op de afbeeeldingen voor een vergroting. | |||
Voorstraat
36-40 en de daarachter liggende percelen aan de Drie Akerstraat
behoorden tot de laatste in Delft nog functionerende brouwerij, de
Gekroonde ‘P’, van de familie Van Berckel. De
brouwerij sloot pas in 1922 definitief zijn deuren. De katholieke Van
Berckels behoorden in de 18e en 19e eeuw tot de rijkste en meest
invloedrijke families van Delft. Na 1922 bood de voormalige brouwerij onderdak aan achtereenvolgens orgelbouwer en pianohandel Hees & Co, de distilleerderij en drankengroothandel van de firma Hellebrekers en tenslotte de bakkerij Van den Berg (‘Kees bakt het zelf’). Omstreeks 2000 is het complex, na een
periode van leegstand en politiek touwtrekken verbouwd tot 20 woningen,
grotendeels met gebruikmaking van de oude bebouwing. Dat initiatief
kwam van de antikraakbewoners, Gertjan Doucet en Dennis van den Broek,
die daarmee sloopplannen wisten te verijdelen. Een deel van de
voormalige brouwerij is sinds 1960 eigendom van de aannemers Gebroeders
Mensert, die er onder meer het Mensert Gereedschap Museum hebben
gevestigd. Poort Vliegend
Hert |
|
|||
Na 1625 werd Pieter Adriaensz Croeser eigenaar van de brouwerij. Hij liet zich schilderen door Michiel van Mierevelt. | Het schilderij hangt in paleis Lanckoronski in Wenen. | Het wapen van de familie Croeser. | ||
Na
de brand In elk geval vanaf de stadsbrand van 1536 is het zeker dat op deze plek bier gebrouwen werd. In 1578 brouwde hier Jan Beukelsz. Hij huurde de brouwerij van Isaack Lambertsz. Jan was brouwer sinds 1559, maar brouwde toen waarschijnlijk nog niet in deze brouwerij, want in 1561 stond het bedrijf op naam van Gerrit Dircksz, en in 1543 stond hier de ‘huysinge mit die brouwerye’ van Cryntgen Dammasdochter. Toen in 1600 de belastinggaarder de haardsteden registreerde, droeg de brouwerij van Balbiaen geen naam, althans het register vermeldt hem niet. Als bij de dood van Balbiaen in 1610 de brouwerij flink onder de schulden gebukt blijkt te gaan, wordt hij openbaar verkocht onder de naam De Twee Truwelen. Koper werd Bruijn Harmensz Schinkel, die brouwerij, vermoedelijk mede om commerciële redenen, aan een nieuwe naam hielp. Hij noemde de brouwerij de ‘B’, ook wel ‘Gekroonde B’ (dus niet ‘P’). Onder die naam en eigenaar wordt de brouwerij tussen 1612 en 1625 in diverse notariële akten genoemd. Van
B naar P | ||||
Het gezin van brouwer Martinus van Berckel met zijn eerste vrouw Gijsberta van der Stoop, hun zoontje Bartholomeus en hun dochtertje Johanna. Op moeders schoot een overleden kind in het medaillon, geschilderd ca. 1732 door Thomas van der Wilt. | Portret van Bartholomeus van Berckel, schilder onbekend. | Martinus van Berckel (1700-1758), geschilderd door Harmannus Serin in 1741. | ||
Burgemeester Het ging Croeser niet alleen zakelijk, maar ook maatschappelijk voor de wind. In 1646 werd hij toegelaten tot het stadsbestuur en werd verschillende malen schepen en tenslotte in de jaren 1663 en 1664 ook burgemeester. Hij is een van de vele Delftenaren met geld die zich lieten portretteren door het atelier van Michiel van Mierevelt. Dat schilderij is inmiddels beland in het paleis Lanckoronski in Wenen. Na Croeser werd Pieter Isaacksz van Son de nieuwe brouwer. Diens schoonzoon verkocht de brouwerij, ‘geneamt de P’ in 1695 voor 23.000 gulden, inclusief “rosmolen, een paar steeken (waarschijnlijk maatstokken), groot en cleijn brouwgereetschap, tonnen, vaatwerk, sacken, vloten, ketels, gisterijen, handketels, volketels, haerden, stellingen, hollen (houten goten) en draagtonnen”. Bij de koop hoorden ook twee zwarte ruinpaarden, De Boer en Witvoet, een Barlijn (koetsje) en Chaise (open sjees). | ||||
Adrianus van Berkel (1751-1812), schilder onbekend | Hendrik van Berkel (1783-1862), geschilderd door Cornelis Cels in 1828. | Zeer oude, maar echte foto (daguerrotypie) van Hendrik van Berkel, de rijkste man van Delft. | ||
Vanaf
1700 de Van Berckels | ||||
Het Kadaster noteerde in 1832 deze omvang van het bezit. | Voorstraat 36 huidige situatie. | Voorstraat 38-40 huidige situatie. | ||
Muziekliefhebbers Bartholomeus stond ook bekend als een muziekliefhebber, die graag zijn partij meezong in het koor van de kerk. Hij kocht ook het resterende woonhuis van de vroegere brouwerij Het Paert op van de predikant Johannes Coster en nam het als eigen woonhuis in gebruik. Zijn zoon, Martinus (1700–1758), breidde het bedrijf onder meer uit met de branderij De Drie Sonnen op het Oosteinde (zie Oosteinde 139). Hij was daarmee een van de eerste brouwers die bier ook met het steviger vuurwater ging combineren. Hij hield van veel paarden en rijtuigen, en speelde viool. Hij had ook een arrenslee met vensters van Venetiaans glas. Inlijving van de buren Na de dood van Martinus nam zijn weduwe, Joanna Antonia Houwert, die met vier minderjarige kinderen achterbleef, het roer over. Zij was er verantwoordelijk voor dat in de tweede helft van de 18e eeuw de Gekroonde P uiteindelijk ook de naastgelegen mouterij, brouwerij en branderij Ooyevaar volledig inlijfde. Het bedrijf had al sinds de 17e eeuw als toeleveringsbedrijf voor de Gekroonde P gewerkt, maar tevens af en toe voor de andere buurman, brouwerij de Vis, op de hoek van de Vissteeg. In de loop van de 18e of begin 19e eeuw moet ook de voorgevel van Voorstraat 38 en 40 vrij grondig zijn verbouwd. Waarschijnlijk is toen ook onder in de gevel de poort aangebracht die inmiddels weer is dichtgemaakt. Huiskapel De oudste zoon van Martinus, Bartholomeus van Berckel, legde in 1733 als klein jongetje de eerste steen van de nieuwe Rooms Katholieke kerk achter het "Marktveld" en werd later priester bij de Jezuïeten. In het familiehuis op de Voorstraat had hij een huiskapel, waar zijn neefjes hem de mis dienden. Zijn halfbroer, Adrianus (1751-1812), nam de brouwerij voor zijn rekening en stortte zich daarnaast op de politiek. Als katholieke notabele werd hij na de Bataafse omwenteling van 1795 wethouder. Die functie zou de familie sindsdien meerdere generaties blijven vasthouden. Eerste katholieke burgemeester Vooral zijn zoon Hendrik (1783-1862) zou het op dat punt ver schoppen. Na zijn wethouderschap werd hij van 1840 tot 1848 de eerste katholieke burgermeester van Delft na de Reformatie. Destijds was dat een opmerkelijke uitverkiezing in deze Oranjestad. Als burgemeester heeft hij bovendien naam gemaakt. Zijn grootste wapenfeit was dat hij de Koninklijke Academie voor civiele ingenieurs (nu TU) naar Delft wist te krijgen. Later werd hij conservatief kamerlid en sleet uiteindelijk zijn laatste dagen als rentenier op een landgoed bij Arnhem. In 1862 werd hij begraven op het nieuwe Rooms Katholieke kerkhof in Delft, onder een groot monument in een kelder tegen de kapel. Rijkste man van Delft Behalve voor de politiek, had hij ook een groot oog voor zaken. Hij was in de eerste helft van de 19e eeuw onbetwist de rijkste man van Delft. Bij de eerste optekening van het kadaster in 1832 kwam hij ook alszodanig te voorschijn. De waarde van zijn bezit, als grondslag voor belastingheffing, werd op 7500 gulden getaxeerd. Het gemiddeld belastbaar inkomen per eigenaar was toen in Delft ruim 150 gulden. Zijn bezittingen bestonden niet alleen uit de genoemde brouwerijen en mouterijen en een azijnmakerij achter de voormalige Ooyevaar, maar ook een groot aantal pakhuizen en vrijwel alle woonhuizen op de Verwersdijk achter de brouwerij. Daar lagen ook een eigen kuiperij en een stal en koetshuis. Ook de restanten van de voormalige brouwerij de Vis, in de Vissteeg, was nu een mouterij geworden van de Van Berckels. Aan de overzijde van de Vissteeg lag een rozijnazijnmakerij. Verder had hij twee branderijen in Delft, De Tweelingen aan het Noordeinde naast de Lutherse Kerk met pakhuizen daarachter, en brouwerij De Papegaai, aan de zuidzijde van Oude Delft/Westvest met daar vlakbij een moutmolen op de Vest bij de Kethelpoort. De branderij op het Oosteinde was in de 18e eeuw al weer van de hand gedaan. Rococo betimmering en goudleer behang Het huis ‘met de hoge stoep’ aan de Voorstraat heeft de familie bewoond tot 1840. Van de inrichting is de volgende beschrijving te vinden in de familiepapieren: "Het huis was in Empire-stijl ingericht. De zaal, eertijds het schilderkabinet en bibliotheek van Martinus, had een blauw zijden behang met gouden sterren, herinnerend aan het familiewapen; langs het plafond een fries van griffioenen, spiegels met trumeaux tussen de ramen en een deel der familieportretten aan de muren. Daar werden soupers, danspartijen en muziekavonden gehouden. Maar het dagelijks leven speelde zich af op de beneden verdieping. Er was een grote achterkamer, laag van verdieping, onveranderd gelaten in Louis XV stijl met Rococo betimmering, schouw en goud lederen behang. En in de zogenaamde Derde Kamer dronken de ouders thee met de oudste kinderen Henri en Maria, die spelletjes zaten te doen en toch stil moesten zijn, omdat Pappa zat te schrijven. De tuin om het huis werd aangelegd door Zocher, de bekende tuinarchitect, in het Engelse genre van die tijd"... Vondeling op de stoep Op 3 januari 1817 om 5 uur ’s avonds trof de 73-jarige tonnenboetster Johanna Don komend uit haar werk bij de ingang van brouwerij een baby, gerold in een stuk oud tapijt. Het kind droeg een mopmutsje, een gebreid borstrokje en rood katoenen jurkje. Het pakketje was voorzien van een briefje: “Mijn verzoek is deze brief aan de weledele Heeren te overhandigen”. Hetgeen geschiedde. Het bleek een jongetje van ongeveer een maand oud. Het kreeg de naam Johannes Voorstad en werd ondergebracht in het Rooms-Katholieke weeshuis aan de Oude Langendijk, waar Van Berckel uiteraard regent was. Toen hij als 18-jarige gekeurd werd voor militaire dienst, was hij als smidsleerling in de leer. Later wa hij opperman en tenslotte het grootste deel van zijn leven brandersknecht. Of dat ook bij een bedrijf van Van Berckel was staat in de sterren geschreven. Hij trouwde met een pijpenmaakster uit Gouda en later als weduwnaar met een dochter van een asvaarder. In 1894 overleed hij op 76-jarige leeftijd op de Molslaan. Nieuw
huis en buitenplaats Zes
schepen De volgende brouwer Van Berckel, Augustinus (1820 –1890), werd eveneens wethouder van Delft. Ook hij woonde in het grote huis aan de Oude Delft aan de voorzijde van De Papegaai. Het oude woonhuis van de familie op de hoek van de Drie Akerstraat liet hij ten behoeve van het bedrijf verbouwen, waarmee het er waarschijnlijk niet fraaier op werd. In zijn tijd begon de firma voor het eerst ‘lager’-bier te brouwen, dat veel beter houdbaar was. Daarvoor moesten grote bierkelders worden aangelegd, en een brouwtoren. Het betekende aanzienlijke ingrepen op het bedrijfsterrein. Het toen opgerichte bedrijfsgebouw met een imponerende gewelvenconstructie staat nu nog aan de Drie Akerstraat. De eerste steen daarvoor werd in 1882 gelegd door mej. Th. van Berckel. Van het gebouw zijn nog bouwtekeningen uit 1892, toen de firma toestemming kreeg om op de bestaande 'leg en gistkelder' van de bierbrouwerij 'de Gekroonde P' een verdieping te metselen die gedragen wordt door gietijzeren kolommen. De P liep overigens niet voorop met die overstap naar het moderne ‘lager’-bier. De latere Heinekenbrouwerijen in Amsterdam kwamen daarmee al twintig jaar eerder op de markt. De laatste bierbrouwer en wethouder van de familie Cornelis Josephus van Berckel (1861–1943) richtte in 1897 samen met zijn moeder en vier andere aangetrouwde familieleden een vennootschap op voor de bierbrouwerij en ijsfabriek 'de Gekroonde P'. De vennootschap hield stand tot aan het eind van de Eerste Wereldoorlog, waarna de familie de brouwerij en bijbehorende gebouwen verkocht. Daarop veranderde de brouwerij in korte tijd nog enkele malen van eigenaar, maar in 1922 was het definitief gedaan met het bedrijf. Orgelbouw,
huishoudschool en koekfabriek Gereedschap
museum | ||||
Kees
van der Wiel Met dank aan George Buzing | ||||
Nadere informatie over Voorstraat 36-40 | ||||
Geplaatst: 2008 / Laatste wijziging: 15 mei 2024 | ||||
www.achterdegevelsvandelft.nl - Facebook: www.facebook.com/AchterdegevelsvanDelft - Twitter: twitter.com/AchterdgvDelft |